Overslaan en naar de inhoud gaan

Zoek naar woorden in 12 partijprogramma's

Geef een of meerdere woorden
Selecteer een van de filters en klik op 'Toepassen' om het resultaat te zien

Kiezen voor wat écht telt

Verkiezingsprogramma 2021-2025

Kiezen voor wat écht telt

Meestal is het lastig om tijdens een crisis vooruit te kijken. De mist van de dag vertroebelt het zicht op morgen. Maar vandaag, midden in een pandemie, geldt het omgekeerde. Al weten we niet wat de toekomst precies brengt, niet eerder zagen we zo helder wat er schort aan de richting die onze samenleving opgaat. Niet eerder wisten we zo zeker dat het anders moet.

Onze samenleving is stilgezet en in die stilte troffen we een prachtig land aan. Van mensen die hun mouwen opstropen en elkaar helpen met een doos boodschappen, visite aan het raam of een kaartje. Maar we realiseerden ons ook hoezeer ons land normaal gesproken speelbal is van wat er niet toe doet. Van de jacht naar groei en winst. Van het dikke ik en de dunne moraal. En we zagen hoe snel dat ons ook weer in z’n greep kreeg. De ChristenUnie gelooft dat onze samenleving anders is bedoeld. We zijn gemaakt voor geloof, hoop en liefde. Geschapen om naar elkaar en Gods schepping om te zien. We willen daarom een samenleving met meer aandacht voor elkaar en voor wat écht telt.

Om die verandering te bereiken, moeten de wissels om. Andere dingen moeten in onze samenleving belangrijk worden gemaakt. Een politiek die vaker kiest voor vertrouwen, in plaats van wantrouwen. Voor zorgzaamheid, in plaats van ieder voor zich. Voor gedeelde waarden, in plaats van morele onverschilligheid. Voor een schone en groene toekomst van onze planeet, in plaats van economische groei ten koste van alles. Voor de bloei van werknemers, in plaats van het sprinkhaankapitalisme van private equity en hedgefondsen. Voor het beschermen van de publieke zaak, in plaats van altijd maar de markt. De ChristenUnie is ervan overtuigd dat Nederland van dat soort keuzes nog mooier wordt. Verandering begint niet op het Binnenhof, maar bij gemeenschappen van betrokken mensen. Wij willen daarom een overheid die bondgenoot is van families, gezinnen, straten, buurten, kerken, ondernemingen en verenigingen. Dat zijn de plekken waar mensen naar elkaar omzien en voor elkaar zorgen.

We hebben in ons land veel om dankbaar voor te zijn, maar we zien ook dat onze samenleving gevoeliger wordt voor polarisatie en voor het complotdenken van de profeten van het populisme. We lijden aan morele heimwee en raken soms verdwaald in onze zoektocht naar nieuw houvast. Daar hoeven we het niet bij te laten zitten. De ChristenUnie wil dat liefde, genade en zachtmoedigheid een belangrijke plaats houden in onze samenleving. Samen kunnen we opstaan tegen het verharden van omgangsvormen en het gif van wantrouwen en onwaarheid. Om een nieuwe weg te vinden in ons samenleven en om de groeiende kloven te overbruggen, willen we dat de politiek afrekent met de gedachte dat we een verzameling losstaande individuen zijn – of armoediger nog: consumenten. We zijn burgers van een democratische rechtsstaat. Een land van gedeelde waarden. We hebben de vrijheid om ons in eigen gemeenschappen te organiseren, maar voelen ook een verantwoordelijkheid voor de samenleving ‘tussen de tenten.’ Net als Max Daniel, die bij de politie strijdt tegen drugscriminaliteit, om te voorkomen dat jongeren verslaafd raken. Of als Cali Kadionda, die als ex-vluchteling graag anderen in Nederland wil helpen, zoals hij zelf ook geholpen is. Of Heidi van der Kruijff, die als schoolleider iedere dag invulling geeft aan de vrijheid van onderwijs.

Ieder mens telt. Juist daarom maken we ons er zorgen over dat relatief veel mensen in de knel raken. Onze samenleving bevindt zich in een vreemde geluksparadox. Nederland hoort bij de meest gelukkige en welvarende landen ter wereld en tegelijk zijn er ook veel mensen met wie het helemaal niet goed gaat. We scoren hoog qua psychische problemen en verslavingen. Nog steeds groeien veel teveel kinderen op in armoede en problematische schulden. Voor jongeren is het ondanks alle welvaart in ons land steeds moeilijker geworden om hun studie te bekostigen, een woning te vinden, een vaste baan te krijgen of een gezin te starten. Op de arbeidsmarkt is voor steeds meer mensen de enige zekerheid de ‘flexibiliteit’ van hun baan. Voor onze materiële welvaart lijken we een immateriële prijs te betalen. Meer spullen, maar minder tijd en aandacht voor elkaar.

Wij willen juist een zorgzame samenleving. Gelukkig bestaat er in Nederland nog steeds grote bereidheid tot mantelzorg en vrijwilligerswerk. We willen voorkomen dat het omzien naar mensen die zorg en aandacht nodig hebben steeds meer onder druk komt te staan door grote banen en zware financiële verplichtingen. Dat is niet ons idee van ‘het goede leven’. Daarom willen we een economie die mensen doet bloeien, en niet andersom. Daarom willen we een grote belastinghervorming die de samenleving centraal zet, in plaats van groei. Daarom is ruimte nodig voor mensen die het anders willen doen. Voor verpleegkundige Diana Bouwmeester, die iedere dag met veel liefde zorgt voor dementerende ouderen in de laatste fase van hun leven. Voor IJsbrand en Caroline Snoeij, die op hun zorgboerderij aan kwetsbare jongeren een warme en veilige plek geven. Voor Marion van Bruggen, die met haar vrijwilligersnetwerk in Dordrecht strijdt tegen eenzaamheid. Voor Risco Balkenende, die als werkgever mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans geeft. Het zijn stuk voor stuk mensen die laten zien dat onze samenleving en economie pas echt succesvol zijn als ook kwetsbaarheid en zorgzaamheid daarin een plaats hebben.

Nadenken over de toekomst van ons land, kan niet zonder een andere omgang met Gods schepping. Onze tomeloze productie- en consumptiedrang trekt een catastrofale wissel op de aarde. De rijkdom aan vruchtbare grond, planten, dieren en drinkwater neemt af. Het klimaat verandert. Nederlanders verbruiken 3,5 keer meer van de grondstoffen van de aarde dan waar zij bij een eerlijke verdeling recht op zouden hebben. Voor onze consumptiemaatschappij is per Nederlander 1,8 fte arbeid in niet-Westerse landen nodig, vaak tegen lage lonen en onder erbarmelijke condities. Dit is niet vol te houden. Gelukkig kunnen onze economie en samenleving ook anders als we daarvoor kiezen. Zoals IJmert Muilwijk iedere dag doet, met zijn bedrijf dat woningen duurzaam en groen helpt te maken. Of Tonnie Rozenkamp, die voor zijn werkgever werkt aan lokaal geproduceerde en duurzame kringloop-matrassen. We willen ondernemers zoals hen de wind in de rug geven. Voor een groene en schone aarde. Duurzamer en rechtvaardiger. Een nieuwe balans, waarin we onze ecologische systemen beschermen en sociale ondergrenzen bewaken, zodat we met alle volkeren op aarde duurzaam in vrede kunnen samenleven. Als onze economie straks zoekt naar herstel van de gevolgen van de pandemie hebben we een unieke kans om bij de wederopbouw de les van de olijfboom ter harte nemen. We planten niet alleen voor onszelf, maar juist ook zodat de generaties na ons er de vruchten van kunnen plukken.

Hoop is licht dat vanuit de toekomst op het heden valt, schreef priester Tomáš Halík eens. Zo zien wij de opdracht van de christelijk-sociale politiek: we plaatsen onze samenleving, de economie en de schepping in het licht van het hoopvolle toekomstperspectief van de vrede en het recht van Gods Koninkrijk. We laten met concrete voorstellen zien hoe de overheid daaraan dienstbaar kan zijn. Vandaar dit verkiezingsprogramma. Wij geloven dat verandering mogelijk is, met realistische en doordachte stappen. Met onze keuzes bevinden we ons in het goede gezelschap van heel veel betrokken en bevlogen Nederlanders. Mensen die zich inzetten bij de voedselbank, die hun kinderen liefdevol opvoeden, vrijwilliger zijn bij een inloophuis voor prostituees, een buurtborrel organiseren of duurzamer gaan leven. Het zijn de mensen die ons land van zijn beste kant laten zien. Ieder keer dat zij een helpende hand naar iemand uitsteken, komt de samenleving waarop wij hopen dichterbij. Hun kant willen wij kiezen. Voor een samenleving van aandacht. Aandacht voor wat echt telt.

Onze 20 hoopvolle keuzes voor wat écht telt

  • 1. We verlangen naar een samenleving waarin we aandacht hebben voor elkaar en voor Gods schepping. We staan voor een overheid die een bondgenoot van burgers is en kiest voor wat écht telt.
  • 2. We zien Nederland als een land van gedeelde waarden. Met ruimte om van elkaar te verschillen, maar ook een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid voor onze democratie en rechtsstaat. We staan pal voor (geestelijke) vrijheden, zoals vrijheid van godsdienst en onderwijs.
  • 3. We willen dat er meer ruimte komt om naar elkaar om te zien. Niet altijd werk, werk, werk, maar ook tijd voor het gezins- en familieleven, vrijwilligerswerk en mantelzorg.
  • 4. We vertrouwen op de veerkracht van de samenleving en versterken initiatieven van onderop. Zorgzame dorpen, stadsdelen, buurten en burgercoöperaties krijgen alle ruimte en steun van de overheid om onderling te zorgen voor goede zorg, duurzame energie of het openhouden van een buurthuis.
  • 5. We willen de zorg dichterbij in de regio organiseren, zodat zorgverleners elkaar kennen, beter samenwerken en patiënten meer invloed hebben. We willen goede, zinvolle zorg en meer geld naar preventie. Met oog voor de grenzen aan de maakbaarheid van ons leven.
  • 6. We staan pal voor de beschermwaardigheid van het leven, van het begin tot het einde. We zorgen ervoor dat mensen waardig ouder kunnen worden en komen op voor ongeboren leven, met betere hulp en begeleiding.
  • 7. We werken aan onderwijs dat gaven en talenten tot bloei brengt. We willen minder prestatiedruk op jongeren, daarom schaffen we het leenstelsel af. Goed onderwijs, meer zeggenschap en waardering voor leraren en ruimte voor ouders om een school te kiezen die past bij hun levensovertuiging.
  • 8. We strijden voor gerechtigheid voor mensen in een kwetsbare positie, omdat ieder mens waardevol is en geschapen naar Gods beeld. Dat betekent bijvoorbeeld dat we niet wegkijken bij het grote onrecht van mensenhandel in de prostitutie. En dat we opkomen voor een drugsvrije samenleving, waarin levens van jonge mensen niet meer worden verwoest door de drugsmaffia.
  • 9. We willen een rechtvaardiger migratiebeleid, met meer grip. Waarin we ruimhartig kwetsbare vluchtelingen opvangen en een einde maken aan inhumane omstandigheden zoals op Lesbos. Strenger omgaan met arbeidsmigratie en het onrecht dat daarmee samenhangt. En betere integratie door kleinschalige lokale opvang, in plaats van grote asielzoekerscentra.
  • 10. We kiezen voor een economie waarin niet maximale groei, maar de bloei van mensen en de samenleving centraal staat. Met ruimte voor (familie)bedrijven om duurzaam te ondernemen en een arbeidsmarkt met minder verschillen en meer zekerheid.
  • 11. We willen dat de overheid oog heeft voor alle windstreken en regio’s van ons land. Met forse investeringen in betere regionale infrastructuur en regiodeals die onze gemeenschappen versterken.
  • 12. We willen armoede in ons land bestrijden. Met een hoger minimumloon, hogere bijstand, zo snel mogelijk een woning bij dakloosheid en een offensief tegen de schuldenindustrie.
  • 13. We stellen een grote wijziging van het belastingstelsel voor. We willen een rechtvaardig, begrijpelijk, groen en vriendelijk stelsel voor gezinnen én alleenstaanden, waarbij werken loont. Zonder toeslagen en in plaats daarvan een eenvoudige basiskorting, die per maand wordt uitgekeerd.
  • 14. Wij knokken voor de kansen van starters en jonge gezinnen op de woningmarkt. En ook voor meer woningen waarin mensen waardig ouder kunnen worden. Voor een gezonde woningmarkt, waarbij onrechtvaardige verschillen tussen kopers en huurders verdwijnen en iedereen een betaalbaar en duurzaam huis kan vinden.
  • 15. We willen dat beter wordt nagedacht over hoe we ons prachtige land inrichten. De landelijke overheid moet weer richtinggevende keuzes maken over de plek van woningen, landbouw, natuur, vervoer en energie.
  • 16. We gaan voor een circulaire economie en een maatschappij zonder afval. Stoppen met de wegwerp-economie en meer repareren.
  • 17. We willen grote stappen zetten richting een klimaatneutrale samenleving, en echt verantwoordelijkheid nemen voor Gods schepping. Dat betekent: mensen helpen hun huizen te verduurzamen, minder vervuilende industrie, meer elektrische auto’s, betere treinverbindingen, minder vliegen en veel meer duurzame energie.
  • 18. We kiezen voor kringlooplandbouw en meer ruimte voor de natuur in ons land. We leggen veel meer bos aan en zorgen dat boeren een eerlijke en duurzame boterham kunnen verdienen.
  • 19. We willen meer samenwerking in Europa rond migratie, klimaat, belastingontwijking, en buitenlands beleid. We willen een Europa dat zich aan gemaakte afspraken houdt, maar ook meer nationale zeggenschap over Europese besluiten.
  • 20. We komen op voor vrede en recht in de wereld. Door het bestrijden van armoede via ontwikkelingssamenwerking en door werk te maken van eerlijke handel. En we komen op voor godsdienstvrijheid, altijd en overal.

1. Land van gedeelde waarden

We zijn in ons land gezegend met de vrijheid om samen te geloven, om hartgrondig van mening te verschillen, om met protestborden te demonstreren en om in het stemhokje ons hart te volgen. We beseffen soms te weinig hoe uitzonderlijk dat is in de wereld. We leven in een sterke democratische rechtsstaat en in een betrokken samenleving. Toch voelt onze manier van samenleven soms kwetsbaar. We kunnen het ook kwijtraken. We lijken steeds vaker tegenover elkaar te staan. Er lopen diepe scheidslijnen door onze samenleving, die we maar moeilijk kunnen overbruggen. Er is strijd over wie we zijn als land, over onze gedeelde waarden en cultuur, en over wie daarvan eigenaar is. Mensen voelen zich soms niet meer thuis.

Onze tijd heeft vredestichters nodig: mensen die hun mouwen oprollen en bijdragen aan onze samenleving. Daar begint het. Zoals Jezus tegenstellingen wist te overbruggen, zo willen wij dat voorbeeld navolgen. We vinden dat ook de overheid dienstbaar moet zijn aan de zoektocht naar vrede en gerechtigheid. Dat vraagt een sterke overheid, die de publieke zaak beschermt, maar ook in staat is een stapje terug te doen en ruimte te laten voor de samenleving. Een overheid die pal staat voor onze democratie en rechtsstaat en de onderliggende, door het christendom gestempelde waarden. Want zonder onze democratische rechtsstaat en onze gedeelde waarden vallen we als gemeenschap ten prooi aan onvrijheid, willekeur en haat. Onze samenleving houdt de keuze in dat we elke dag met aandacht en respect voor elkaar leven. En zoeken naar gedeelde waarden.

Nederland is ons gezamenlijke huis waar we samen voor moeten zorgen. De ChristenUnie wil daarom met nieuwe politieke keuzes investeren in onze democratie en rechtsstaat. Door de waarden waarop onze samenleving is gebouwd te blijven benoemen en onderhouden, ook in onze wetten. Door de belangrijke instituties van onze samenleving te onderhouden en te stutten en te investeren in onze democratie, rechtsstaat, grondwettelijke traditie en in burgerschap. Door onze fundamentele vrijheden te blijven verdedigen, zoals de vrijheid van godsdienst, onderwijs, vereniging en meningsuiting, en door een dictatuur van de meerderheid te voorkomen. Door onze gemeenschap te blijven openstellen voor mensen van buiten en ruimhartig gastvrij te zijn voor kwetsbare vluchtelingen. Door recht te doen aan ieder mens en vrede te zoeken voor ons allen.

1.1 Vrede zoeken voor Nederland

Vrede begint als mensen elkaar in de ogen kijken, elkaar erkennen en over verschillen praten. Niet door te polariseren, maar door verbinding te zoeken. Dat is ook het kernprincipe waarop onze democratische rechtsstaat is gebouwd. We kunnen alleen vredig samenleven als we – ondanks alle verschillen – onze basiswaarden op handen én in onze harten dragen.

De Grondwet brengt Nederland samen

De basis van onze samenleving is de democratische rechtsstaat, gefundeerd op de in het christendom gewortelde basiswaarden als menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, naastenliefde en ruimte voor verschil. En ondanks de duidelijk herkomst van deze waarden, hebben we er weinig van begrepen als we onze samenleving daarmee exclusief maken. Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt en wat je ook gelooft, we vragen iedereen om zich vanuit eigen geloof en overtuiging te verbinden aan de kern van ons gezamenlijke leven in Nederland: de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de instituties die de rechtsstaat bewaken en beschermen. We willen dat onze Grondwet daarvan een belangrijk symbool wordt.

  • Onze waarden in de Grondwet. Er komt een preambule bij de Grondwet, waarin in ieder geval de belangrijkste waarden van de Nederlandse samenleving worden vastgelegd. Daarbij wordt ook de vastberadenheid van Nederland beschreven om menselijke waardigheid nationaal en internationaal te bevorderen.
  • Verdedig onze (geestelijke) vrijheden. De vrijheid van godsdienst, vereniging, onderwijs en meningsuiting zijn belangrijke pijlers van de manier waarop we samenleven en mogen niet worden aangetast. Deze vrijheden gelden voor iedereen, juist ook voor minderheden. De gedachte dat vrijheid alleen geldt als je dingen doet of zegt die passen bij de seculier-liberale opvattingen van de meerderheid vormt een bedreiging voor de Nederlandse traditie van openheid, vrijheid en tolerantie.
  • Huis van de Democratische Rechtsstaat. We missen een centrale plek waar het geboorteverhaal van ons land wordt verteld en gedeeld. Daarom komt er een Huis van de Democratische Rechtsstaat, bijvoorbeeld ingebed in een bestaand museum. Daar klinken de verhalen over de Unie van Utrecht, de Acte van Verlatinghe, van de geboortepapieren van de Nederlandse staat en vieren we het ontstaan van de kostbare rechten en vrijheden die we nu koesteren als de kern van onze democratische rechtsstaat.
  • Feestelijke start bij eerste keer stemmen. Stemmen is een (voor)recht, voortkomend uit grondwettelijke vrijheden. Gemeenten maken van de eerste keer stemmen daarom een feestelijk moment.
  • Recht op leven vastleggen. Het menselijk leven verdient volledige rechtsbescherming, vanaf de bevruchting tot aan de dood. We leggen dit recht op leven vast in de Grondwet.
  • Handicap en geaardheid in artikel 1. Je mag in ons land niet gediscrimineerd worden om wie je bent. Artikel 1 wordt daarom uitgebreid, zodat ook expliciet wordt benoemd dat je mensen niet mag discrimineren vanwege hun beperking of seksuele geaardheid.
  • Betere democratische borging van doorwerking internationale verdragen. Nederland moet invulling blijven geven aan het bevorderen van de internationale rechtsorde, maar de doorwerking van bepalingen uit internationale verdragen moet beter democratisch geborgd worden. Art. 93 van de Grondwet wordt daarom aangepast. Er komt een grondwettelijke en gewoon-wettelijke catalogus van verdragsbepalingen waarop bij de rechter een rechtstreeks beroep gedaan kan worden. Het parlement kan voortaan bij de ratificatie van verdragen, op voordracht van de regering, beslissen welke bepalingen daarin terechtkomen. Net als in andere Europese landen gebruikelijk is, wordt de Grondwet het hoogste recht.
  • Constitutioneel Hof. Rechters mogen wetten nu niet aan de grondwet toetsen. Dat verbod op constitutionele toetsing wordt afgeschaft. Nieuwe interpretaties van de betekenis van de grondwet zijn daarbij wel voorbehouden aan een in te stellen Constitutioneel Hof, dat zich op verzoek van de rechter over nieuwe rechtsvragen kan uitspreken en wetgeving ongrondwettelijk kan verklaren. Ook het parlement kan rechtsvragen aan dit Constitutioneel Hof stellen.
  • Meer maatschappelijke diensttijd. Het moet de gewoonte worden dat iedere Nederlander een korte periode van zijn leven in dienst stelt van de gemeenschap. De succesvolle vrijwillige maatschappelijke diensttijd wordt voortgezet en verder uitgebouwd.
  • Geloofsvrijheid voor iedereen. Alle mensen hebben het recht om in vrijheid hun geloof en overtuiging te delen, met elkaar, met hun kinderen en in de samenleving. Iedereen heeft ook het recht om van geloof te veranderen. Eeuwenlange geloofstradities verdienen bescherming, zoals bijvoorbeeld de rituele slacht. De overheid mag wel regels stellen, bijvoorbeeld om het welzijn van dieren zo goed mogelijk te borgen.
  • Erken rol kerken. De overheid erkent de bijzondere positie en beschermwaardigheid van kerkgenootschappen, waaronder in de wet alle geloofsgemeenschappen worden verstaan. De overheid voert regelmatig overleg met de gezamenlijke
  • Nederlands, Fries en Gebarentaal in de grondwet. De Nederlandse en Friese taal, evenals de Nederlandse Gebarentaal, worden grondwettelijk verankerd. Op gelijke wijze wordt in het Caribisch deel van Nederland recht gedaan aan de overige talen in het Koninkrijk; Papiaments en Engels.
  • Aandacht voor slavernij. Ook de schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis moeten worden erkend en een zichtbare plek in onze samenleving krijgen. Excuses voor de geschiedenis van slavernij in Nederland zijn een eerste stap bij de heling van maatschappelijke wonden; onze samenleving moet het gesprek over het slavernijverleden en de gevolgen voor huidige generaties blijven voeren.
  • Discriminatie door de overheid voorkomen. De overheid en haar uitvoeringsdiensten doen inspanningen om discriminatie op grond van afkomst en institutioneel racisme te voorkomen. Er komt een monitor, een protocol en tevens opleiding voor medewerkers. Bestaande wetgeving wordt onderzocht op discriminerende effecten en aangepast, nieuwe wetgeving wordt getoetst.
  •  

Gezonde democratie en meer zeggenschap

Onze democratie wordt niet gedragen door regels, maar door mensen. Een gezonde democratie vraagt een sterke samenleving van burgers die zich verantwoordelijk weten voor de gemeenschap als geheel, en vraagt om politici die dienstbaar zijn aan de samenleving. Kleine verbeteringen van ons parlementaire bestel zijn denkbaar, maar brengen op zichzelf geen verandering. Het is vooral belangrijk dat mensen meer zeggenschap krijgen over hun eigen omgeving en ruimte krijgen voor eigen initiatieven. Daarom geen proefballonnetjes voor democratische vernieuwing. Het gaat erom dat mensen echt betrokken raken op de democratie, door ruimte te bieden voor hun inbreng en inzet voor de samenleving. Dit vraagt om een geheel andere houding en rol van de overheid. Het gaat om wederkerigheid en het is niet alleen de burger die participeert. Het gaat erom dat de overheid naast het ruimte geven aan initiatieven ook faciliteert, verbindt en participeert. Dat vraagt investeringen in de democratische cultuur en in het versterken van democratische vaardigheden binnen en buiten het onderwijs. Het vraagt ook inzet van politieke partijen om herkenbare volksvertegenwoordigers te kandideren en het gesprek over de toekomst van onze samenleving op gang te houden.

  • De participerende overheid. De ChristenUnie wil een cultuuromslag in de overheid zodat niet de burger participeert bij overheidsprocessen, maar de overheid bij initiatieven in de samenleving. Juist dan participeert de overheid bij wat echt telt.
  • Burgerschapsverlof. Burgers die ons land dienen in een medezeggenschapsraad, als volksvertegenwoordiger of als lekenrechter in een vredesrechtbank krijgen recht op burgerschapsverlof. Zo heeft iedereen dezelfde kans om mee te doen in onze democratie.
  • De vertrouwensregel. Voor organisaties en instellingen die door de overheid worden gereguleerd zou de vertrouwensregel moeten gelden: een minder streng regime van regels en voorschriften bijvoorbeeld bij het aanvragen of verantwoorden van een subsidie, als een organisatie of instelling heeft bewezen goed te presteren, zich aan de afspraken te houden en integer en professioneel te handelen bij het uitvoeren van taken.
  • Uitdaagrecht. Er komt een breed en wettelijk geborgd uitdaagrecht van burgers richting de overheid. Burgers kunnen gemeenten, provincies en waterschappen uitdagen door met een alternatief voorstel te komen voor de invulling van bepaalde publieke taken en het bijbehorende budget. De gemeente, provincie of het waterschap moet dit voorstel overnemen of beargumenteerd en in overleg met de gemeenteraad, respectievelijk provinciale staten of algemeen bestuur verwerpen. Ook wordt onderzocht of binnen zorginstellingen, scholen en andere met overheidsgeld gefinancierde organisaties een dergelijk uitdaagrecht geïntroduceerd kan worden.
  • Recht op overname. Er komt naast het uitdaagrecht ook een wettelijk recht op overname. Bezittingen van bijzonder publiek belang, zoals een buurthuis of een speelveldje, mogen niet worden verkocht of gesloten voordat lokale gemeenschappen, buurten en verenigingen in de gelegenheid zijn gesteld om het gebouw of speelveldje en de bijbehorende maatschappelijke functie over te nemen.
  • Maatschappelijke coöperatie als aparte rechtsvorm. Steeds meer mensen nemen eigen initiatieven door zich te verenigen in een coöperatie, bijvoorbeeld om samen energie op te wekken. Om die initiatieven beter te kunnen steunen en uit te zonderen van regels voor commerciële initiatieven, wordt voor coöperaties die een maatschappelijk doel dienen en geen winstoogmerk hebben een verbijzondering van de bestaande coöperatieve rechtsvorm geïntroduceerd, zoals dat op initiatief van de ChristenUnie nu ook met de maatschappelijke besloten vennootschap (BV-m) gebeurt.
  • Referendum als noodrem. Het is goed als kiezers in een uiterst geval aan de noodrem kunnen trekken over wetten die door het parlement zijn aangenomen. Dat komt het vertrouwen in de parlementaire democratie ten goede. Er komt een bindend, correctief referendum met een uitkomstdrempel in lijn met adviezen van de Raad van State: de uitslag is alleen geldig als de winnende meerderheid tenminste de helft van de kiesgerechtigden omvat bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen.
  • Invoering generatietoets. We voeren een generatietoets in waarmee bij overheidsbeleid steevast wordt onderzocht hoe dit uitpakt voor verschillende generaties. Zo waarborgen we generatiebestendig beleid.
  • Evenredig kiesstelsel. Vernieuwing van het kiesstelsel is niet noodzakelijk en mag nooit de evenredige vertegenwoordiging aantasten. Om die evenredige vertegenwoordiging verder te versterken gaat de restzetelverdeling via de grootste overschotten van stemmen. Daarbij handhaven wij het principe dat een partij pas in aanmerking komt voor een zetel in de Tweede Kamer wanneer deze de kiesdeler reeds heeft behaald.
  • Balans in ons tweekamerstelsel. Ons tweekamerstelsel functioneert nu goed. De Eerste Kamer krijgt daarom geen beperkt terugzendrecht, zoals in het voorstel van de staatscommissie parlementair stelsel.
  • Kamer niet meer ontbinden. De Tweede Kamer wordt niet langer automatisch ontbonden als een regering valt. Het mandaat van de kiezers geldt voor vier jaar en daarbinnen moeten politieke afspraken gemaakt worden over het bestuur van ons land.
  • Geen gekozen premier. Niet personen, maar ideeën moeten leidend zijn bij een formatie. Er komt geen gekozen formateur en geen gekozen premier. Het democratische primaat moet bij de Tweede Kamer blijven liggen. We blijven ook tegen een gekozen burgemeester.
  • Betere ondersteuning Kamerleden. Voor een gezonde representatieve democratie is het essentieel dat parlementariërs in staat zijn de overheid scherp op de inhoud te controleren. Daarvoor moeten zij over voldoende medewerkers kunnen beschikken. De recent beschikbaar gestelde gelden worden daarom gecontinueerd, ook wat betreft de bijdrage voor politieke partijen.
  • Transparanter over campagnes. Partijen worden aan strengere regels gebonden omtrent openbaarheid en transparantie over de middelen en financiering die worden ingezet voor (digitale) campagnes. Inmenging van buitenlandse mogendheden en financieel invloedrijke internationale organisaties wordt krachtig geweerd uit partijen en uit het verkiezingsproces. Daarop wordt onafhankelijk toezicht gehouden.
  • Lokale partijen beter ondersteunen. De financiering en integriteit van decentrale en lokale politieke partijen wordt beter gereguleerd. Iedere partij moet voldoen aan regels over sponsoring en donaties. Er komt een regeling voor vaste financiering. Dat versterkt onze democratie en voorkomt integriteitsproblemen.
  • Controle op veiligheidsregio’s en andere gemeenschappelijke regelingen. Het ‘Huis van Thorbecke’, de basis voor de bestuurlijke inrichting van Nederland, moet helder georganiseerd blijven: Rijk, provincies en gemeenten. De democratische controle op gemeenschappelijke regelingen, zoals veiligheidsregio’s, metropoolregio’s en Regionale Energie Strategie regio’s (RES-regio’s), wordt verbeterd. Samenwerking is goed, maar meer transparantie en daadwerkelijke democratische controle zijn noodzakelijke voorwaarden.
  • Leve de constitutionele monarchie. De constitutionele monarchie is de Nederlandse staatsvorm. Nederland is vanaf zijn ontstaan verbonden met het huis van Oranje. De Koning is ons staatshoofd; symbool van nationale eenheid en continuïteit en draagt daarmee bij aan de stabiliteit van het landsbestuur.
  • Versterk jongerenparticipatie. Jongeren dienen aan de voorkant van beleidsprocessen plaats te hebben aan tafel en moeten de weg naar maatschappelijke participatie makkelijk kunnen vinden. We nemen daarom drempels voor jongerenparticipatie weg. We maken geld vrij voor maatschappelijke jongereninitiatieven op lokaal niveau, stimuleren toegankelijke gemeenteloketten waar jongeren verder geholpen kunnen worden met ideeën voor maatschappelijk initiatief, verbeteren de financiering voor jongerenorganisaties en zoeken naar nieuwe manieren om jongeren op een niet-stemgerechtigde leeftijd toch actief deel te laten nemen aan onze democratie.
Onafhankelijke journalistiek en media

Onafhankelijke journalisten en media zijn de waakhonden van onze samenleving. Hun functie is van vitaal belang voor een open samenleving en het goed functioneren van onze democratische rechtsstaat. Ons veranderende kijk- en luistergedrag zet de traditionele verdienmodellen van journalisten en media onder druk. Het gevaar is dat de onafhankelijkheid van media wordt uitgehold en dat desinformatie en fake news toenemen. Dit onderstreept het belang van een sterke, onafhankelijke en pluriforme publieke omroep en van gerichte investeringen in onafhankelijke onderzoeksjournalistiek. Ook draagt de pluriformiteit van de Nederlandse Publieke Omroep bij aan het leren kennen van verschillende groepen en opvattingen in de samenleving. Dat maakt het Nederlandse bestel uniek in de wereld. De ChristenUnie vindt dat ledenomroepen de kern van het publieke omroepbestel zijn en moeten blijven. De publieke omroep vertegenwoordigt de hele samenleving en juist daarom zijn duidelijk geprofileerde ledenomroepen belangrijk. De regionale publieke omroepen zijn de waakhonden van de lokale democratie. Zij verzorgen nieuws en programma’s over wat zich dicht bij huis afspeelt, in de provincie, streek en stad waar mensen zich bij betrokken voelen.

  • Investeren in onderzoeksjournalistiek. Via de journalistieke fondsen worden meer middelen beschikbaar gesteld voor grote projecten in de onderzoeksjournalistiek.
  • Veiligheid journalisten waarborgen. Geweld tegen journalisten is onacceptabel. De overheid waarborgt de persvrijheid en de veiligheid van Nederlandse journalisten wereldwijd.
  • Sterke publieke omroep. De publieke omroep is heel waardevol. Het minimumbudget blijft in de wet verankerd, om te voorkomen dat de financiering van de publieke omroep voorwerp wordt van snelle politieke besluitvorming.
  • Onafhankelijke omroepen. Omroepen gaan zelf over de inhoud en de vorm van hun programma’s. De NPO stelt zich dienstbaar op. Bij de verdeling van de budgetten weegt het ledenaantal van een omroep mee. Omroepen krijgen de ruimte om mee te bewegen met nieuwe manieren van kijken en luisteren en krijgen de mogelijkheid om ook van eigen geld online programmering te maken en een eigen platform te bouwen.
  • Ruimte voor levensbeschouwing in programmering. Levensbeschouwing is een pijler onder de publieke omroep. De inhoudelijke invulling daarvan vraagt ruimte qua budget, platform en momenten van uitzending van programma’s op radio en tv.
  • Toegankelijke programma’s. De programma’s van de publieke omroep mogen niet achter een online betaalmuur verdwijnen, maar moeten voldoende toegankelijk zijn. De NPO-plusdienst stopt.
  • Stabiele financiering. Voor een stabiele financiering is het noodzakelijk om de afhankelijkheid van de publieke omroep van reclame-inkomsten af te bouwen en toe te werken naar een reclamevrije publieke omroep.
  • Veilig en verantwoord aanbod. De publieke omroep is van ons allemaal. Daarom moet het aanbod veilig, verantwoord en van voldoende kwaliteit zijn. De Mediawet biedt richtlijnen om dat aanbod te garanderen. De ChristenUnie wil geen gokzenders op tv en ook geen seksreclameblokken of gokreclames.
  • Investeren in lokale en regionale omroepen. Lokale en regionale media zijn cruciaal voor de lokale nieuwsvoorziening en de lokale democratie. De ChristenUnie wil een fonds voor de lokale en regionale journalistiek om redacties te versterken. Binnen de programmering van de NPO wordt ruimte gemaakt voor de regionale omroepen door het uitzendblok met regionale programmering (NPO Regio) uit te bouwen. Onderzocht wordt of ook bij regionale omroepen met een ledenmodel kan worden gewerkt om bekostiging toe te wijzen.
  • Pluriforme dagbladensector. Er komt een onderzoek naar manieren om de krantensector te ondersteunen en de pluriformiteit van de dagbladjournalistiek in stand te houden. Te denken valt aan een subsidie op dagbladbezorging zoals die in België bestaat.
  • Behoud huis-aan-huisbladen. Huis-aan-huisbladen informeren mensen over het nieuws in hun directe omgeving. De toekomst van veel bladen hangt aan een zijden draadje, onder meer door teruglopende advertentie-inkomsten. De verleende corona-noodsteun wordt structureel gemaakt voor bladen die voldoende eigen redactionele content opnemen.
  • Meer gebarentolken. Mediadiensten moeten zich inspannen om hun aanbod toegankelijk te maken voor auditief en visueel beperkten. Bij crisiscommunicatie worden zo snel als mogelijk uitzendingen gemaakt die toegankelijk zijn voor mensen met een auditieve of visuele beperking.
Bewaak de publieke zaak

Burgers hebben recht op goede toegang tot publieke voorzieningen als zorg, onderwijs, openbaar vervoer, elektriciteit en drinkwater. De overheid kan daarbij niet op afstand staan, zij zorgt ervoor dat alle Nederlanders hiervan gebruik kunnen maken. De golf van verzelfstandigingen en privatiseringen heeft echter geleid tot een lege cockpit op sommige plekken: de overheid staat op afstand en niemand bewaakt het publieke belang. De misstanden bij verschillende uitvoeringsorganisaties in de afgelopen jaren staan niet op zichzelf. Het komt aan op herwaardering van dat wat publiek is. Dat betekent een einde aan de privatisering van overheidstaken, de terugkeer van het publieke belang in het debat en investeren in de kwaliteit van de overheid en het ambtelijk apparaat. Ambtenaren dienen de publieke zaak en moeten gewaardeerd worden om hun kennis. De overheid moet er zijn voor de samenleving.

  • Herwaardering van werken voor de publieke zaak. De ChristenUnie maakt geld vrij om de salarissen van mensen in de frontlinie van de publieke zaak, zoals agenten, leraren en zorgmedewerkers, te verbeteren, in het bijzonder voor de lagere schalen.
  • Geen privatisering van overheidstaken. De ChristenUnie is tegen verdere privatisering en verzelfstandiging van overheidstaken. De vitale infrastructuur, bijvoorbeeld voor drinkwater en techniek, is van publiek belang. De overheid organiseert haar taken in lijn met de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie Kuiper (2012). Een publiek belang wordt publiek geborgd.
  • Investeren in toezichts- en uitvoeringsorganisaties. Mensen merken het meest van de overheid via het werk van uitvoeringsorganisaties, zoals de belastingdienst, het UWV, de IND, de nationale politie en defensie, van toezichthouders en inspecties. Voor herstel van vertrouwen in de overheid is het nodig om te investeren in de kwaliteit van deze organisaties en om de kennis en kunde die bij deze organisaties aanwezig is, te benutten bij beleidsvorming. Elke uitvoeringsorganisaties krijgt een gebruikersraad om zicht te hebben op effecten van hun dienstverlening en onbedoelde effecten sneller kunnen repareren. Burgers (met name laaggeletterden, sommige ouderen, nieuwe Nederlanders en statushouders) moeten weer fysiek contact kunnen hebben met een ambtenaar die bevoegd is om wijzigingen door te voeren.
  • Bewaken kwaliteit openbaar bestuur. De politiek bedenkt sneller plannen dan ambtenaren deze kunnen uitvoeren. Dit knelt bij de verschillende uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst, UWV en IND. De minister van Binnenlandse Zaken gaat meer regie voeren en stuurt jaarlijks een Staat van de Uitvoering naar de Kamer. Dit geeft een prikkel om achterstallig onderhoud bij deze diensten weg te werken en de kwaliteit te verbeteren.
  • Ambtenarij als vak. Ambtenaren dienen de samenleving. Vakkennis, praktijkkennis, politieke sensitiviteit en een onafhankelijke adviespositie zijn daarbij essentieel. Niet de ambtenaren, maar de bestuurders dragen de politieke verantwoordelijkheid. Er moet meer aandacht komen voor het opbouwen, behouden en binnenhalen van expertise, zodat de kwaliteit van besluiten op peil blijft. De snelle roulatie van topambtenaren is niet langer een automatisme.
  • Publiek borgen van strategische productie. De overheid neemt meer regie op strategische goederen en diensten. Zaken als veiligheid, voedselvoorziening en productie van bijvoorbeeld medicijnen worden niet volledig uitbesteed aan het buitenland.
  • Vitale infrastructuur en techniek in veilige handen . Vitale infrastructuur voor bijvoorbeeld schoon drinkwater, elektriciteit, toegang tot internet en betalingsverkeer zijn essentieel. De bescherming tegen buitenlandse invloeden en digitale inmenging wordt wettelijk geborgd.

1.2 Rechtvaardige gastvrijheid

Of je nu in een vluchtelingenkamp van de UNHCR in de ogen van een getraumatiseerde vluchteling kijkt, of van arbeidsmigranten hoort die in stapelbedden op een Nederlands industrieterrein wonen, of bij bewoners merkt dat ze zich in de steek gelaten voelen door de segregatie in hun kwetsbare wijk, of van artsen hoort hoe ze mensen uit de Middellandse Zee moesten redden. Met migratie hangt veel schrijnend onrecht samen en we doen er te weinig aan. We zijn de afgelopen twintig jaar als land vooral aan het worstelen geweest met migratie en het resultaat van die worsteling is simpelweg niet goed genoeg. We zitten met een onrechtvaardig en te streng vluchtelingenbeleid, dat compleet vastloopt aan de grenzen van Europa en aan elkaar hangt van overspannen retoriek. Een politieke meerderheid is zelfs niet bereid plek te bieden aan een kleine groep kwetsbare minderjarige kinderen uit de kampen op Lesbos. Ondertussen laten we arbeidsmigratie bijna helemaal over aan bedrijven, terwijl dat in omvang en sociale gevolgen een veel grotere impact op onze samenleving heeft dan de komst van kwetsbare vluchtelingen.

Er is snel verandering nodig. De ChristenUnie wil een rechtvaardiger migratiebeleid, dat gastvrijer en menswaardiger is voor vluchtelingen en meer grip geeft op arbeidsmigratie. We moeten niet opnieuw – zoals in de vorige eeuw gebeurde - de fout maken migratie te versmallen tot een rekensom over onze behoefte op de arbeidsmarkt. Migratiebeleid gaat ook over de ziel van onze natie, over wie we zijn als land. Over hoe we mensen gastvrij in onze samenleving én onze rechtsstaat kunnen opnemen. Over onze verantwoordelijkheid om op te komen voor het hartverscheurende lot van de vele vluchtelingen in de wereld, die niet op zoek zijn naar werk, maar juist naar veiligheid en bescherming. Over de moed die nodig is om in Europa beter samen te werken om het onrecht jegens vluchtelingen – nota bene op ons eigen continent – te stoppen. Over de economische ongelijkheid op aarde, waardoor migranten vaak tevergeefs op zoek gaan naar een betere toekomst in een ander land, met veel uitbuiting en onrecht als gevolg. Over de reële zorgen van buurtbewoners die jarenlang in hun volkswijk de effecten van migratie en het falende integratiebeleid hebben moeten opvangen, zonder dat de politiek daarnaar omkeek. Over onze democratische rechtsstaat en de fundamenten van onze samenleving. Als we ons van al deze dingen geen rekenschap geven, dan gaat het mis. Visieloze migratie kan gemeenschappen ontwrichten en de maatschappelijke vrede op de lange termijn onder druk zetten. Daarom willen we een ander migratiebeleid: rechtvaardig en gastvrij.

Recht doen aan vluchtelingen

Omzien naar de noden van vluchtelingen ligt na aan het hart van de christelijke politiek. We zijn allemaal gemaakt en geliefd door dezelfde God en het land waar we wonen hebben we ook maar gekregen. We hebben daarom de principiële overtuiging dat we een veilige plek moeten bieden aan slachtoffers van rampen, oorlog, vervolging en onderdrukking. Nederland deelt met andere landen in de wereld een verantwoordelijkheid voor hun lot. Helaas is het niet ondenkbaar dat de komende jaren het aantal vluchtelingen verder zal toenemen door o.a. geopolitieke instabiliteit en klimaatverandering. Als we menselijke waardigheid als een van de kernwaarden van ons eigen land zien, dan kunnen we het ons niet veroorloven daarvan weg te kijken. Dat betekent niet dat we als gemeenschap alle leed in de wereld op de schouders kunnen nemen, maar we kunnen én moeten wel ons deel doen. Door wereldwijd de opvang van vluchtelingen te ondersteunen. En door in Nederland en in Europa een rechtvaardiger en beter beleid te voeren, waarin gastvrijheid en menswaardigheid voorop staan. Met oog voor alle vluchtelingen, van de vluchtelingenkampen wereldwijd tot in de asielzoekerscentra in Nederland.

  • Staan voor rechtsbescherming vluchtelingen. Mensen die vluchten bevinden zich in een afhankelijke en vaak kwetsbare positie en moeten kunnen rekenen op een rechtvaardige behandeling van hun asielverzoek. Nederland eerbiedigt de internationale rechtsbescherming voor vluchtelingen, zoals vastgelegd in het vluchtelingenverdrag en de mensenrechtenverdragen.
  • Betere opvang in de regio. Vluchtelingen worden in veruit de meeste gevallen opgevangen in hun eigen regio. Nederland draagt bij aan het verbeteren van humane en veilige opvang, onder meer via gerichte ondersteuning door Nederlandse hulporganisaties. Omdat het over het algemeen meer dan vijftien jaar duurt voor vluchtelingen kunnen terugkeren, is meerjarige steun nodig, met goede lokale inbedding.
  • Meer Europese samenwerking. De schrijnende situatie op Griekse eilanden als Lesbos laat zien dat meer samenwerking nodig is om rechtvaardig met vluchtelingen en migranten om te gaan die naar Europa komen. Nederland spant zich in om binnen Europa, of desnoods met een groep gelijkgestemde lidstaten, tot afspraken over migratie te komen. Het voorstel voor een migratiepact van de Europese Commissie kan daarbij een startpunt voor gesprek zijn. Lidstaten die aan afspraken meewerken kunnen rekenen op meer middelen uit de structuurfondsen.
  • Veilige Europese aanmeldcentra. We willen vooruitgeschoven Europese aanmeldcentra langs de randen van de Europese buitengrenzen, zodat vluchtelingen zich veilig kunnen melden met hun asielverzoek en het minder aantrekkelijk wordt om een gevaarlijke oversteek te maken naar Europees grondgebied. Aanmeldcentra moeten te allen tijde voldoen aan strenge criteria van menswaardige opvang: droog, warm, en voor iedereen veilig. Elke opvang in aanmeldcentra die niet aan deze criteria voldoet is onacceptabel.
  • Europese herverdeling. We willen duidelijke afspraken om asielaanvragen over Europa te herverdelen. Alle asielzoekers worden Europees herverdeeld, ongeacht de lidstaat waarin ze een asielaanvraag doen. Dat helpt om gevaarlijke doorreizen te verminderen en neemt de druk weg bij lidstaten aan de grenzen van Europa. Waar deze herverdeling onvoldoende tot zijn recht komt neemt Nederland zijn verantwoordelijkheid en vangen wij een ruimhartig en eerlijk deel op.
  • Aanvullende migratieroutes. Veel afgewezen asielaanvragen komen nu van migranten die niet op de vlucht zijn, maar zoeken naar een betere toekomst voor hun familie en hopen op werk en vestiging in Europa. Goede alternatieven kunnen helpen deze druk van het asielsysteem af te halen. We willen daarom alternatieve routes, waarbij migranten zich vanuit hun eigen land kunnen aanmelden voor een (tijdelijke) werkvergunning of studievisum in Europa. Onderzocht wordt of dit kan door het Europese bluecard-stelsel uit te breiden en onder andere voorwaarden ook voor lager geschoolde arbeidskrachten toegankelijk te maken, bijvoorbeeld voor korte seizoensarbeid. Als onderdeel van een gecontroleerd arbeidsmigratiebeleid kan een deel van deze migranten vervolgens tijdelijk worden toegelaten tot ons land. Daarnaast kan worden aangesloten bij de voorstellen voor alternatieve migratieroutes in het voorstel voor een migratiepact.
  • Hervestiging van kinderen. Europese solidariteit begint met een daad. Nederland neemt samen met andere welwillende lidstaten verantwoordelijkheid en vangt een evenredig deel van de alleenstaande minderjarige vluchtelingen uit Griekse en Italiaanse kampen op.
  • Einde aan troosteloze vluchtelingenkampen in Europa. De schrijnende situatie in vluchtelingenkampen aan de Middellandse Zee is een aanklacht tegen heel Europa en moet helemaal ten einde komen. Er komen zo spoedig mogelijk afspraken over verdeling van de vluchtelingen die daar verblijven.
  • Geen quotum. Er komt géén beperkend quotum voor het opvangen van vluchtelingen in Nederland (asielmigratie).
  • Ruimhartig uitnodigingsbeleid voor kwetsbare vluchtelingen. Nederland introduceert een ruimhartiger uitnodigingsbeleid voor vluchtelingen, zodat we jaarlijks 5000 van de meest kwetsbare vluchtelingen zelf uitnodigen in Nederland. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen uit vluchtelingenkampen die door de UNHCR zijn aangemerkt voor hervestiging. Er is daarbij bijzondere aandacht voor specifieke groepen, zoals religieuze minderheden of LHBT’ers.
  • ‘Adoptie’ weegt mee in uitnodiging. Kerken, verenigingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven worden in staat gesteld om vluchtelingen die in aanmerking komen voor een uitnodiging te ‘adopteren’, zodat zij hier een goede start kunnen maken. Hoewel humanitaire criteria leidend zijn, kan ook deze adoptie meewegen in het uitnodigingsbeleid.
  • Zorgvuldige asielprocedures. Voor een goed nationaal asielbeleid is het van groot belang dat snel duidelijk wordt wie vluchteling is en wie om andere redenen naar Nederland is gekomen en dus terug moet keren. De Nederlandse procedures zijn op papier al snel, maar de chaos bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) zorgt toch voor onrechtvaardig lange wachttijden. Die chaos is niet te wijten aan de loyale medewerkers van de IND, maar het gevolg van politiek wanbeheer. Er wordt daarom weer geïnvesteerd in de IND en haar medewerkers, zodat asielverzoeken snel, deskundig, onafhankelijk en met voldoende zorg in behandeling genomen kunnen worden. De versobering van asielprocedures, zoals het afschaffen van het recht op een advocaat bij het eerste verhoor, wordt teruggedraaid. In lijn met de aanbevelingen van de ACVZ stelt de IND een expertpanel in om landeninformatie beter te beoordelen.
  • Structurele regeling voor gewortelde kinderen. Zolang er nog steeds kinderen zijn die langer dan vijf jaar moeten wachten op een definitieve beslissing van de IND, en beschikbaar en in beeld zijn gebleven gedurende die periode, is voor deze groep een oplossing nodig via een structurele wortelingsregeling. Tegelijk wordt hard gewerkt om deze situaties voor gezinnen en kinderen voortaan te voorkomen.
  • Geen vreemdelingendetentie. Detentie van onschuldige migranten in afwachting van hun uitzetting wordt zoveel mogelijk vervangen door alternatieven, zoals een meldplicht. Waar vreemdelingendetentie onvermijdelijk is, geldt een humaan regime: zo lang mogelijk uit cel, twee op een cel alleen vrijwillig en geen eenzame opsluiting (isolatie). Visitatie wordt verboden in vreemdelingenbewaring, bodyscans vormen waar nodig een alternatief.
  • Behouden rechtsbijstand. Het recht op rechtsbijstand voor asielzoekers wordt niet beperkt en blijft in stand vanaf het begin van de asielprocedure.
  • Meer expertise bekeerlingen en LHBTI-ers. Er komen meer gespecialiseerde hoor- en beslismedewerkers bij de IND om de geloofwaardigheid van een bekeringsverhaal en/of geaardheid goed te kunnen beoordelen. Zo wordt het mogelijk om het asielrelaas van bijvoorbeeld christelijke bekeerlingen en/of LHBTI-ers beter te beoordelen.
  • Oog voor risico’s vrouwen bij terugkeer. Een meer gendersensitieve benadering van de IND bij beoordeling of vrouwen en meisjes terug kunnen keren naar regio’s waar veel onderdrukking van vrouwen plaatsvindt of waar vrouwen en meisjes het risico lopen slachtoffer te worden van genitale verminking.
  • Discretionaire bevoegdheid. Juist bij een sterk gereguleerd migratiebeleid blijft het van groot belang om ruimte te houden voor uitzonderingen ten behoeve van schrijnende gevallen. Daarom keert de discretionaire bevoegdheid terug, zodat een bewindspersoon in bijzondere gevallen een verblijfsvergunning kan toekennen in afwijking van de geldende regels. Het moet zo altijd mogelijk zijn een laatste check uit te voeren of er niet sprake is van een schrijnende situatie, ook al binnen de eerste procedure.
  • Diplomatiek offensief over terugkeer. Het terugkeerbeleid loopt vast. Er is een betere aanpak nodig van landen die niet meewerken aan het terugnemen van onderdanen. Het maken van afspraken over terugkeer wordt vaker als voorwaarde gesteld voor steun en samenwerking met landen. Ook worden vaker gezamenlijke Europese afspraken gemaakt met landen over terugkeer.
  • Mensenrechten respecteren bij migratiedeals. De ChristenUnie steunt initiatieven die ertoe leiden dat vluchtelingen niet meer in mensonterende kampen zitten of een gevaarlijke reis in gammele bootjes ondernemen. Mensen mogen niet de inzet zijn van geopolitieke steekspelletjes. Afspraken over het in goede banen leiden van migratiebewegingen en de terugkeer van migranten kunnen alleen als mensenrechten daarbij in het geheel worden gerespecteerd. Projecten waarin dit uitgangspunt wordt geschonden worden beëindigd.
  • Oplossing voor staatlozen in Nederland. Nederland neemt haar verantwoordelijkheid voor staatlozen en implementeert op korte termijn een vaststellingsprocedure. Daarnaast krijgen gemeenten meer bevoegdheden om staatlozen te helpen met bewijs verzamelen, de casus van staatlozen zelfstandig te kunnen beoordelen en om van de registratie ‘nationaliteit onbekend’ af te kunnen wijken.
  • Geen strafbaarstelling van illegaliteit. Het vraagstuk van mensen die zonder verblijfsrecht in Nederland blijven is een sociaal-maatschappelijke kwestie en mag niet in het strafrecht getrokken worden.
  • Oplossing voor in Nederland geboren ongedocumenteerden. Er komt een regeling om in Nederland legaal verblijf aan te vragen voor ongedocumenteerde kinderen en volwassenen die hier geboren zijn, onderwijs hebben genoten en opgegroeid zijn.
  • Bed, bad, brood en begeleiding. De nieuwe Landelijke Voorziening Vreemdelingen (LVV), die bed, bad, brood en begeleiding regelt voor ongedocumenteerden, wordt uitgebreid en krijgt landelijke dekking. De overheid machtigt vertegenwoordigers van onder meer de IND om tot een oplossing te komen, zodat in samenspraak met het lokale overleg afspraken worden gemaakt over begeleiding bij uitzetting of alsnog tot een verblijfsvergunning kan worden besloten.
  • Migratie naar SZW. Migratie wordt teveel behandeld als een ‘law&order’ thema. De hele migratieketen komt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te vallen. Zo kan ook een betere verbinding gemaakt worden tussen immigratie, integratie en arbeidsmarktbeleid.
  • Onafhankelijke IND. De IND wordt een zelfstandig bestuursorgaan, zodat de uitvoering van procedures op grotere afstand kom te staan van de politiek.
  • Inspectie migratie. Er is meer onafhankelijk toezicht nodig op de zorgvuldigheid van besluitvorming en uitvoering in de asielketen. Daarom komt er een bij wet ingestelde onafhankelijke Inspectie voor Migratie en Integratie.
Meer grip op arbeidsmigratie

Als we gastvrij willen kunnen zijn voor vluchtelingen, is het van belang dat we misstanden in migratiebewegingen benoemen en aanpakken. De afgelopen jaren zijn we bij de migratie gericht op arbeid in een oude valkuil gestapt. De gastarbeiders-geschiedenis van een achteloze omgang met arbeidsmigranten lijkt zich op een nieuwe manier te herhalen. En dat terwijl de afgelopen jaren ons migratiesaldo (het aantal mensen dat we er als gevolg van migratie bijkrijgen in Nederland) onder andere is gestegen door de toegenomen arbeidsmigratie van buiten en binnen Europa. Gelet op prognoses over onze arbeidsmarkt in de komende dertig jaar ontkomt Nederland er niet aan om een beroep te blijven doen op kennismigranten en praktisch geschoolde arbeidskrachten uit het buitenland. Het is duidelijk dat we - welk beleid we ook voeren - arbeidsmigratie nodig hebben om de vergrijzing van onze samenleving op te vangen. Maar het lijkt inmiddels of we vooral bezig zijn met een race naar ‘diensten voor de laagste prijs met de slechtste arbeidsvoorwaarden’. Uitbuiting ligt op de loer en over de maatschappelijke impact van deze migratie, in het bijzonder van binnen de EU, is onvoldoende nagedacht. Niet het verdienmodel van bedrijven moet de maatstaf zijn voor arbeidsmigratie, maar de maatschappelijke behoefte. Er is meer afstemming nodig tussen vraag en aanbod, betere regulering van arbeidsmigratie vanuit het publieke belang en hardere afspraken binnen de Europese Unie. Dat is niet alleen in het belang van Nederland, maar ook in het belang van gemeenschappen in de landen waar arbeidskrachten massaal vandaan trekken. We willen voorkomen dat het uitgangspunt ‘private winsten en publieke zorgen’ wordt. We willen een beleid dat arbeidsmigratie beter reguleert, meer investeert in de mensen die hier komen werken en oog houdt voor het belang van onze samenleving.

  • Richtgetal voor arbeidsmigratie. Nederland kan de migratie naar ons land beter in goede banen leiden en voorspelbaarder maken. Er komt een jaarlijks richtgetal voor arbeidsmigratie, op basis van gerichte arbeidsmarktanalyses.
  • Planbureau migratie. Er komt een onafhankelijk planbureau voor migratie, dat gevraagd en ongevraagd kan adviseren over (arbeids)migratie en helpt om meer inzicht en grip te krijgen.
  • Europees pact voor arbeidsmigratie. De ChristenUnie wil dat het mogelijk wordt voor lidstaten om onderling afspraken te maken over arbeidsmigratie. Deze afspraken kunnen betrekking hebben op het aantal arbeidsmigranten of de duur van de arbeidsperiode. Ook valt te denken aan het gebruik van sociale voorzieningen, de export van WW, de terugkeer van arbeidsmigranten en het helpen terugdringen van werkloosheid in het land van herkomst.
  • Tewerkstellingsvergunning ook voor EU. Om arbeidsmigratie beter te kunnen richten op sectoren waar echt tekorten zijn, willen we bevorderen dat het systeem van tewerkstellingsvergunningen ook toegepast kan worden op werknemers uit EU-landen. Dat maakt het mogelijk om eisen te stellen aan de inspanningen die werkgevers moeten verrichten om vacatures in Nederland te vervullen en concurrentie met andere landen op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Hierover moeten in Europa afspraken gemaakt worden.
  • Vakbekwaamheidseisen uitzendbranche. Om misstanden met arbeidsmigranten te bestrijden voeren we een stelselwijziging door voor de uitzendmarkt. Er gaan vakbekwaamheidseisen gelden voor iedereen die een uitzendbureau wil starten. Wie een uitzendonderneming wil starten volgt een opleiding en doet aan bekwaamheidsonderhoud. Ook gelden vestigingseisen.
  • Vergunningsplicht uitzendbureaus. Nederland is het enige land in de Europese Unie dat geen vergunningplicht kent voor uitzendbureaus. Het is in ons land eenvoudiger om een uitzendbureau te beginnen dan een snackbar, terwijl het om mensen gaat. Dat raakt met name arbeidsmigranten. Via een vergunningsplicht wordt beter toezicht gehouden op de activiteiten van uitzendbureaus en de voorwaarden waaronder inlening plaatsvindt. Malafide bedrijven worden gesloten en overtreders flink beboet.
  • Aanpak van schijnconstructies. Er zijn Europese afspraken nodig over vestigingseisen voor ondernemingen, om brievenbusfirma’s te voorkomen. Dit voorkomt o.a. het misbruik van afdragen van sociale zekerheidspremies.
  • Gelijk loon voor gelijk werk. Sommige werkgevers proberen door ‘contracting’ loonvoorwaarden uit cao’s te ontduiken. De cao van de inlenende onderneming wordt daarom leidend en is daardoor ook van toepassing op gecontracteerde onderaannemers. Draaideurconstructies met arbeidsmigranten, waarbij soms misbruik wordt gemaakt van WW-regelingen, worden aangepakt. Het uitgangspunt is dat er een einde moet komen aan de ongelijkheid in loonkosten. > lees meer over onze plannen met de arbeidsmarkt in hoofdstuk 3.2
  • Dwingende registratie. Een deel van de arbeidsmigratie blijft nu buiten het zicht van gemeenten, door de late registratieverplichting. We willen dat ook mensen die korter dan 4 maanden werken en verblijven in een gemeente de verplichting krijgen zich in te schrijven of te registeren bij de gemeente.
  • Verbod op inhoudingen op het loon. Uitzendbureaus en werkgevers mogen niet langer loon inhouden voor bijvoorbeeld huisvesting. We willen een scheiding tussen bed en baan.
  • Huisvestiging voor arbeidsmigranten regionaal regelen. De onveilige huisvesting van arbeidsmigranten leidt in bepaalde gemeenten tot veel overlast en verkamering van woningen. In de woonvisie van gemeenten en provincies moet het huisvesten van arbeidsmigranten een betere plek krijgen. Er worden landelijke prestatieafspraken met woningcorporaties gemaakt en er komen betere afspraken over de voorwaarden waaraan huisvesting van tijdelijke werkers moet voldoen.
  • Werkgevers dragen bij aan taalles. Er komt een wettelijke verplichting voor werkgevers om bij te dragen aan toegang tot taallessen voor arbeidsmigranten. Daarnaast moeten arbeidsmigranten door gemeenten geholpen worden om aansluiting te vinden bij maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken, sportvoorzieningen, wijk- en dorpshuizen.
Van nieuwkomers naar medeburgers

Bij rechtvaardige gastvrijheid hoort een duidelijk integratiebeleid, dat van nieuwkomers medeburgers maakt. Daarvoor is een gezamenlijke inspanning nodig. Zowel van de inburgeraar als van de ontvangende gemeenschap. We geven samen vorm aan een gedeelde toekomst. Integratie vraagt van mensen dat ze niet alleen fysiek, maar ook mentaal verhuizen. Niet alleen onze taal leren, maar zich ook onze waarden toeeigenen. Daar moet ons integratiebeleid op gericht zijn, met begeleiding die is toegespitst op de gaven en talenten van iedere inburgeraar. Hierbij worden ook de later nareizende partner en gezinsleden op dezelfde manier onder regie van de gemeente begeleid bij hun inburgering.

  • Doorgaan met nieuwe inburgeringswet. Het oude inburgeringsbeleid is niet effectief en te bestraffend. Dankzij de inzet van de ChristenUnie bij de vorige verkiezingen is afgelopen periode de basis gelegd voor een activerend en ontzorgend stelsel van inburgering, met begeleiding op maat van nieuwkomers. We zetten deze koers door, waarbij gemeenten de hoofdrol spelen.
  • Ontzorgend en activerend stelsel van inburgering. In het nieuwe inburgeringsstelsel worden nieuwkomers de eerste zes maanden financieel ontzorgd door de gemeente. De ChristenUnie wil een langere periode van begeleide toegang tot onze verzorgingsstaat van twee jaar als uitgangspunt. Zo kunnen gemeenten via leefgeld en goede begeleiding nieuwkomers voor een langere periode stimuleren om zelf werk te maken van financiële onafhankelijkheid. Dit krijgt ook een plek in het inburgeringsplan.
  • Taalles meteen vanaf het begin. Taalles meteen vanaf het begin. Mensen die hier naartoe komen moeten zoveel mogelijk vanaf de eerste dag taallessen gaan volgen. Dat geldt voor alle asielzoekers (met uitzondering van asielzoekers uit veilige landen die snel terug kunnen) en voor alle (arbeids)migranten. Arbeidsmigranten worden na zes maanden verblijf, of dat nu aaneengesloten is of niet, verplicht deze taallessen te volgen. In Europa worden afspraken gemaakt die hier ruimte voor bieden. Bij korter verblijf zijn de taallessen vrijwillig, maar worden werkgevers wel verplicht deze te vergoeden. Samen met asielzoekers geestelijk welzijn en de integratie van nieuwkomers, zoals het sneller leren van de Nederlandse taal en cultuur en het opbouwen van een netwerk. Ook krijgen vrijwilligersorganisaties ruim baan om activiteiten met nieuwkomers te ontplooien.
  • Meer mentale hulp. Veel vluchtelingen hebben traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Vast onderdeel van de inburgering, en eerder van het verblijf in Nederland, wordt een stevig hulpaanbod om deze trauma’s en gebeurtenissen te helpen verwerken.
  • Goed burgerschapsonderwijs bij inburgering. We helpen nieuwkomers om onderdeel te worden van onze democratische rechtsstaat en om haar kernwaarden te verinnerlijken. De eindtermen van het kennisonderdeel van de inburgering worden periodiek herzien.
  • Sluiten asielzoekerscentra; naar lokale opvang. Asielzoekers worden nu van locatie naar locatie verplaatst, waardoor het heel moeilijk is om een netwerk op te bouwen. Efficiency en kostenbesparing leiden tot grote opvanglocaties op afgelegen terreinen. Er is een lokale aanpak nodig, met kleinschalige opvang op een duurzame plek, onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Daardoor kunnen asielzoekers makkelijker een netwerk opbouwen via een plaatselijk kerk, sportvereniging of buurt. Het COA vangt in hun centrale locaties voortaan alleen nog asielzoekers op uit veilige landen, die snel terug kunnen, en asielzoekers die overlast geven. De opvang van asielzoekers wordt verder naar gemeenten gedecentraliseerd, zodat lokaal kan worden gekeken hoe zij goed kunnen worden opgevangen in de gemeenschap of kunnen worden voorbereid op vertrek.
  • Spreiding over gemeenten. Asielzoekers worden verdeeld over alle gemeenten. Deze gemeenten kunnen zelf of samen met andere gemeenten opvang verzorgen. Gemeenten blijven van begin tot eind verantwoordelijk voor de aan hen toegewezen asielzoekers, zowel bij eventuele uitzetting als bij toekenning van een verblijfsvergunning. Na verkrijgen van de verblijfsvergunning is iemand uiteraard vrij zich overal te vestigen. Nieuwkomers krijgen echter alleen recht op de toewijzing van een woning in de gemeente waarin ze zijn opgevangen. Zo wordt lokale binding en gezonde spreiding gestimuleerd. Kwetsbare wijken worden daarbij ontzien.
  • Schone lei voor inburgeraars. Het inburgeringstraject heeft tussen 2013 en 2021 teveel gevraagd van de zelfredzaamheid van nieuwkomers. Een deel van de inburgeraars heeft bij DUO daardoor grote schulden opgebouwd om (taal-)onderwijs te kunnen volgen. Er komt een schuldenpardon voor bedragen boven de 2000,-, zodat deze groep de kans heeft om de schuld af te betalen en met een schone lei een doorstart te maken.

Recht doen aan mensen

Ieder mens is geschapen naar Gods beeld. Het is de roeping van de overheid om mensen recht te doen. Elke Nederlander heeft recht op een rechtvaardige behandeling en kan dat recht ook halen, onafhankelijk van inkomen, achtergrond of status. Onze rechtsstaat is echter geen vanzelfsprekendheid. Als we naar landen om ons heen kijken, beseffen we hoe kostbaar het is dat een overheid onafhankelijk en onbevooroordeeld is en daadwerkelijk recht brengt. Daarom willen we in de rechtsstaat investeren. Ook de overheid is gebonden aan het recht. Zij mag zich nooit schuldig maken aan onrecht, racisme of het achterstellen van minderheden.

Toegang tot het recht voor iedereen

Er zijn nieuwe keuzes nodig om de rechtsstaat voor iedereen toegankelijk te houden. De lange looptijden en tekorten in de rechtspraak moeten worden aangepakt en opgelost. De herziening van de gerechtelijke kaart heeft het recht letterlijk op grotere afstand geplaatst. De budgetten voor de rechtsbijstand aan mensen met een kleine portemonnee zijn te veel en te lang afgeknepen. Het rechtsstelsel moet deels op de schop om de toegang tot het recht verbeteren. De basis moet nu echt op orde worden gebracht. De eerste stap is het laagdrempelig, snel en goed oplossen van conflicten, met als doel rechtszaken te voorkomen. Buurtbemiddeling, vredesrechtbanken en de terugkeer van juridische loketten brengen het recht dichterbij. Zo werken we aan een goede en eerlijke rechtsstaat voor iedereen.

  • Ministerie van Justitie. De ChristenUnie kiest voor een stevig departement voor de rechtsstaat: een ministerie van Justitie. De nationale politie komt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat gaat over de veiligheid en de openbare orde.
  • Meer geld naar rechtsbijstand. Het is belangrijk dat iedereen zijn recht kan halen, en niet alleen degenen die het zich financieel kunnen veroorloven. Daarom wil de ChristenUnie extra geld voor rechtsbijstand, zodat advocaten voldoende tijd krijgen om zich in te zetten voor rechtszaken van mensen met een kleine beurs.
  • Alle advocaten sociaal. Ons ideaal is dat alle advocatenkantoren ook gesubsidieerde rechtsbijstandszaken doen. Advocaten die zelf geen rechtsbijstandszaken kunnen doen, bijvoorbeeld vanwege een specialisatie, kunnen samenwerken of bijdragen aan een fonds voor sociale rechtsbijstand.
  • Vrederechter. Initiatieven voor buurtrechtspraak en bemiddeling moeten een vaste plek krijgen in ons rechtssysteem, zodat het recht dichtbij mensen staat. Er komt in iedere gemeente in Nederland een vredesrechtbank, waarin leken en rechters conflicten die daarvoor geschikt zijn finaal beslechten. Om te zorgen dat iedereen zijn recht kan halen, bepaalt een ‘poortrechter’ of zaken in aanmerking komen voor die vorm van afdoening of voor de gebruikelijke rechtsgang.
  • Cassatiebalie strafrecht. De kwaliteit van de strafrechtspleging verbeteren we. Onder meer door digitalisering van het strafproces, actualisering van het strafrecht, implementatie van een nieuw wetboek van strafvordering en de invoering van een cassatiebalie strafrecht bij de Hoge Raad.
  • Overheid terughoudend met doorprocederen. De overheid heeft diepe zakken en veel mogelijkheden. Die bijzondere overheidspositie schept een verantwoordelijkheid bij het procederen tegen burgers. De overheid is terughoudend in rechtszaken en procedeert niet automatisch door.
  • Rechtspraak op orde. De rechtspraak heeft en houdt een gezaghebbende en vertrouwenwekkende positie in de rechtsstaat. Dit vraagt continuïteit in beleid en bekostiging. De capaciteit en financiële middelen moeten blijven passen bij steeds complexere regels en wetten.
  • Lagere griffierechten voor mkb. De hoogte van het griffierecht moet aansluiten bij de situatie van betrokken partijen. Voor kleinere vorderingen gaat het griffierecht omlaag, zodat ondernemers ook daarvoor naar de rechter kunnen stappen. Voor zaken met groot financieel belang voor burgers, zoals letselschade of schade door aardbevingen, gaat het griffierecht eveneens omlaag. Voor rechtspersonen met zeer hoge vorderingen gaat het griffierecht omhoog.
  • Recht dicht bij huis. Geen sluiting van rechtbanken, maar stimuleren van initiatieven om het recht dichtbij te brengen, ook in krimpgebieden.
  • Kinderrechten versterken. Nederland onderschrijft het ‘Third Optional Protocol’, dat kinderen het recht geeft om naar het Kinderrechtencomité te stappen.
Een rechtssysteem gericht op herstel

Ons rechtssysteem is een dam tegen onrecht, onveiligheid en criminaliteit. Daarbij is niet alleen vergelding, maar ook de weg naar herstel belangrijk om op de lange termijn de maatschappelijke vrede en het rechtsgevoel van burgers te bevorderen.

  • Herstelrecht wettelijk verankeren. Het recht van slachtoffers en daders van delicten om een herstelrechtelijk traject aan te vragen, wordt uitgebreid en wettelijk verankerd. Geschonden relaties of de negatieve gevolgen van het delict worden zo waar mogelijk hersteld. Daarbij is wederzijdse instemming vereist.
  • Positie slachtoffer. De nieuwe positie van het slachtoffer in het strafrecht knelt met de onschuldpresumptie van de verdachte. De stem van het slachtoffer blijft belangrijk, gelet op de functies van het strafrecht, maar is pas relevant als de schuld is vastgesteld en de straf moet worden bepaald. Daartoe kan een tweefasenproces worden overwogen.
  • Zwaarder straffen hatecrimes. Misdrijven die een racistisch of discriminerend karakter hebben, worden zwaarder bestraft. Dit wordt als strafverzwaringsgrond opgenomen in de wet.
  • Aanpak huiselijk geweld. Jaarlijks zijn zo’n 200.000 volwassenen en kinderen slachtoffer van ernstig huiselijk geweld; de meest omvangrijke vorm van geweld in Nederland. Vrouwen zijn ruim vijf keer vaker dan mannen slachtoffer van structureel geweld door een partner of ex-partner. Om dat te keren, willen wij laagdrempelige plekken om geweld te melden, bescherming voor slachtoffers, gezinsgerichte ondersteuning en voldoende passende, bereikbare opvangplaatsen voor slachtoffers van huiselijk geweld. Ook willen we dat politie en wijkteams investeren in kennis en samenwerking.
  • Celstraf met perspectief. Celstraffen zijn naast een straf ook een leermoment. Dit vraagt een goede invulling van de straf. Vanwege de positieve effecten op gedrag en de beperking van de kans op recidive, krijgen gedetineerden waar mogelijk tijdens hun gevangenschap meer verantwoordelijkheid. We steunen reclassering op maat en vrijwilligersorganisaties zoals stichting Exodus en Gevangenenzorg Nederland die (ex-)gedetineerden begeleiden.
  • Definitief af van meerpersoonscelgebruik. Gevangenispersoneel ervaart meer onveiligheid wanneer er meer gevangenen op één cel zitten. Gevangenen ervaren meer spanning en een totaal gebrek aan privacy. Met de grote leegstand in gevangenissen is het niet verantwoord om deze vorm van detentie in stand te houden.
  • Onderzoek naar kwaliteit en omvang van gevangenissen. Grote gevangenissen creëren onveiligheid en een sfeer die afleidt van verbetertrajecten. Daarom onderzoeken of voor groepen van bijvoorbeeld jonge gevangenen, kleinschaliger gevangenissen dichterbij de maatschappij mogelijk zijn, en hoe handhaving en gedragsbeoordeling op een voldoende kwaliteitsniveau geborgd kunnen worden.
  • Intensieve begeleiding voor jonge overtreders. Tijdens en na de gevangenisstraf worden (ex-)gedetineerde jongeren intensief begeleid en geholpen bij een succesvolle terugkeer in de samenleving.
  • Betere reclassering voor jongeren. We investeren in gerichte en intensievere reclasseringsprogramma’s voor tieners die in verband met drugscriminaliteit worden opgepakt. De toename van (jonge) hackers vraagt om een andere vorm van reclassering: een vorm die deze jongeren helpt om hun kennis en kunde voortaan voor het goede inzetten en daarmee recidive voorkomt.
  • Werk maken van TBS. Er moet worden geïnvesteerd in de capaciteit van TBS-klinieken en in voldoende begeleidend personeel.
  • Geestelijke verzorging. Geestelijke verzorging krijgt voldoende ruimte in de gevangenissen.
Investeren in politie

De politie zet een stap naar voren als onze veiligheid in het geding is. De mensen in het blauw zijn onze eerste linie voor veiligheid en de strijd tegen onrecht. De laatste jaren is, ondanks extra investeringen, de druk op politiemensen toegenomen. Het korps vergrijst, waardoor er meer collega’s vertrekken dan bijkomen. De inzet van agenten bij noodhulp, beveiliging en het uitvoeren van landelijke prioriteiten levert steeds meer knelpunten op. Voor de veiligheid van ons land zijn nieuwe investeringen in de politie nodig. De strijd tegen zware criminaliteit moet worden opgevoerd. De omvang van drugscriminaliteit is groot en maakt ook de overheid en de politie zelf kwetsbaar voor ondermijning. De politie moet goed zijn toegerust, met gespecialiseerde teams, om langdurig de strijd tegen de (inter)nationale zware criminaliteit aan te kunnen gaan. Veiligheid begint echter dichtbij huis, in de wijk. Voor de ChristenUnie staat de wijkagent centraal, die vanouds goed weet wat er speelt. In de wijk kunnen problemen vroeg worden aangepakt voordat ze groter groeien. We willen voldoende wijkagenten, ook in kleinere steden en in het landelijk gebied, die hun belangrijke werk kunnen doen, en samen met bewoners, jongerenwerkers en straatcoaches ons land veiliger maken. De ChristenUnie investeert daarnaast in opsporing, digitale kennis en internationale samenwerking om de zware criminaliteit in Nederland aan te pakken en terug te dringen.

  • Strijd tegen zware criminaliteit. We tolereren geen maffiapraktijken in Nederland. Er komt een omvangrijk deltaplan tegen ondermijning en zware (drugs)criminaliteit. De politie vormt het eerste front tegen ondermijning. Er komen meer gespecialiseerde teams voor het opsporen en vervolgen van criminele netwerken die de samenleving ondermijnen. Alle agenten worden opgeleid om signalen van ondermijning tijdig op te pikken. Er komt meer capaciteit voor langdurig onderzoek, zodat niet alleen de kleine vissen, maar juist ook de sleutelfiguren worden opgespoord en berecht.
  • Vergroten capaciteit langdurige onderzoeken. De strijd tegen de georganiseerde misdaad vraagt een lange adem. We willen niet alleen de loopjongens en de incidenten aanpakken, maar ook meer capaciteit voor langdurige onderzoeken om kopstukken te raken.
  • Meer wijkagenten. Wijkagenten moeten daadwerkelijk aan hun taken toekomen en een vertrouwd gezicht in de wijk zijn. Dit vraagt meer beschikbaarheid en zichtbaarheid, zowel op straat als op de sociale media. De wettelijke norm van 1 wijkagent op 5000 inwoners wordt overal gerealiseerd. Voor probleemwijken en het landelijk gebied komt capaciteit beschikbaar voor gerichte inzet van extra agenten en/of materieel. De wijkagent wordt ondersteund door voldoende recherche- en ondersteunend personeel met aandacht voor goede schakels tussen beide domeinen.
  • Waardering voor de agent. Er is terecht veel waardering uitgesproken voor de inzet van agenten in een tijd waarin de polarisatie toeneemt. Dat moet niet alleen bij woorden blijven, maar ook tot uiting komen in het salarisgebouw van de mensen in blauw.
  • Aanwas nieuwe agenten, divers politiekorps. Er zijn nieuwe, goed opgeleide agenten nodig om de slagkracht van de politie op peil te houden. Daar willen wij in investeren. Voor het gezag en draagvlak van de politie is het belangrijk dat het personeelsbestand meer divers is. De politiesterkte groeit automatisch mee met de bevolking. Gelet op de ontwikkelingen in de samenleving zijn er ook meer hoger opgeleide politiemedewerkers nodig. Daarom gaat Nederland net als omliggende landen politiemedewerkers op bachelor-niveau opleiden.
  • Opsporing versterken. Rechercheurs worden in staat gesteld hun veeleisende en ingrijpende werk goed uit te oefenen. Daarom meer rechercheurs, investeren in vakmanschap en modernisering van de ict.
  • Probleemgericht in plaats van incidentgericht. Maatschappelijke vraagstukken worden niet opgelost door bij incidenten politie in te zetten, maar vragen goede samenwerking en investeringen in zorg, jeugdwerk, ggz en welzijn, allereerst op lokaal niveau, waarbij professionals zich samen verantwoordelijk weten.
  • Digitaal kundige en actieve politie. Deze tijd vraagt een digitaal vaardige en innovatieve politie. Er wordt geïnvesteerd in digitale expertise van speciale teams tegen cybercriminaliteit, maar ook in verbreding van de kennis binnen de politie als geheel, omdat bijna alle criminaliteit een digitale component heeft.
  • Meer politievrijwilligers. Het werk van de politievrijwilligers is heel waardevol. Er wordt geïnvesteerd in groei naar 5.000 politievrijwilligers die zich inzetten voor de veiligheid van onze samenleving.
  • Evenementen betalen zelf. Grootschalige commerciële evenementen met een veiligheidsrisico krijgen alleen een vergunning als ze zelf voor de veiligheid zorgen. Als buitenproportionele politie-inzet noodzakelijk is, wordt dit in rekening gebracht.
  • Er komt een landelijk verbod op consumentenvuurwerk. Vuurwerk met oud en nieuw wordt alleen nog mogelijk door middel van gemeentelijk georganiseerde vuurwerkshows.
Naar een drugsvrije samenleving

Drugs heeft een verwoestend effect op mensen en is de motor achter de groei van de zware criminaliteit. Steeds vaker zijn er berichten over drugsdumpingen in woonwijken en natuurgebieden. Decennia van gedogen hebben de problemen verdiept. De ChristenUnie wil een einde maken aan de normalisatie van drugsgebruik en aan de export van drugs vanuit Nederland, waarbij Nederland een koploperspositie heeft. De gevolgen hiervan zijn veel te weinig inzichtelijk gemaakt. Of het nu gaat om volksgezondheid, milieuproblemen, de problemen in het landelijk gebied, de kosten van opsporing of de funeste invloed op wijken, het is tijd om een reëel beeld neer te zetten van de gevolgen van drugs. Stevige preventie tegen drugsgebruik is noodzakelijk, naast een actief beleid om te voorkomen dat tieners de stap naar criminaliteit maken. De zware criminaliteit die zich steeds rücksichtsloser bovengronds manifesteert, wordt keihard aangepakt. De bestrijding van ambtelijke corruptie die drugscriminaliteit mogelijk maakt, heeft daarbij nadrukkelijk prioriteit. De aanpak richt zich ook op financiële instellingen, de transportsector en andere sectoren waarin drugscriminelen zich nu nog te gemakkelijk begeven.

  • Geen normalisering, meer drugspreventie. Er komt gerichte drugspreventie en meer aandacht voor de maatschappelijke schaduwkanten van drugsgebruik. Op scholen, voor specifieke doelgroepen en voor ouders. De ChristenUnie is tegen de legalisatie van drugs, omdat dat een normaliserend effect heeft. Coffeeshops worden gesloten en verdwijnen uit het straatbeeld.
  • Hogere straffen voor zware drugscriminaliteit. Naar verhouding zijn de straffen voor zware drugscriminelen laag vergeleken met kleinere drugsdelicten. Om de ‘heldenstatus’ van criminelen te bestrijden, zetten we tevens in op afpakbeleid.
  • Drugsondermijning aanpakken. De ChristenUnie onderschrijft in het kader van het door ons voorgestelde deltaplan ondermijning de hoofdlijnen van het rapport Noordanus. Dat betekent: de douane, Koninklijke Mareschaussee en politie op peil om in havens en andere knooppunten drugstransporten te onderscheppen; een weerbaar financieel systeem tegen witwassen; betere samenwerking tussen politie, OM, FIOD, Belastingdienst en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs); effectievere rechtsvervolging; steun aan kwetsbare wijken en verminderen van drugsgebruik.
  • Blowverbod openbare ruimte. Er komt een blowverbod in openbare ruimtes om het ontmoedigingsbeleid kracht bij te zetten en ter ondersteuning van het lokale beleid.
  • Rookverbod uitbreiden. Het rookverbod gaat ook gelden voor kruidenrookproducten. Het is inconsistent dat in shishalounges en coffeeshops het roken van deze ongezonde producten nog wel is toegestaan, terwijl dat voor tabak verboden is.
  • Verbod lachgas voor recreatief gebruik. Lachgas is niet onschuldig maar veroorzaakt gezondheidsschade, verkeersongelukken, maatschappelijke overlast en is slecht voor klimaat en milieu.
  • Evenementen drugsvrij. Op festivals en andere evenementen worden bezit en gebruik van drugs verboden. Gemeenten worden in staat gesteld om de Opiumwet te handhaven.
  • Nationaal rapporteur verslavingen. We maken de maatschappelijke effecten en kosten van verslavingen inzichtelijk. Een rapporteur doet periodiek verslag van de strijd tegen verslaving.
  • Steun voor kwetsbare gebieden. Alle kwetsbare regio’s met veel dumpingen, leegstand en andere gevoeligheden krijgen gerichte steun. Rijk, lokale overheden, OM, politie, Belastingdienst, FIOD en RIEC werken hierbij samen naar voorbeeld van de Taskforce Zeeland Brabant.
Een einde aan mensenhandel en uitbuiting

Mensenhandel, dwang en uitbuiting zijn aan de orde van de dag in Nederland. Jaarlijks zijn hier 5.000 tot 7.500 mensen slachtoffer van. De grootste groep bestaat uit minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting. Of het nu gaat om seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting of criminele uitbuiting, de ChristenUnie wil dat deze moderne slavernij stopt. De legalisatie van de prostitutie in Nederland heeft ertoe geleid dat een grote groep vrouwen gevangen zit in een legaal maar failliet systeem. Een seksindustrie, waar steeds opnieuw vrouwen - vaak afkomstig uit de armste landen - uit pure armoede in verzeild raken. Prostitutie is ongelijkwaardig, er is meestal sprake van machtsongelijkheid, economische ongelijkheid en genderongelijkheid. Daarom is de ChristenUnie tegen prostitutie en kiest voor beleid dat zo min mogelijk slachtoffers maakt. Want het grove onrecht dat kwetsbare mensen wordt aangedaan willen we bestrijden. Door goede hulp te bieden, door goede opsporing en berechting van allen die zich schuldig maken aan dwang, uitbuiting of het sponsoren ervan, en stoppen met het legalisatiebeleid.

  • Invoering ‘Nordic model’. Zonder klanten zou mensenhandel niet bestaan, daarom wordt het kopen van seks strafbaar voor de klant, niet voor de prostituee. Dit naar voorbeeld van Zweden, Noorwegen en Frankrijk en in navolging van het burgerinitiatief ‘Ik ben onbetaalbaar’. Invoering van het ‘Nordic model’ moet samengaan met goede hulpverlening en uitstapprogramma’s.
  • Er komt een pooierverbod.
  • Uitstapprogramma’s voor prostituees. Uitstap- en hulpprogramma’s vormen een structureel onderdeel van het prostitutiebeleid. Landelijk wordt geborgd dat er in elke regio hulp beschikbaar is. Uitstappen is één, de samenleving instappen is twee. Daarom wordt de doelstelling van de subsidies voor uitstapprogramma’s verbreed, naar hulp bij het vinden van werk, huisvesting (inclusief urgentieverklaring), scholing en schuldhulpverlening. Zo worden slachtoffers uit de klauwen van handelaren gehouden. Gemeentes nemen in hun gemeentelijk prostitutiebeleid een alinea op over mannen/jongensprostitutie. Projecten als het Overweeghuis in Groningen hebben een voorbeeldfunctie.
  • Bescherming van minderjarige slachtoffers. Minderjarigen zijn de grootste, maar meest onzichtbare groep slachtoffers van mensenhandel. Zij worden beter beschermd. Klanten die seks kopen van minderjarigen maken zich strafbaar aan een zedendelict. Er komt voldoende capaciteit voor opsporing en daadwerkelijke berechting. De wettelijke instrumenten om minderjarigen tegen seksueel misbruik te beschermen, worden verruimd. Er komt speciale aandacht voor uitbuiting en mensenhandel van jongens. Daarbij is inzet nodig op voorlichting en preventie onder jongeren.
  • Specialistische (landelijke) zorg. We willen dat in elke regio voldoende adequate en tijdige zorg beschikbaar is voor alle slachtoffers van uitbuiting. De doorstroming van slachtoffers naar landelijke specialistische zorginstellingen wordt verbeterd. Daarnaast blijven we aandacht vragen voor ritueel (kinder) misbruik.
  • Veilige opvang voor slachtoffers van loverboys, pooiers en mensenhandelaren. Jonge meisjes en jongens die weglopen uit zorginstellingen vallen nu nog te vaak in de handen van daders. Maar ook op of rondom sommige scholen met kwetsbare kinderen wordt geronseld. Kinderen moeten veilig zijn, thuis, in een instelling en ook op school. Dit vraagt betere samenwerking tussen zorginstellingen en opsporing, en meer bewustwording bij scholen.
  • Online opsporen en hulpverlenen. Veel seksuele uitbuiting vindt buiten het zicht plaats en vooral online. We investeren in innovatieve middelen zoals een webcrawler en de inzet van lokprofielen, maar ook in online hulpprogramma’s om slachtoffers te bereiken.
  • Bestrijding kinderporno. Het is onaanvaardbaar dat Nederland koploper is in het hosten van kinderporno, dat moet stoppen. De ChristenUnie wil effectieve strafwetgeving en betere samenwerking met hostingbedrijven om hier een einde aan te maken.
  • Versterken strafrechtelijke aanpak. Op dit moment worden te weinig mensenhandelaren en uitbuiters veroordeeld. De vangst blijft vaak beperkt tot het laaghangende fruit: de ‘kleinere pooiers’. We investeren in gespecialiseerde politiemensen, officieren van justitie en rechters. De aangiftebereidheid van slachtoffers wordt vergroot door het strafproces bij zaken rond mensenhandel slachtoffervriendelijker te maken. Daarnaast zetten we in op vroegbescherming, zodat slachtoffers zich veilig voelen om aangifte te doen.
  • Registratieplicht en taal-eis voor prostituees. In de aanloop naar de invoering van het ‘Nordic model’ komt er een registratieplicht voor prostituees. Dit voorkomt dat vrouwen onderdeel blijven van een rondreizend kartel van mensenhandelaren. Ook worden er eisen gesteld aan de beheersing van de Nederlandse of Engelse taal, het zelfredzaam zijn en het kennen van de eigen rechten.
  • Verbod ‘ruilprostitutie’. Er komt een verbod op prostitutie in ruil voor goederen of (commerciële) diensten. Dit is nodig om (jonge) mensen die seks bieden in ruil voor onderdak, spullen, of drugs, te beschermen tegen misbruik en uitbuiting. Ook willen we stoppen dat bedrijven seks accepteren als betaalmiddel.
  • Arbeidsuitbuiting blijft niet onbestraft. De lat om arbeidsuitbuiting te bewijzen, ligt onevenredig hoog. Arbeidsuitbuiting blijft daardoor veel te vaak onbestraft. Daarom is intensivering van de opsporing en aanpassing van de strafwetgeving nodig.
  • Criminele uitbuiting van jongeren. Uitbuiting van jongeren moet meer aandacht krijgen en vraagt vooral om meer preventie. Kwetsbare jongeren worden door klusjes te doen de drugscriminaliteit ingezogen. De strijd tegen ondermijning en drugscriminaliteit is nauw verweven met de strijd tegen mensenhandel.
  • Aandacht voor mensenhandel bij asielverzoeken. Bij de beoordeling van asielverzoeken is specifieke aandacht nodig voor mensenhandel. Medewerkers van de IND die asielaanvragen beoordelen, moeten in staat zijn signalen te herkennen van mannen, vrouwen en kinderen die vastzitten in een dwanghuwelijk, onder invloed staan van een pooier of zijn geronseld voor dwangarbeid. Een multidisciplinaire commissie gaat in lijn met de succesvolle ‘Pilot aannemelijkheid slachtofferschap’ vaststellen of iemand slachtoffer is.
Stop de gokverslavingsindustrie

Gokken is geen onschuldig spelletje, maar een verslavende bezigheid. De liberalisering van het gokbeleid heeft, zo blijkt uit de ons omringende landen, een opstuwend effect op het aantal gokkers en probleemgokkers. Dat raakt niet alleen hen, maar ook hun families, met alle financiële ellende die volgt. De ChristenUnie wil daarom het gokken waar mogelijk beperken en spant zich in om te voorkomen dat jongeren beginnen met gokken.

  • Meer gokpreventie. We kiezen voor goede preventie, niet door de gokpartijen zelf, maar onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De verplichte afdracht aan preventie door partijen die aan gokken verdienen, wordt verhoogd.
  • Geen gokreclame. Ook online gokreclames en loterijreclames worden aan banden gelegd.
  • Gokleeftijd naar 24 jaar. Omdat jongeren tot 24 jaar kwetsbaarder zijn voor de verleidende effecten van gokspelletjes en games verhogen we de leeftijdsgrens.
  • Gamen en gokken blijven gescheiden. We beschermen onze kinderen door gokelementen zoals loot boxes in online games te verbieden.
  • Beëindigen belangen in Holland Casino en Nederlandse Loterij. De overheid is voor 100% aandeelhouder van Holland Casino en voor 99% van Nederlandse Loterij. De overheid heeft daarmee een sterke financiële prikkel om mensen méér te laten gokken, wat ten koste gaat van de inzet op preventie om mensen minder te laten gokken. Het faciliteren van loterijen en casino’s is uitdrukkelijk geen overheidstaak. Daarom moeten de belangen in Holland Casino en Nederlandse Loterij door de overheid worden beëindigd.
  • Strenger handhaven gokregels. De Kansspelautoriteit moet haar rol als waakhond serieus en stevig invullen.
  • Verbod op meest verslavingsgevoelige kansspelen. De verslavingsrisico’s van kansspelautomaten en krasloten zijn hoog en de drempel om een gokje te wagen is laag. Daarom worden deze kansspelen verboden.
  • Openingstijden van casino’s worden bij wet beperkt. Er komt in ieder geval een verbod op 24/7 openstelling. Ook krijgen gemeenten ruimte om verdere grenzen aan openingstijden van casino’s te stellen. Onbeperkte openingstijden zorgen voor een extra risico op verslaving, een toename van probleemgokkers en gokschulden.
Vrijheid verdedigen tegen extremisme en terreur

In de afgelopen jaren zijn we in Europa diverse malen geconfronteerd met terroristische aanslagen die onze vrije samenleving bedreigen. Recent nog wekte de gruwelijke moord op een Franse leraar door een jonge islamitische terrorist diepe afschuw. Jihadisten pleegden hun daden niet alleen in Europa, maar trokken vanuit Westerse samenlevingen ook naar IS-gebieden om daar gruweldaden te plegen. Jihadstrijders en andere terroristen mogen niet ongestraft wegkomen. De ChristenUnie wil dat de regering zich tot het uiterste inspant om internationale gerechtigheid te bevorderen, ook waar het gaat om terroristen met de Nederlandse nationaliteit. In het belang van de gerechtigheid en de veiligheid moeten de capaciteit en beveiliging van gevangenissen en rechtbanken op orde zijn. De laatste tijd zijn er steeds meer zorgelijke signalen over radicalisering in onze Nederlandse samenleving. De toename van rechts-extremisme en antisemitisme vragen om een weerbare samenleving en om de juiste expertise bij AIVD en politie. Dit vraagt de komende jaren een actief overheidsbeleid. Het is onacceptabel dat de Joodse gemeenschap in Nederland zich niet vrij durft te manifesteren en op tal van plekken intensieve beveiliging nodig heeft.

  • IS-strijders worden berecht. De ChristenUnie spant zich in voor de berechting van jihadstrijders, bij voorkeur internationaal en in de regio waar de misdaden hebben plaatsgevonden.
  • IS-kinderen terughalen. IS-kinderen met de Nederlandse nationaliteit kunnen terug, mits ze onder toezicht worden gesteld. Ouders worden uit de ouderlijke macht gezet. We investeren in speciale deradicaliserings- en re-integratietrajecten voor de kinderen.
  • Deradicalisering teruggekeerde jihadstrijders. Er is voldoende capaciteit nodig voor Extra Beveiligde Inrichtingen en de-radicaliseringstrajecten om de veiligheid te bevorderen en kritisch te toetsen of ze effectief zijn.
  • Robuust budget voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. De Inlichtingen en -Veiligheidsdiensten hebben een robuust en stabiel budget nodig om radicalisering en terrorisme in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen en te volgen. De capaciteit van de diensten moet op orde blijven.
  • Preventie radicalisering in de wijk. We vergroten de weerbaarheid en versterken de signaalfunctie van ouders, wijkagenten, jongerenwerkers, straatcoaches, reclasseringsmedewerkers en alle anderen met een spilfunctie in wijken. Samen met gemeenten zetten we in op het vergroten van de aangiftebereidheid bij groepen die veel te maken hebben met geweld.
  • Geen podium voor haatpredikers. Voor predikers die zich tegen de rechtsstaat keren of oproepen tot geweld is in ons land geen plaats. We geven geen vergunningen af voor evenementen met of een visum voor dergelijke verspreiders van haat.
  • Antisemitisme, extremisme en radicalisering via school bestrijden. Op elke school wordt onderwijs gegeven over de Holocaust, antisemitisme, radicalisering, rechts-extremisme en links-extremisme en nieuwe vormen van gewelddadig extremisme die zich nu en in de toekomst kunnen manifesteren. Waar nodig met goede ondersteuning/ lesmateriaal voor docenten.
  • Nationaal coördinator antisemitismebestrijding. Ook in Nederland is het permanent nodig om de problemen rond antisemitisme zichtbaar te maken en een effectieve aanpak van antisemitisme te bevorderen.
  • Beveiliging Joodse scholen en synagogen. Joodse synagogen en scholen krijgen structurele financiële ondersteuning voor beveiliging, omdat zij al jarenlang serieuze bedreigingen ontvangen.
  • Weerbaarheid gemeenschappen versterken. De toename van rechts-extremisme en antisemitisme wordt aangepakt. De landelijke overheid komt samen met gemeenten tot een gerichte aanpak om de weerbaarheid van gemeenschappen tegen rechts-extremisme en antisemitisme waar nodig te vergroten.
Meer digitale ethiek

Digitale technieken zijn verweven met ons moderne leven, maar vragen (zoals alle techniek) ook om controle en afwegingen. Er is meer aandacht nodig voor wetgeving rond digitale technieken, de bescherming van grondrechten, bewustwording en het borgen van het publieke belang. Onze vrijheid komt in het gedrang als we niet meer grip krijgen op grote techbedrijven die grote hoeveelheden data over ons verzamelen. Persoonlijke keuzes worden ongemerkt beïnvloed door gratis diensten, mensen worden fabeltjesfuiken ingelokt en de publieke ruimte van het internet wordt meer en meer ingenomen en gestempeld door techbedrijven met een commercieel oogmerk. De overheid moet een grotere rol nemen bij de regulering van big tech spelers, het internet als publieke ruimte en via voorlichting en andere bewustwordingsmaatregelen pal gaan staan voor vrijheid.

  • Waakhond Digitale Veiligheid. Er is beter toezicht nodig op wat bedrijven en overheden met onze gegevens doen en welke algoritmes en technieken ze inzetten. De Autoriteit Persoonsgegevens wordt daarom omgevormd tot een sterke toezichthouder voor Digitale Veiligheid, met voldoende technische kennis en middelen om ons digitaal te beschermen.
  • Bestuurlijke aansprakelijkheid. Beursgenoteerde bedrijven worden verplicht om van de bescherming van persoonsgegevens een topprioriteit te maken. Bestuurders worden persoonlijk aansprakelijk gesteld voor gebrekkige databescherming.
  • Algoritme keurmerk. Er komt een keurmerk voor veilige slimme algoritmes, die de privacy en digitale veiligheid respecteren en niet onbegrensd data hamsteren en combineren.
  • Recht op een schone data-lei. Er komt een beter wettelijk geborgd recht op een schone lei, zodat consumenten op een duidelijke plek een verzoek kunnen indienen om al hun data te laten verwijderen.
  • Bescherming data van kinderen. Voor digitale producten die zich specifiek op kinderen richten, worden extra strenge eisen gesteld om het verzamelen van data te beperken en bewaartermijnen te verkorten.
  • Bescherming kinderen tegen online reclame. Kinderen worden beter beschermd tegen online reclame, onder meer door gebruik te maken van de Europese ruimte om strengere normen rond dataverwerking, productplaatsing en uitzendlimieten op te leggen. Populaire kanalen op sociale media worden onder het bereik van deze strenge regels gebracht.
  • Internationale digitale normen. De ChristenUnie steunt de diplomatieke route om tot internationale normen voor het cyberdomein te komen.
  • Veilige digitalisering in publieke sector. Goede bescherming van data bij publieke instanties is cruciaal. Daarom wil de ChristenUnie dat er heldere richtlijnen worden gehanteerd voor de bescherming van publieke data bij alle overheden.
  • Onafhankelijk onderzoek naar risico’s van online differentiatie. Er komt onderzoek naar de effecten van differentiëren op basis van (big) data in verschillende publieke domeinen zoals de gezondheidszorg, onderwijs en verzekeringen, uit te voeren door een onafhankelijke instantie. Op basis van dit onderzoek kunnen er per domein richtlijnen komen over de toepassingen en daarbij behorende effecten van geautomatiseerde differentiatie op basis van data.”

2. Zorgzame samenleving

Onze samenleving heeft het hard nodig dat we omzien naar elkaar. Mensen zijn geschapen om lief te hebben, om samen te leven. Dan bloeien we op en komen tot ons recht. Daarom staan we aan de kant van al die mensen die vrijwilligerswerk doen, af en toe hun straat vegen en even bij de oude buurvrouw aanbellen. Mensen die verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en dat niet ‘uitbesteden’ aan professionals of aan de overheid. De ChristenUnie is kritisch op het dominante individualistische mens- en maatschappijbeeld, dat ongemerkt zoveel invloed heeft op politieke besluiten. Het individualisme predikt het tegenovergestelde van wat we willen. Het zet eigen belang, geld en regels voorop. Dat komt onze samenleving niet ten goede. Gelukkig is Nederland nog altijd rijk aan sociaal kapitaal, in gezinnen, kerken, verenigingen, buurten, dorpen en steden. De afgelopen jaren zijn door het hele land nieuwe maatschappelijke initiatieven ontstaan. Mensen richten bijvoorbeeld een coöperatie op om zorg, welzijnswerk, onderwijs of jongerenwerk voor hun dorp te behouden. We willen dat de overheid meer op de veerkracht van de samenleving vertrouwt en die beter benut. Wij willen een andere visie op de samenleving en op de mens: de mens die niet alleen als individu op zichzelf staat, maar als onderdeel van de gemeenschap. Op deze manier bevorderen we een zorgzame samenleving waarin mensen omzien naar elkaar.

We weten dat het niet met iedereen in ons land goed gaat. Ons leven is niet maakbaar, maar we kunnen er wel samen wat van maken. Ook voor de mensen die pech hebben, tegenslag te verwerken krijgen, ziek worden, dakloos raken of even tegen iemand moeten kunnen aanleunen om er weer bovenop te komen. We willen een samenleving die er voor iedereen is. Waarin we dakloosheid bestrijden, verslavingen tegengaan, suïcide voorkomen, eenzaamheid uitbannen en ouderen helpen om waardig ouder te worden. De vergrijzing is daarbij een grote maatschappelijke opgave. We moeten met minder mensen meer werk doen, onder andere in de ouderenzorg, het ziekenhuis en op school. Het wordt bovendien voor steeds meer ouderen belangrijk dat we onze samenleving anders organiseren. We willen een samenleving met meer ruimte voor kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Met meer mogelijkheden voor een leven lang samenleven, met verbondenheid tussen generaties en met andere manieren van wonen en zorgen voor én met ouderen. Ook in ons zorgstelsel zijn ingrijpende veranderingen nodig, om te voorkomen dat mensen steeds meer moeten gaan betalen voor hun zorg en er te weinig zorgmedewerkers zijn om hen te helpen. We willen daarom dat het zorgstelsel beter aansluit bij de veerkracht van de samenleving, met zorg zo dicht mogelijk bij mensen, meer samenwerking in de wijken en een betere organisatie in regio’s.

We hebben de mensen in de frontlinie van de samenleving hard nodig. Veerkrachtige gezinnen, waarin kinderen veilig en gelukkig kunnen opgroeien. Leraren en schoolleiders, die de ruimte krijgen om vanuit hun vakkennis de talenten van kinderen tot bloei te brengen, zodat zij die later kunnen inzetten voor de samenleving en de wereld. Verplegers, artsen en hulpverleners, die goed toegerust en gewaardeerd worden om voor mensen te zorgen in een toekomstbestendig zorgstelsel. Vrijwilligers, die met hart en ziel buurthuizen, voetbalclubs en voedselbanken draaiende houden, zodat iedereen een plek heeft om anderen te ontmoeten of ondersteuning te krijgen. Al deze mensen dragen samen de fakkel van zorgzaamheid door onze samenleving. Zij verdienen het dat de overheid naast hen gaat staan. Dat is de enige weg naar een samenleving met aandacht voor wat echt telt.

2.1 Samenleving met veerkracht

Sterke en zorgzame gemeenschappen komen niet vanzelf tot stand. Ze draaien op de inzet van mensen: ouders, familieleden, vrijwilligers, mantelzorgers, buurtwerkers. Voor elkaar zorgen is een voorrecht. De ChristenUnie kiest voor een overheid die de veerkracht van mensen en hun netwerken erkent en versterkt. De overheid biedt waar nodig advies en begeleiding en springt alleen in waar het niet vanzelf goed gaat. Ze heeft een beperkte, maar dienstbare rol, om goede randvoorwaarden te scheppen, ruimte te geven aan burgerinitiatief en hinderlijke regels op te ruimen. Vanuit deze visie zet de ChristenUnie zich ervoor in dat overal in Nederland veerkrachtige gezinnen, buurten, ouderen en vrijwilligers zich kunnen ontwikkelen, met aandacht voor elkaar.

Zorgzame gemeenschappen

Mensen voelen zich veilig en bloeien op in een gemeenschap waar onderlinge verbondenheid bestaat. Als buurtbewoners elkaar bijstaan en elkaar om hulp te vragen, ervaren ze dat als positief. Wij helpen onze buren liever als zij dat zelf vragen, dan wanneer de overheid dat vraagt. Maar niet iedereen durft om hulp te vragen. Eenzaamheid is een verborgen probleem in onze samenleving. Van oud tot jong hunkeren mensen naar contact met anderen. Mensen vinden daar ook nieuwe vormen voor. Door heel Nederland zijn in de afgelopen jaren meer dan 800 ‘zorgzame gemeenschappen’ ontstaan, of het nu een zorgcoöperatie, noaber-zorgpunt, zorgzaam dorp, burennetwerk, doarpswurk, of stadsdorp heet. Het zijn mensen die opstaan voor hun eigen buurt, wijk of dorp, zoals bijvoorbeeld in de zorgcoöperatie Austerlitz Zorgt. Ook buurt- en dorpshuizen draaien steeds vaker op vrijwilligers, die daarmee het kloppende hart van veel wijken en dorpen zijn geworden. Dankzij al deze vormen van burgerbetrokkenheid blijven professionele hulpverleners en de overheid langer uit beeld, of beperkt hun rol zich tot begeleiding. Dat wil de ChristenUnie versterken. Daarnaast vervullen sociale teams een belangrijke rol in het kennen en verbinden van wijkbewoners. Door als overheid mee te denken en verbindingen te leggen, kan duurdere zorg worden uitgespaard en krijgen échte aandacht en contact gestalte. Het verbinden van lokale initiatieven met professionals is daarom een belangrijke rol van de overheid.

  • Fonds voor de samenleving. We investeren 100 miljoen in een fonds voor de samenleving, waarmee we een impuls geven aan de ondersteuning van sociale verbanden en onze samenleving. Het fonds wordt toegevoegd aan de middelen voor gemeenten en kan lokaal naar eigen inzicht worden ingezet, zonder de hokjes van verschillende wetten, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Participatiewet of Jeugdwet. Het fonds kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het ondersteunen van burgerinitiatieven, burgercoöperaties, ontmoetingsplekken, mantelzorgondersteuning, vrijwilligers(loketten) of andere initiatieven die de verbondenheid en zorgzaamheid in de samenleving versterken. Deze middelen worden op termijn opgenomen in het regiobudget. > Lees meer over regiobudgetten in hoofdstuk 2.3
  • Ruimte om steun te vragen. Kerken, goede doelen en fondsen moeten hun communicatiekanalen goed in kunnen zetten om hun maatschappelijke doelen te kunnen verwezenlijken. Daarom willen wij in de Telecommunicatiewet een apart regime voor maatschappelijke organisaties. Ook willen wij borgen dat zij toegang behouden tot andere kanalen om steun te vragen, zoals reclamezendtijd, post en het gesprek aan de deur en op straat.
  • Ruim baan voor burgercoöperaties. Initiatieven in dienst van de gemeenschap verdienen alle ruimte. De gemeenschapskracht mag niet gesmoord worden in een dikke deken van regels, formulieren en controles. Voor dit soort initiatieven komen meerjarig leefbaarheidsfondsen en andere subsidievormen beschikbaar. De overheid laat initiatieven meedenken over de manier waarop ze zich verantwoorden over de besteding van subsidies.
  • Aanpakken van eenzaamheid. Ieder mens doet ertoe. Daarom gaat het Rijk door met het helpen bestrijden en voorkomen van eenzaamheid bij jong en oud, zoals via het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid. Samen met gemeenten komt er overal een lokale aanpak van eenzaamheid, in samenwerking met vrijwilligers, kerken en maatschappelijke organisaties.
  • Recht op een buurthuis. Een plek om elkaar te ontmoeten is heel belangrijk voor een wijk. Zoals iedere Nederlander recht heeft op toegang tot de openbare bibliotheek op grond van de Bibliotheekwet, komt er ook een wettelijk recht op ontmoetingsplaatsen zoals buurthuizen.
  • Meer buurt- en dorpshuizen. Gemeenten ontvangen meer middelen om een basisaanbod van activiteiten te organiseren in buurt- en dorpshuizen, gericht op verbinding en ontmoeting tussen alle wijkbewoners, en ook aan aanbod voor ouderen, ggz in de wijk en andere zorgvragers.
Een goed gezinsbeleid

Gezin en familie zijn in onze ogen heel belangrijk. Opgroeien in een stabiel gezin geeft kinderen een stevige basis voor het leven. Veel ouder(s) combineren de opvoeding van hun kinderen met werk en leveren daarnaast vaak nog een andere bijdrage aan de samenleving. De ChristenUnie wil meer aandacht en zorg voor de situatie van (jonge) gezinnen. We willen dat de overheid de omstandigheden schept waarin ouders ruimte ervaren om hun kinderen op te voeden. Daarom willen we een eerlijker belastingklimaat voor gezinnen. Ook willen we naast ouders staan als zij steun nodig hebben, bijvoorbeeld door hen makkelijk toegang te geven tot ouderschapscursussen en relatietherapie ook beschikbaar te maken voor gezinnen met een kleine beurs. Te midden van alle drukte van het leven, is liefdevol opvoeden en elkaar door dik en dun steunen immers makkelijker gezegd dan gedaan. Daarom is er ook aandacht nodig voor ouders en kinderen die een scheiding meemaken. Daarnaast is het belangrijk dat de overheid ook verder kijkt dan het gezinsleven. Het gaat erom dat iedereen, single of vijftig jaar getrouwd, onderdeel is van een bredere gemeenschap; geen los individu.

  • Gezinsvriendelijk belastingstelsel. Bij de herziening van het belastingstelsel worden gezinnen fiscaal rechtvaardiger behandeld, zodat financiële prikkels een minder grote rol spelen bij gezinsvorming. > Meer over het voorstel voor een nieuw belastingstelsel in 3.1
  • Zwangerschapscursus gratis voor lage inkomens. Iedere ouder krijgt de gelegenheid een ouderschaps- of zwangerschapscursus te volgen. Voor ouders met een laag inkomen worden de kosten van cursussen vergoed.
  • Elk kind verdient een goede start. De eerste 1001 dagen zijn van cruciaal belang voor de toekomst van een kind. Daarom wordt in iedere gemeente het actieprogramma Kansrijke Start aangeboden.
  • Goede geboortezorg. Bij geboortezorg wordt, met name bij gezinnen waar zorgen over zijn, gewerkt met een vaste hulpverlener, die de situatie van het gezin goed kent. Dat leidt tot minder medische interventies.
  • Digitale veiligheid voor kinderen. Het is belangrijk dat kinderen bewust en veilig leren omgaan met internet en sociale media. Mediawijsheid maakt deel uit van het lesprogramma op scholen. De overheid helpt ouders om jongeren te beschermen tegen schadelijke content.
  • Gratis hulp bij relatieproblemen. Mensen krijgen hulp, advies of begeleiding om relaties te herstellen waarbij kinderen betrokken zijn. Dit wordt laagdrempelig aangeboden vanuit de Jeugdgezondheidszorg of vanuit het basispakket zorgverzekering als relatietherapie noodzakelijk is.
  • Scheiden zonder schade. Bij een relatie die niet meer te redden valt, moet de inzet maximaal gericht zijn op ‘scheiden zonder schade’, conform het advies (2018) van het Platform Scheiden zonder Schade. (Digitale) scheidingsloketten bij gemeenten worden makkelijk toegankelijk. Er kan een gezinsvertegenwoordiger worden aangesteld die voor, tijdens en na de scheiding ondersteuning biedt.
  • Voorkom vechtscheidingen. Het experiment met betere vormen voor echtscheidingsprocedures, waarbij ouders bijvoorbeeld met een gezamenlijke advocaat naar de rechter kunnen gaan, wordt doorgezet.
Belang van het kind leidend bij ouderschap en gezag

Voor de ChristenUnie staat bij de wetgeving rond ouderschap en ouderlijk gezag het belang van het kind voorop. Daarbij is voor de ChristenUnie het biologisch ouderschap het uitgangspunt.

  • Recht om te weten waar je vandaan komt. De ervaringen van donorkinderen en adoptiekinderen onderstrepen het belang van de beschikbaarheid van betrouwbare informatie over de biologische ouders en genetische verwantschap. Er komt een Register Ontstaansgeschiedenis, waarin ook het register van donorkinderen wordt ondergebracht. Daarnaast moeten in ieder geval de waarborgen die we in Nederland kennen (bijvoorbeeld een maximaal aantal donaties per donor) ook van toepassing zijn als via Nederlandse fertiliteitsklinieken gebruik wordt gemaakt van een buitenlandse donor.
  • Geen wettelijke regeling van meerouderschap of meeroudergezag. Een regeling van meerouderschap of meeroudergezag staat haaks op het uitgangspunt van biologisch ouderschap, is in de uitvoering te complex en leidt tot een groter conflictpotentieel rond het kind.
  • Regeling deelgezag voor samengestelde gezinnen. Deelgezag biedt een oplossing voor bijvoorbeeld pleegouders of stiefouders, die een deel van de zorg en opvoeding van een kind op zich nemen, maar formeel geen beslissingen kunnen nemen. De mogelijkheid om deelgezag te krijgen, komt tegemoet aan het belang van zowel het kind als de verzorgende stief- of pleegouder, en geeft duidelijkheid over verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het deelgezag beperkt zich tot beslissingen rond de dagelijkse verzorging, bijvoorbeeld de tijd dat een kind moet gaan slapen, wat het zal eten, of het bij een vriendje mag spelen, of het afleggen van een standaard doktersbezoek.
  • Geen regeling rond draagmoederschap. De ChristenUnie heeft grote bezwaren tegen het reguleren van draagmoederschap waarbij het kind genetisch slechts gedeeltelijk of in het geheel niet met de ouders verwant is. Nederland heeft de afgelopen 30 jaar een consistent ontmoedigingsbeleid gevoerd ter zake van draagmoederschap. De ChristenUnie ziet geen reden om daar verandering in te brengen.
  • Kinderkoop strafbaar. Evidente vormen van kinderkoop worden strafbaar gesteld, ook als een Nederlander zich hieraan in het buitenland schuldig maakt.
Hulp en ondersteuning voor wie het echt nodig heeft

Goede hulp en ondersteuning voor wie dat nodig heeft, is belangrijk. Het maakt dat mensen kunnen blijven deelnemen aan de maatschappij. Dankzij huishoudelijke hulp kun je blijven wonen in een schoon huis. Dankzij hulp met vervoer kun je nog steeds elke week naar het koor. Een traplift maakt dat je in je eigen huis en in de nabijheid van bekenden kunt blijven wonen. En dagbesteding geeft invulling en ritme in je leven. Gemeenten blijven voor dit soort hulp verantwoordelijk en moeten de ruimte houden om te bepalen hoe ze mensen het best kunnen helpen. Ook de mensen in de zorg moeten ruimte krijgen om op grond van hun kennis en vakmanschap het beste te beslissen. Dat kan door verantwoording en financiering die niet gericht is op ‘wat mag volgens de gegeven beschikking’ maar op ‘wat is nodig voor de persoon in kwestie’. Het huidige systeem maakt maatwerkoplossingen vaak moeilijker, maar is het niet prachtig dat iemand zelf een oprijplaat voor de rolstoel van zijn vrouw kan lassen in plaats van die te laten inkopen? We vinden het belangrijk dat inwoners zelf kunnen meedenken bij de oplossing. Samenwerking tussen organisaties wordt vaak bemoeilijkt door financiële prikkels of terughoudendheid om gegevens te delen. Belemmeringen daarin willen we wegnemen, zodat mensen goede zorg ontvangen. Hoewel gemeenten kampen met oplopende kosten in het sociaal domein, vindt de ChristenUnie dat de bedoeling van de in 2015 doorgevoerde decentralisaties recht overeind moet blijven: zorg dichtbij mensen, oplossingen en ondersteuning zo normaal mogelijk organiseren, binnen hun dagelijkse omgeving. We hechten eraan dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Gemeenten moeten financieel in staat worden gesteld om hulp en ondersteuning te bieden aan mensen die dat nodig hebben.

  • Gemeenten houden ruimte. Hulp en ondersteuning aan mensen die dat nodig hebben, wordt zo dichtbij mogelijk georganiseerd. Systemen van bovenaf kunnen hulp op maat in de weg zitten. Daarom blijven gemeenten veel ruimte houden om zelf keuzes te maken. Het Rijk zorgt voor goede randvoorwaarden, minder knellende regels en voldoende financiële middelen.
  • Aanbestedingsmoratorium. Aanbesteden van zorg mag niet ten koste gaan van duurzame (hulpverlenings-) relaties en daarmee van de kwaliteit van geleverde zorg en welzijn. We willen af van de Europese verplichting om via aanbesteding de economisch meest voordelige inschrijving te kiezen. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om diensten onder de Wmo te organiseren met een beperkt aantal aanbieders, die samen verantwoordelijk zijn voor collectieve functies, zoals een wijkrestaurant, ontmoeting, dagbesteding en welzijnsactiviteiten. Wanneer de kwaliteit voldoet, moet verlenging mogelijk zijn in plaats van opnieuw aan te besteden. Hierbij hebben ook de gebruikers inspraak.
  • Aanbesteding op basis van duurzame hulpverlening. Indien we nog verplicht zijn tot Europees aanbesteden, geldt het volgende. Aanbesteding en aanbieding van zorg worden niet alleen beoordeeld op basis van de laagst aangeboden prijs, maar in de aanvraag van de zorgvrager geeft deze aan criteria als duurzaamheid, sociale aspecten, de inrichting van dagbesteding, ontmoeting, welzijnsactiviteiten en soortgelijke mee te wegen. De wijze waarop deze worden gehonoreerd leidt tot de Beste Prijs KwaliteitVerhouding.
  • Zelfredzaamheidscheck. Naar Deens voorbeeld wordt een ‘reablement’-training ingevoerd bij indicatiestelling van Wmo-hulp. Dat betekent dat eerst wordt gekeken naar wat iemand zelf kan, welke hulp er in zijn netwerk beschikbaar is en wat iemand kan leren om zelfstandig te functioneren, voordat een beroep wordt gedaan op structurele professionele hulp. Dit wordt wettelijk verankerd in de Wmo.
  • Huishoudelijke hulp alleen voor wie dat echt nodig heeft. Huishoudelijke hulp blijft via de Wmo toegankelijk, maar alleen voor mensen die hier een sociaal-medische indicatie voor hebben en dit niet zelf kunnen betalen. Het abonnementstarief wordt afgeschaft.
  • Geen verschil in eigen bijdrage. Door verschillen in eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wmo of vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), wordt de keuze voor zorg soms door financiële overwegingen gestuurd in plaats van door inhoudelijke overwegingen. Dit moet anders, hetzij door de eigen bijdragen gelijk te trekken, hetzij door zorg thuis alleen vanuit de Wmo of de Zorgverzekeringswet (Zvw) te organiseren.
  • Onafhankelijke cliëntondersteuning. Als bij het aanvragen van hulp en ondersteuning niemand uit het eigen netwerk kan helpen, zijn onafhankelijke cliëntondersteuners van belang. Dit blijft een wettelijk vastgelegde taak in Zvw en Wmo.
  • Flexibel budget voor gezinsondersteuning. Voor gezinnen waar meerdere gezinsleden zorg, hulp of ondersteuning nodig hebben wordt het mogelijk gemaakt om budgetten vanuit meerdere zorgwetten, ook indien het gaat om meerdere gezinsleden, flexibel te besteden via een integraal persoonsgebonden budget. Dit wordt in de wet verankerd.
Waardig ouder worden

De vergrijzing van de bevolking is allereerst goed nieuws: Nederlanders worden steeds ouder en blijven tot op hoge leeftijd vitaal: ze krijgen er een ‘derde levensfase’ bij. 92% van de 75-plussers woont zelfstandig, velen van hen zetten zich nog in voor anderen: als oppas voor de kleinkinderen, als vrijwilliger of als mantelzorger. Tegelijk zijn er ook zorgelijke trends: het absolute aantal ouderen dat relatief veel zorg nodig heeft stijgt, en dat terwijl het aantal werkenden relatief afneemt, het aantal potentiële mantelzorgers daalt en de ouderen van de toekomst vaker kinderloos zijn. Ook is er de prognose van de verdubbeling van het aantal mensen met dementie: van 170.000 in 2018 naar 340.000 in 2040. Dit zal nog meer druk op de zorg geven. Als we ouderenzorg blijven organiseren zoals nu, werkt straks bijna 7% van de potentiële beroepsbevolking in de ouderenzorg, in 2016 was dat ruim 3%. De uitgaven aan de ouderenzorg zullen naar verwachting stijgen van € 19 miljard in 2018 naar € 43 miljard in 2040. Om ouderen warme zorg en aandacht te kunnen blijven geven, is een andere manier van denken nodig. Die gaat niet alleen over andere ouderenzorg, maar over een andere samenleving. De veerkracht van ouderen zelf wordt belangrijker. Mensen moeten zich tijdig voorbereiden op de oude dag door zich af te vragen: hoe blijf ik (financieel) gezond, wie zorgt straks voor mij en voor wie zorg ik en waar kan ik blijven wonen? We moeten ouderen letterlijk en figuurlijk een waardige plek geven in onze samenleving. Letterlijk door voldoende woningen te realiseren, figuurlijk door als samenleving meer ruimte en mogelijkheden te bieden aan steeds meer zelfstandig wonende ouderen. Ook voor dementerende ouderen, die we tegenkomen in winkels en op straat, moet er oog en oor zijn.

  • € 1 miljard naar ouderenhofjes en generatiewoningen. Er zijn nieuwe woonzorgconcepten nodig om de verpleeghuissector te ontlasten en beter aan te sluiten bij de wensen van ouderen. Bewoners van gemeenschappelijke woonvormen kunnen meer voor elkaar betekenen. Tot 2040 zijn er 250.000 tot 400.000 gemeenschappelijke, aangepaste of nul-tredenwoningen nodig om ouderen langer zelfstandig te laten wonen. De ChristenUnie wil dat er de komende kabinetsperiode 80.000 ouderenwoningen worden gerealiseerd. Daarbij gaat het niet alleen om woonzorgprojecten waar uitsluitend ouderen wonen, maar ook om initiatieven als burgercoöperaties, meergeneratiewoningen, inclusieve wijken en hofjes. We richten een Ouderenbouwfonds op met € 1 miljard om de bouw van dit soort woningen aan te zwengelen. Dat is goed voor ouderen én voor jongeren, omdat dit de doorstroming op de woningmarkt bevordert. Belemmeringen voor collectieve woonvormen voor senioren - krasse knarrenhofjes - en gemengd wonen verdwijnen. We stimuleren levensloopbestendig bouwen waardoor mensen langer in het eigen huis kunnen blijven wonen. > Lees meer voorstellen voor het toekomstbestendig maken van de woningmarkt in hoofdstuk 3.5
  • Gemeenten verplicht om ouderenwoningen te realiseren. Gemeenten krijgen de verplichting om voldoende aangepaste woningen en gemeenschappelijke woonvormen te realiseren. Dit zorgt voor onderling contact, gezelschap en burenhulp en vermindert het beroep op professionele zorg. Als zorg toch nodig is, kan er eenvoudiger professionele (thuis)zorg en verpleegzorg worden georganiseerd. Gemeenten maken hierover prestatieafspraken met woningcorporaties.
  • Eén plan voor lokale ouderenzorg. Gemeenten, huisartsen, wijkverpleging, geriatrische deskundigen en verpleeghuizen maken voor elke wijk één plan over de organisatie van ouderenzorg. Per wijk is er één herkenbaar en aanspreekbaar wijkverpleegkundig team. De keuzemogelijkheid voor identiteitsgebonden zorg blijft gewaarborgd.
  • Minder schotten voor zorg voor thuiswonende ouderen. Alle zorg voor thuiswonende ouderen wordt voortaan betaald uit de Zvw en Wmo. Gemeenten worden financieel beloond als zij voorkomen dat ouderen in de Wlz belanden. Op termijn wordt ouderenzorg in één wet ondergebracht.
  • Voldoende verpleeghuiszorg. Ondanks de nadruk op zorg thuis en gemeenschappelijke woonvormen zijn er de komende 20 jaar meer verpleeghuisplekken nodig. De capaciteit voor gespecialiseerde (medische) verpleeghuiszorg blijft centraal gereguleerd.
  • Organisatie van zorg eenvoudiger. In elke gemeente/regio wordt eenduidige coördinatie van zorg ingevoerd, zodat ouderen en mantelzorgers bij acute situaties geen last hebben van overgangen tussen thuis, ziekenhuis en zorginstellingen. Gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren maken glasheldere afspraken over de organisatie en bekostiging en informeren burgers en verzekerden hierover.
  • Nederland dementievriendelijk. We investeren in dementievriendelijke gemeenten zodat mensen zo lang mogelijk kunnen meedoen aan het openbare leven. We hebben daar allemaal een rol in.
  • Preventie van zorg. Gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren betalen gezamenlijk mee aan het voorkomen van zorg, bijvoorbeeld door valpreventie, welzijn op recept en een ruim lokaal aanbod aan activiteiten gericht op zingeving, sociale betrokkenheid en vitaliteit.
  • Recht op geestelijke verzorging. We leggen het recht op geestelijke verzorging vast zodat zingevingsvraagstukken een plaats krijgen.
  • Slimme technologie beter gebruiken. Slimme technologie die bewezen goed werkt in de thuissituatie wordt onderdeel van het dagelijkse leven en de zorgverlening. Daardoor blijft er in plaats van zorghandelingen tijd over voor menselijke contact. De bekostiging in de zorgwetten wordt hierop aangepast.
Ondersteunen mantelzorgers en vrijwilligers

Mantelzorgers en vrijwilligers zijn het onzichtbare goud van Nederland. 40% van de Nederlanders doet vrijwilligerswerk, ongeveer een derde van de volwassen Nederlanders verleent mantelzorg. Het grote verschil tussen beide is dat vrijwilligerswerk een keuze is en mantelzorg vaak niet vrijblijvend. Wat niet verschilt, is de impact op onze samenleving van mensen die zich inzetten voor een ander. Of je nu klusjes doet voor je sportclub, zorgt voor je echtgenoot, het rooster maakt voor de klaverjasclub of koffie schenkt in de kerk: het maakt mensen blij en onderling betrokken. Vrijwilligerswerk zorgt ook voor contacten tussen mensen die elkaar anders niet zouden hebben ontmoet. Het vergt inzet om voldoende vrijwilligers te vinden en te verbinden aan het vrijwilligerswerk. De talloze vrijwilligersorganisaties die dat mogelijk maken, zoals Stichting Present of Tijd voor Actie, verdienen steun. Er zijn mantelzorgers die een groot deel van de week voor hun naaste zorgen. Dat is onbetaalbaar, maar meestal ook ontzettend zwaar. Met steun en tijd gaan we deze kanjers helpen.

  • Vrijwilligersloket. Er komen meer vrijwilligersloketten, die in een gemeente vraag en aanbod bij elkaar brengen, mensen met elkaar verbinden, vrijwilligersplatforms onder de aandacht brengen, ideeën uitwisselen en steun bieden aan vrijwilligers waar dat nodig is.
  • Mantelzorgverlof. Werkgevers faciliteren hun werknemers met flexibele werktijden of door uren ter beschikking te stellen voor mantelzorg. De overheid maakt daarover afspraken met werkgevers. Er komt een langer durend betaald zorgverlof.
  • Steunpunt mantelzorg. In elke gemeente is of komt een steunpunt Mantelzorg dat mantelzorgers op weg helpt bij geldzaken, vervangende zorg, wonen, werk, wet- en regelgeving of doorverwijst naar de landelijke Mantelzorglijn.
  • Ontlasting van mantelzorgers. Vervangende zorg of respijtzorg wordt tijdig, makkelijk en op maat beschikbaar.
  • Mantelzorgsparen. Er komen experimenten met mantelzorgsparen: wie uren mantelzorg biedt aan iemand buiten de eigen familie, kan die later ‘terugkrijgen’ als hij zelf zorgbehoevend wordt. Dit biedt kansen voor alleenstaanden of mensen met een beperkt sociaal netwerk.
Genieten van sporten en bewegen

Een wandelingetje in de buurt, fietsen naar je werk of de 4 mijl rennen in je eigen dorp; het is voor ieder mens goed om te bewegen. Bankjes, parken, natuurgebieden, fietspaden, beweegplekken en sportaccommodaties bieden voor ieder wat wils. In coronatijd waarderen we het nog meer om buiten te kunnen zijn, te bewegen en te genieten van de natuur en de frisse lucht. Sport brengt mensen samen en leert om respectvol met elkaar om te gaan. Sport stimuleert lichaam en geest tot optimale prestaties en bevordert een gezonde en vitale samenleving. Daarom is het nodig om ook voor de toekomst voldoende sportfaciliteiten te hebben; van openbare beweegplekken tot sportparken en sportaccommodaties. We willen extra middelen ter beschikking stellen aan gemeenten om gezond gedrag te bevorderen. Wij waarderen de inzet van vrijwilligers bij de vele sportverenigingen die Nederland rijk is. We focussen niet alleen op topsport en de ontwikkeling van talent, maar richten ons op sporten die voor iedereen toegankelijk zijn. Als sporten van jongs af aan tot je normale leefpatroon behoort, neem je dat voor de rest van je leven mee. Het is goed voor kinderen dat ze leren dat bewegen leuk is, dat ze leren om doelen te stellen en samen te werken in een team. Daarom willen we dat sport toegankelijk is voor iedereen, in het bijzonder voor de jeugd, en zonder (fysieke) drempel. Wat voor beperking je ook hebt, iedereen is welkom om te bewegen of te sporten.

  • Bewegen in openbare ruimte. In de openbare ruimte – zowel in dorpen en steden als in de natuur- is plaats voor bewegen en ontmoeten voor alle leeftijden.
  • Sporten met beperking. Iedereen verdient de kans te bewegen en te werken aan gezondheid, dus ook mensen met een beperking. Waar nodig wordt de fysieke toegankelijkheid van accommodaties aangepast voor de gehandicaptensport.
  • Sportfaciliteiten. Er komen extra middelen voor gemeenten voor het inrichten van openbare beweegplekken en sportaccommodaties.
  • Sportnorm. Bij grootschalige herontwikkelingen ten behoeve van woningbouw komt er een adviesnorm voor het aantal m2 sportgebied, zowel binnen als buiten.
  • Discriminatie en racisme in sport. Slechts recent is de strijd geopend tegen racisme en discriminatie in de sportwereld. We zetten de strijd voort met alle sportbonden, trainers en sporters. Daarbij zetten we in op preventie en op een goede toegang tot hulp bij incidenten.
  • Breedtesport. Bij sporten staat plezier voorop. Daarom kiest de ChristenUnie voor een toegankelijke sportwereld waarin iedereen kan meedoen. Daarom stimuleren we gemeenten breedtesport meer op de kaart te zetten. Jong, oud, mindervalide, arm of gewoon gezellig met elkaar; voor iedereen moet sport beschikbaar zijn.
  • Topsport. De ChristenUnie wil recht doen aan talent. In het onderwijs borgen we flexibiliteit voor talentvolle jongeren die studie en topsport willen combineren.

2.2 Waarden in de zorg

Elk leven is waardevol. Omdat het leven ons is gegeven: mensen zijn geschapen naar Gods beeld. De betekenis en waarde van het menselijk bestaan liggen niet in afwezigheid van ziekte of beperkingen. Er zijn grenzen aan de maakbaarheid van het leven en aan wat medisch mogelijk en passend is. De medische wetenschap heeft zich de afgelopen decennia op indrukwekkende wijze ontwikkeld en ons veel gebracht. Toch stelt ze onze samenleving voor nieuwe dilemma’s: over de maakbaarheid van het leven en over menselijke waardigheid. De vraag is: wat voor samenleving willen we zijn? Een samenleving waar het streven naar maximale perfectie allesbepalend wordt? De ChristenUnie ziet een samenleving voor zich waarin we leren omgaan met de imperfectie van het bestaan, waarbij we van elk leven de waarde blijven zien. In de zorg staan artsen en verpleegkundigen dagelijks voor beslissingen van levensbelang: welke behandeling toepassen, wel of niet doorbehandelen, wel of geen onderzoek doen... Wat ‘goed’ is, hangt samen met onze mens- en maatschappijvisie. We hebben liefdevolle wijsheid nodig om te leven met beperkingen, zin te vinden in relaties en het leven als ‘gegeven’ en waardevol te aanvaarden als we geconfronteerd worden met onvolmaaktheid en gebrokenheid. Bij goede zorg is het doel ‘soms genezing, vaak verlichting en altijd troost’. Wij voelen ons thuis bij de definitie van Positieve Gezondheid van Machteld Huber: het zo goed mogelijk omgaan met de uitdagingen van het leven.

Passende zorg

Op grond van deze uitgangspunten staat de ChristenUnie voor passende zorg. Zorg die past bij de klacht of ziekte van een patiënt, die in overeenstemming is met de persoonlijke waarden van de patiënt, waarvan kan worden aangenomen dat die leidt tot verlichting van de klachten of tot genezing, en gepaard gaat met goede resultaten tegen acceptabele kosten. Dit vraagt om zorgvuldige communicatie tussen de hulpverlener en de patiënt. Dit kan zowel onder- als overbehandeling voorkomen. Dus geen zorg, die puur wordt geïndiceerd vanuit het aanbod (‘we hebben nu dat nieuwe laserapparaat, dus vanaf nu is laseren de standaardbehandeling’), of vanuit de vraag (‘u-vraagt-wij-draaien-zorg’). Naast toerusting van patiënten is hiervoor ook de herwaardering van de professionele (gewetens)vrijheid van zorgverleners van belang.

  • Gepaste zorg. Gezamenlijke besluitvorming tussen specialist en patiënt wordt de standaard in de spreekkamer. Vroegtijdige zorgplanning (richting het levenseinde) wordt standaard bekostigd als waardevol onderdeel van zorg aan kwetsbare ouderen en chronisch zieken.
  • Aandacht voor zingeving. In de spreekkamer komt meer ruimte voor een goed gesprek over behandelopties of niet behandelen. Bij dit gesprek hoort ook geestelijke verzorging en zingeving.
  • Niet behandelen is ook zorg. Richtlijnen in de zorg zijn niet alleen gericht op ‘doen’, maar ook op ‘laten’. Overbehandeling vergroot en/of verlengt het lijden van de patiënt. Daarom is overbehandeling niet wenselijk.
  • Gewetensvrijheid bewaken. De gewetensvrijheid van zorgprofessionals mag niet onder druk komen te staan door een claimcultuur. Een verplichting tot doorverwijzen is in strijd met de artseneed en wijzen wij af.
Medisch-technologische ontwikkelingen

In de beoordeling van medische technologie voelen we ons thuis bij een ‘ethiek van voorzichtigheid’. Dat betekent niet dat we per definitie alles afwijzen wat op dit terrein speelt, maar wel dat we uitgaan van het principe ‘bij twijfel niet inhalen’ en kijken naar alternatieven. We vinden het belangrijk dat beslissingen die impact hebben op de hele samenleving niet in de beslotenheid van laboratoria of wetenschappelijke congressen worden genomen, maar in het volle licht van de maatschappelijke dialoog plaatsvinden. Ook omdat onderzoeken vaak met publiek geld worden uitgevoerd. Het is belangrijk dat er publieke, morele afwegingen worden gemaakt. Bij het onderzoek naar het kweken van embryo’s, het gebruik van ‘restembryo’s’ na IVF en embryoselectie bij Pre-Implantatie Genetische Diagnostiek (PGD) is ons uitgangspunt dat het leven, vanaf het prilste begin, beschermwaardig is. Het sleutelen hieraan roept ook bij het grote publiek veel vragen op: de meerderheid van de bevolking is niet voor verruiming van de Embryowet. Dit verbindt ons met iedereen die beseft dat een menselijk embryo meer is dan ‘een klompje cellen’. De ChristenUnie is dan ook tegen het gebruik van embryo’s (of het nu gaat om gekweekte embryo’s of rest-embryo’s) voor wetenschappelijk onderzoek. In plaats van onderzoek met menselijke embryo’s zet de ChristenUnie liever in op alternatieven, zoals het gebruik van (geïnduceerde) pluripotente stamcellen voor onderzoek ter voorkoming van ernstige erfelijke ziekten. Geplande onderzoeken over de morele status van embryo-achtige structuren waarvan gezegd wordt dat ze als alternatief kunnen dienen, volgen wij op de voet. Modificatie (aanpassing) van het DNA van een embryo via ‘genredactie’ zoals de CRISPR-Cas techniek, lijkt erfelijke aandoeningen te kunnen herstellen in plaats van weg te selecteren via PGD. Dat klinkt veelbelovend, maar er zijn nog veel vragen over de veiligheid en wenselijkheid. Zeker als genetische modificaties in het embryo onomkeerbaar zijn en aan het nageslacht worden doorgegeven (kiembaanmodificatie), past grote terughoudendheid. Experimenten met menselijke embryo’s om toepassing van genredactie bij mensen te onderzoeken, ook om bijvoorbeeld IVF-technieken te verbeteren, blijven wat ons betreft verboden.

  • Maatschappelijke dialoog. Voorafgaand aan nieuwe wettelijke regelingen over medisch-ethische dilemma’s wordt een transparante en gebalanceerde maatschappelijke dialoog georganiseerd.
  • Geen ‘experimenteerembryo’s’. Kweken van embryo’s voor onderzoek past niet bij de menselijke waardigheid. Het verbod blijft gehandhaafd
  • Onderzoek IVF zonder restembryo’s. Bij een IVF-behandeling worden nu vaak meer embryo’s tot stand gebracht dan noodzakelijk zijn voor de behandeling. Daarom wordt ingezet op (onderzoek naar) behandelmethoden waarbij geen restembryo’s overblijven.
  • Handhaven verbod kiembaancelmodificatie. De Embryowet verbiedt het opzettelijk wijzigen van de kern (DNA) van menselijke kiembaancellen waarmee een zwangerschap tot stand wordt gebracht. De ChristenUnie houdt hieraan vast.
  • Alternatief stamcelonderzoek. We zetten in op de mogelijkheid van het gebruik van (geïnduceerde) pluripotente stamcellen voor onderzoek ter voorkoming van ernstige erfelijke ziekten, in plaats van onderzoek met embryo’s.
  • Voorzichtig met chimeren. De ChristenUnie staat terughoudend tegenover chimeren: mengvormen van dierlijke en menselijke cellen waarmee mogelijk menselijke organen worden gekweekt in dieren. Er zijn hierbij veel vragen over veiligheid (latent aanwezige virussen in DNA-materiaal van dieren) en wenselijkheid (dierenwelzijn, vragen over morele status).
  • Orgaandonorschap. De ChristenUnie is en blijft geen voorstander van het ‘Ja, tenzij’-systeem voor orgaandonorschap. Nu het toch is ingevoerd, is het nog belangrijker dat mensen worden gestimuleerd een bewuste keuze maken. De ChristenUnie bepleit een gemeenschapsgerichte benadering (via kerken, buurthuizen, (sport)verenigingen).
  • Vaccinaties. Vaccinaties beschermen ons, onze kinderen en indirect mensen om ons heen tegen heftige, soms dodelijke ziekten. De ChristenUnie vindt het heel belangrijk dat ouders goede informatie over vaccinaties krijgen. Informeren en stimuleren zijn de kernwoorden bij vaccinatiebeleid. De ChristenUnie is tegen elke vorm van vaccinatiedwang of drang, ook bij de vaccinatie tegen het coronavirus. Er komen geen exclusieve privileges voor mensen die gevaccineerd zijn. Het recht op toegang tot sociale en economische activiteiten en tot het verkeer is voor iedereen gelijk.
  • Big data en Artificial Intelligence (AI). Er zijn al algoritmen die beter dan mensen in staat zijn afwijkingen (nieuwvormingen) te detecteren in beelden van menselijk celmateriaal. Zo lang AI bijdraagt aan gepaste zorg en niet interfereert met de goede relatie tussen arts en patiënt, is de ChristenUnie voor de toepassing ervan. Voorwaarde is dat de privacy van patiënten wordt geborgd en commercieel gebruik van data wordt uitgesloten.
Zorg rond het levensbegin

Ieder menselijk leven is vanaf het prille begin beschermwaardig. Wij staan schouder aan schouder met ouders die open staan voor het ontvangen van leven dat – naar strikt biomedische maatstaven – onvolkomen is. De ChristenUnie wil ervoor waken dat deze solidariteit nog verder onder druk komt te staan door de toenemende mogelijkheden voor prenataal testen. We pleiten voor terughoudendheid in het breed aanbieden van preconceptie en prenatale diagnostiek. In elke situatie moet een medisch-inhoudelijke en morele afweging worden gemaakt of alle negatieve effecten van zo’n screening (risico, onzekerheid) opwegen tegen de positieve effecten daarvan (gezondheidswinst). Het is goed dat aanstaande ouders zich voorbereiden op wat komen gaat, maar een ‘overkill’ aan informatie kan beangstigend werken. Het standaard aanbieden van breed testen kan leiden tot keuzedwang (‘dat doe je toch zeker wel?’).

  • Wettelijk kader preconceptie en prenatale screening. Gelet op de snelle ontwikkelingen in preconceptie en prenatale screening is er een nieuw wettelijk kader nodig. Onderdeel hiervan wordt periodieke maatschappelijke reflectie op ethische vragen naar aanleiding van nieuwe technologische ontwikkelingen.
  • Voorlichting en counseling ouders. Aanstaande ouders worden zorgvuldig en eerlijk voorgelicht over de voor- en nadelen van de tests en de handelingsopties. Verloskundigen en gynaecologen bieden goede counseling. Bij eerlijke voorlichting over leven met het downsyndroom of andere beperkingen hoort ook lotgenotencontact, zodat mensen zich een goed beeld kunnen vormen.
  • Geen standaardscreening. De NIPT-test en de 13-weken echo worden geen vast onderdeel van reguliere prenatale zorg.
  • Niet lukraak testen op aandoeningen. Het spectrum van tests wordt afgestemd op reële (be) handelingsalternatieven.
  • Open toekomst voor een kind. Het in kaart brengen van het hele DNA-profiel is niet zinvol. Kinderen hebben recht op een open toekomst.
  • Dragerschapstest. Iets natuurlijks als een zwangerschap wordt niet onnodig gemedicaliseerd. Ouders of kinderen hoeven niet eerst een test te doorstaan voordat ze zwanger of geboren mogen worden. Dragerschapstesten worden alleen toegelaten als sprake is van zeer ernstige erfelijke aandoeningen.
Meer bescherming rond het begin van het leven

Ieder mens is door God geschapen en is vanaf het meest prille begin van het leven door Hem geliefd en bemind. Ongeboren leven kan niet voor zichzelf spreken, dat moeten wij doen. Daarom heeft de ChristenUnie zich altijd verzet tegen de Nederlandse abortuspraktijk, die indruist tegen een van onze meest elementaire waarden: de beschermwaardigheid van het menselijk leven. Het is hartverscheurend dat er nog altijd 30.000 abortussen per jaar plaatsvinden. Dat is zo’n 15% van het totale aantal verwekte kinderen per jaar in Nederland. De ChristenUnie streeft naar een abortusvrije samenleving. Een laagdrempeliger abortuspraktijk is onwenselijk, een besluit tot afbreking van een zwangerschap is geen normale medische handeling. Het gaat om een ingrijpende emotionele en morele kwestie, waarbij het belang van de moeder, het ongeboren kind en ook de eventueel betrokken vader zorgvuldig moet worden afgewogen. Daarom zet de ChristenUnie in op sterke verbetering en borging van begeleiding en onafhankelijke counseling. Uit de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap blijkt dat 50% van de respondenten voor abortus kiest omdat de opvoeding van het ongeboren kind niet samengaat met werk of opleiding. Dat onderstreept dat er aandacht moet zijn voor de achterliggende factoren, zodat alternatieven kunnen worden besproken. Ook vinden wij goede nazorg na een abortus van belang.

  • Voorkomen onbedoelde zwangerschappen. Er komt een effectieve campagne voor het voorkomen van ongewenste zwangerschappen, door middel van gerichte voorlichting via scholen, verenigingen en (culturele) gespreksgroepen.
  • Steun de moeders. Tienermoeders (maar ook volwassen vrouwen met sociaaleconomische problematiek) krijgen hulp bij huisvesting, financiën, het voortzetten van de opleiding en het opvoeden van hun kind.
  • Anticonceptie vergoeden. Eén van de meest effectieve maatregelen om het aantal abortussen omlaag te brengen en ongewenste zwangerschappen te voorkomen, is de financiële drempel weg te nemen voor anticonceptie. Daarom worden alle vormen van anticonceptie die bijdragen aan een afname van ongewenste zwangerschappen en abortussen opgenomen in het basispakket.
  • Begeleiding en verwijzing door huisarts. De beste manier om begeleiding, counseling en de nazorg voor onbedoeld zwangere vrouwen te borgen, is via de huisarts.
  • Abortus niet normaliseren. Zwangerschapsafbreking (in welke vorm dan ook) hoort niet thuis in de huisartsenpraktijk. Dat trekt abortus te veel in de sfeer van het ‘normale medisch handelen’, waar patiënten recht op zouden hebben.
  • Aanbod keuzehulp. Er komt een uitstekend aanbod van keuzehulpverlening, met aandacht voor de situatie die de zwangerschap ongewenst maakt, zodat ook alternatieven kunnen worden besproken.
  • Wettelijke zorgvuldigheidseisen. Niemand wil dat het besluit om een zwangerschap af te breken lichtvaardig wordt genomen. De wet bevat zorgvuldigheidseisen, die geen dode letter mogen zijn. Een realistische beraadtermijn blijft van belang. De noodsituatie van de vrouw, waarvan volgens de wet sprake moet zijn, dient invoelbaar te zijn voor de huisarts.
  • Wekengrens terugdringen. In de huidige wetgeving is abortus niet toegestaan als er medisch-technologisch gezien sprake is van een levensvatbaar embryo. Recente voorstellen om de wekengrens vast te leggen op 24 weken laten deze koppeling los en leggen de grens te hoog. Wij wijzen die voorstellen af. Ook omdat zo’n grens de onterechte suggestie wekt dat elke abortus daarvóór wel gerechtvaardigd is. Als er toch een wettelijke maximumgrens komt, pleiten wij voor een lagere wekengrens.
Zorg rond het levenseinde

Elk mensenleven heeft intrinsieke waarde. Dit hangt niet af van vermogens, beperkingen, leeftijd of welke vorm van maatschappelijk bijdrage ook. Wij willen een samenleving die de waarde van ouderen benut en bevestigt en hen de beste zorg geeft, zodat zij zich gewenst en betekenisvol voelen. Dat geldt ook voor de - gelukkig zeer kleine - groep ouderen met een blijvende wens tot levensbeëindiging zonder dat zij ernstig ziek zijn. De taak van de overheid om kwetsbaren groepen te beschermen, weegt vele malen zwaarder dan de facilitering van zelfdoding van gezonde mensen met een zelfmoordpil, die bovendien niet veilig kan worden geregeld. De ChristenUnie beschouwt euthanasie niet als normaal medisch handelen. We verzetten ons tegen de sluipende verschuiving in de euthanasiepraktijk van ‘laatste redmiddel ter voorkoming van een vreselijke dood’ naar ‘een mogelijke uitweg uit een vreselijk leven’. Vond euthanasie voorheen vrijwel uitsluitend plaats bij terminale patiënten, nu komt het steeds vaker voor bij mensen met dementie, psychiatrische aandoeningen of een stapeling van ouderdomsklachten. Artsen ervaren steeds meer druk vanuit patiënten en familie, ook door het inschakelen van het Expertisecentrum Euthanasie. We zien dat een kernprincipe van de huidige euthanasiewetgeving onder druk staat, namelijk dat alleen levensbeëindigend mag worden gehandeld bij mensen die er nadrukkelijk zelf om vragen. De Hoge Raad oordeelde recent dat euthanasie ook mag plaatsvinden bij een dementerende oudere die op het moment van handelen kenbaar maakt niet dood te willen. Wij vinden dat artsen nooit mogen worden gedwongen om euthanasie als normaal onderdeel van hun beroep te beschouwen. Wij willen een weg wijzen naar waardig ouder worden met liefdevolle zorg.

  • Geen wet voor zelfdodingsmiddelen. De ChristenUnie is tegen een wettelijke regeling voor mensen met een doodswens zonder dat zij ernstig ziek zijn. De overheid is er om kwetsbaren te beschermen, niet om hulp te bieden bij zelfdoding.
  • Palliatieve zorg. Palliatieve zorg wordt breder beschikbaar, op de plek waar iemand wil sterven – dus ook thuis. Niet alleen in de somatiek, maar ook in de psychiatrie, want we zien dat het aantal gevallen van euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden gestaag toeneemt. Zorg in hospices blijft (financieel) voor iedereen goed toegankelijk.
  • Palliatieve sedatie. De ontwikkelingen rond palliatieve sedatie zijn de afgelopen jaren in een stroomversnelling gekomen. De ChristenUnie bepleit gepaste toepassing van palliatieve sedatie (ook in de thuissituatie) en continue bijstelling van richtlijnen, bijscholings- en opleidingsprogramma’s op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten.
  • Toezicht OM. Euthanasiezaken waarover in de toetsingscommissies discussie bestaat, worden altijd aan het Openbaar Ministerie (OM) voorgelegd. Het OM houdt toezicht op de Regionale Toetsingcommissies Euthanasie (RTE’s).
  • Transparantie casuïstiek. Alle casuïstiek die door RTE’s wordt behandeld, wordt gepubliceerd, met aandacht voor de ethische, medische en juridische overwegingen, zodat de gemaakte afwegingen transparant zijn. Gevallen waarbij geen sprake is van terminale fysieke aandoeningen en waarin niet de eigen behandelend arts, maar een arts van het Expertisecentrum Euthanasie de euthanasie uitvoerde, krijgen bijzondere aandacht.

2.3 Zorgstelsel dichter bij mensen

2.3 Zorgstelsel dichter bij mensen De zorg in Nederland is voor iedereen toegankelijk en van hoog niveau. De zorg wordt verleend door geweldige zorgmedewerkers. Dat is iets om dankbaar voor te zijn. Tegelijkertijd is het de vraag hoe we dat in de toekomst zo kunnen houden. De zorgkosten lopen elk jaar op, de werkdruk is hoog en steeds meer mensen hebben zorg nodig. Voor een toekomstbestendige zorg zijn nieuwe keuzes noodzakelijk. Marktwerking als mechanisme om kosten te beperken voldoet niet. We willen publiek geborgde keuzes om de toekomst van de zorg zeker te stellen, voor alle werkers in de zorg, maar ook voor iedereen die zorg nodig heeft. Met meer samenleving en minder marktwerking in de zorg. De zorg is ingewikkeld georganiseerd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de moeite om samen te werken met andere beroepsgroepen in de zorg of de regio. Het is lastig om meer te doen dan de declaratieregels toelaten, om verpleegkundigen en hulpverleners écht te laten meepraten bij grote beslissingen en om digitale innovaties landelijk in te voeren. Het is ook lastig om zorg te organiseren voor mensen met complexe zorgvragen die onder verschillende zorgwetten vallen, zoals kwetsbare ouderen of ggz-cliënten. Preventie – het voorkomen van ziekte – komt moeilijk van de grond of krijgt geen prioriteit. Het is paradoxaal: iemand behandelen wordt vergoed, iemand gezond houden niet. Tegelijkertijd neemt het tekort aan personeel toe en slokken de zorguitgaven nu al een kwart op van de collectieve uitgaven, die sneller groeien dan de economie. We zien dat het aantal mensen met meerdere chronische ziekten toeneemt, de bevolking vergrijst en Nederland de duurste langdurige zorgsector ter wereld heeft. Daarom staan we nu voor fundamentele keuzes: hoe houden we onze zorg toegankelijk, betaalbaar en van hoge kwaliteit, gebaseerd op solidariteit met elkaar en met volgende generaties? De zorg moet toekomstbestendig worden gemaakt.

Zorg vertrouwd en dichtbij: in de regio

De meeste mensen kennen niet het hele zorgstelsel, maar wel hun eigen huisarts en het ziekenhuis of verpleeghuis in hun regio. Als een regionaal ziekenhuis failliet gaat, roept dat veel emotie op. Het gaat voor veel mensen om vertrouwde zorg, dichtbij in hun stad of regio. De ChristenUnie hamert al jaren op meer betrokkenheid van cliënten bij zorgorganisaties en zorgverzekeraars. We juichen vormen van coöperatief bestuur zoals bij het Saxenburgh Medisch Centrum, en vormen van crowdfunding zoals bij ziekenhuis Bernhoven in Uden, toe. Miljoenen mensen zijn nog lid van hun voormalige ‘Kruisvereniging’ in de thuiszorg en zijn vaak vrijwilliger bij de huidige verpleeghuis- en thuiszorgaanbieders. Als de zorgmedewerkers en -bestuurders in een regio elkaar snel weten te vinden en hun patiënten/ cliënten goed kennen, geeft dat eigenaarschap, betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel. In regio’s met een beperkt aantal financiers (één zorgverzekeraar, één zorgkantoor en een overzichtelijk aantal gemeenten), komen samenwerking en vernieuwing gemakkelijker tot stand. Om deze redenen hebben betere regie en samenwerking tussen zorgpartijen in de regio de toekomst. Meer samenhang in het zorgaanbod leidt tot de juiste zorg op de juiste plek, op het juiste moment én door de juiste persoon. Zorg voor de hele mens met zijn persoonlijke verhaal. Hiervoor is het nodig dat voor heel Nederland een eenduidige regio-indeling wordt gemaakt, dat er eenduidige afspraken komen over welke partijen de regie voeren over welk type zorgaanbod en dat er kan worden geëxperimenteerd met regiobudgetten

  • Eenduidige zorgregio’s. We willen de zorg in eenduidige zorgregio’s organiseren, die aansluiten bij de bestaande werkgebieden van zorgaanbieders en zorginkopers. Er komt een einde aan de versnippering en onduidelijkheid in de lappendeken van bestuurlijke regio-indelingen, waaronder ROAZ, zorgkantoor, zorgverzekeraar, GGD-regio, veiligheidsregio en jeugdzorgregio.
  • Eenduidige regie in de regio. Wettelijk wordt geregeld dat er iedere 5 tot 10 jaar een regiovisie wordt vastgesteld door alle partijen die betrokken zijn bij de verschillende typen zorgaanbod. Dat gaat in elk geval om zorg waarbij sprake is van domein-overstijgende zorg (kwetsbare ouderen, ggz, chronische ketenzorg) en de acute zorg. Preventiedoelstellingen maken deel uit van deze regiovisie.
  • Regionale zorgraad. Om de betrokkenheid van patiënten, cliënten en bewoners te borgen, krijgen zij een stem in majeure besluiten over de inrichting van de zorg in de regio. In elke zorgregio wordt een zorgraad ingericht.
  • Meer samenwerking, minder versnippering. De zorg is opgeknipt in eerste, tweede en derde ‘lijn’, maar patiënten kun je niet opknippen. Daarom werken zorgaanbieders aan samenhangende zorgverlening in de regio, bijvoorbeeld georganiseerd in netwerk- of ketenzorg waardoor de patiënt geen last heeft van allerlei overgangen.
  • Regiobudgetten. Er komen regiobudgetten waarin middelen uit de Wlz, Zvw en Wmo worden samengevoegd, ook voor het bevorderen van een gezonde leefstijl, welzijn en positieve gezondheid.
  • Van keuzevrijheid naar keuzemogelijkheden. Zorgaanbieders en zorgpersoneel kunnen rekenen op samenwerking in de wijk en solidariteit bij de zorg voor patiënten met een complexe zorgvraag. Een wildgroei aan (vaak kleine) aanbieders in vooral de ouderenzorg en ggz werkt daar - zeker in stedelijk gebied - niet aan mee. In de Zorgverzekeringswet blijven keuzemogelijkheden (zoals identiteitsgebonden zorg) overeind, maar zorgverzekeraars worden niet langer verplicht om ongecontracteerde zorgaanbieders te vergoeden die niet bereid zijn tot samenwerking en solidariteit.
  • Krimpcontracten. Meerjarige (krimp)contracten in de ziekenhuiszorg worden de norm. De zorg wordt van de tweede lijn verplaatst naar de eerste lijn en het sociaal domein/preventie. De bijbehorende middelen schuiven mee. Hierdoor wordt de zorg dichterbij mensen georganiseerd.
  • Landelijke regie op hoog-specialistische (en academische) zorg. Er komt landelijke sturing op zorg die heel specialistisch en onplanbaar is, omdat de vraag in de regio te klein, te versnipperd of onvoorspelbaar is. Dit voorkomt dat het aanbod onvoldoende is of te groot is. In de specialistische ggz is er bijvoorbeeld sprake van een tekort, bij protonentherapiecentra van een overschot. Voor deze bovenregionale sturing wordt een capaciteitsorgaan opgericht.
  • Noodcapaciteit. In de coronatijd hebben we geleerd dat we op alles voorbereid moeten zijn. Daarom wordt het nieuwe capaciteitsorgaan tevens verantwoordelijk voor het plannen van voldoende noodcapaciteit van intensive cares, laboratoria en hulpmiddelen. Om voldoende noodcapaciteit achter de hand te hebben wordt een corps van 25.000 zorgreservisten opgeleid voor het verrichten van (ondersteunende) gezondheidstaken in een noodsituatie. Deze reservisten worden regelmatig bijgeschoold.
  • Landelijk hoofdlijnenakkoord. Er wordt een nieuw landelijk hoofdlijnenakkoord gesloten met harde afspraken over bovenstaande transformatie van de zorg.
  • Bereikbaarheid acute zorg. Er wordt gekeken naar de bereikbaarheid van de acute zorg per regio en het wordt mogelijk om gradaties in spoedeisende hulp en acute zorg aan te brengen zodat een groot deel van de SEH en acute zorg in alle regio’s voldoende beschikbaar is. Mocht bepaalde hulp niet gegeven kunnen worden, b.v. acute geboortezorg, dan moet aan de randvoorwaarden voldaan worden om die benodigde zorg zo snel en goed mogelijk bereikbaar te maken. Dit wordt besproken en vastgesteld bij het opstellen van de regiovisie.
Betalen voor wat echt telt in de zorg

Zorg kost veel geld. Te vaak stuurt geld de zorg in plaats van andersom. Betalingsregels bepalen wat ziekenhuizen en zorginstellingen mogen declareren. Dat leidt niet altijd tot de beste en meest doelmatige zorg. Er wordt in de curatieve zorg te veel zorg zonder gezondheidseffect geleverd. Aanbieders van zorg en fabrikanten hebben soms belang bij de productie van zorg. Daarom willen we af van volumeprikkels in de zorg. De ChristenUnie wil dat er gepaste en zinnig zorg wordt geleverd, gericht op kwaliteit van leven, en dat de bekostiging daarbij aansluit. Ook is aandacht nodig voor medische behandelingen gericht op vrouwen, geënt op de werking van het vrouwelijk lichaam. Het mag niet voorkomen dat symptomen bij vrouwen niet herkend worden. We streven naar meer doelmatigheid en minder verantwoordingslast om de professionaliteit van zorgverleners de ruimte te geven. De ChristenUnie maakt zich zorgen over de prijzen die farmaceuten vragen voor nieuwe medicijnen. Jaarlijks besteden we bijna tien procent van onze collectieve zorguitgaven aan geneesmiddelen en de geneesmiddelenkosten stijgen dusdanig snel dat andere zorg verdrongen dreigt te worden. Geneesmiddelen worden vaak ontwikkeld met publieke financiering. Door voorwaarden te stellen aan deze investeringen kan sturing gegeven worden aan de ontwikkeling, grip gehouden worden op de prijzen en de toegankelijkheid van geneesmiddelen voor patiënten gewaarborgd worden.

  • Eigen risico bevriezen en spreiden. Het eigen risico wordt bevroren op de huidige € 385. Het eigen risico maakt mensen bewust van zorgkosten, maar dat werkt niet als je na één dure ziekenhuisbehandeling het eigen risico al kwijt bent. Door medische behandelingen in te delen in categorieën van bijvoorbeeld € 25, € 100 en € 250 voor de duurste operaties, wordt het eigen risico gespreid.
  • Andere bekostiging voor betere zorg. De bekostiging en declaratieregels in de zorg sturen het gedrag van zorgprofessionals. Helaas helpt de bekostigingswijze hen niet altijd om vanuit hun zorghart te doen wat nodig is. We willen een herziening van de bekostigingswijze per sector, zoals een abonnementstarief en populatiegezondheidsbekostiging voor chronische zorg, een diagnose behandelcombinatie-systematiek met meer ruimte voor uitkomstbekostiging, bundelbekostiging voor planbare klinische zorg, een consulttarief voor diagnostiek en een beschikbaarheidsvergoeding voor acute zorg.
  • Experimenten met populatiebekostiging. We gaan experimenteren met populatiebekostiging om regionaal meer voor elkaar te krijgen. Hierbij wordt een budget beschikbaar gesteld aan een zorgpartij die zich vastlegt om in een afgebakende populatie (patiëntengroep of wijk) bepaalde doelstellingen te behalen op het gebied van gezondheid en ervaren kwaliteit van zorg. Het risico wordt hierbij gedeeld: als de doelen worden gehaald tegen lagere kosten, ontvangt de zorgpartij een deel van de opbrengst.
  • Digitale zorg is reguliere zorg. De coronacrisis heeft uitgewezen dat digitale zorg een goede vorm van zorg is en tevens tijd en arbeid bespaart. Zolang goede zorg voorop staat en de aandacht voor het menselijk contact niet op de achtergrond raakt, zijn wij voor meer zorg op afstand, met name in de chronische zorg (thuismonitoring). De betaling van reguliere en digitale zorg wordt meer gelijkgetrokken.
  • Standaardiseren gegevensuitwisseling. Uitwisseling van medische gegevens draagt bij aan de kwaliteit en veiligheid voor de patiënt en vereenvoudigt het werk van zorgmedewerkers. Dit wordt op landelijk niveau opgepakt om de administratieve last te verminderen en onnodige zorgkosten te voorkomen
  • Alle medisch specialisten in loondienst. Alle medisch specialisten komen in loondienst. Dit vermindert de productieprikkel ten aanzien van behandelvolume en zorgt voor meer gelijkgerichtheid tussen ziekenhuisbestuur en specialisten (die nu onder het medisch specialistisch bedrijf vallen).
  • Verstandig pakketbeheer. Van te veel medische behandelingen staat niet vast of deze effectief zijn en voor wie. Daarom zijn we voor een meer selectieve en risicogestuurde invoering van nieuwe technologie in de zorg door middel van een ‘sluis’: na onderzoek wordt besloten of de behandeling wordt vergoed of niet. We werken daarnaast aan een kritische evaluatie van de bestaande zorg.
  • Gepaste doelmatige zorg. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de zorgverzekeraars gaan veel strakker toezien op gepaste doelmatige zorg als onderdeel van kwaliteit.
  • Centrale inkoop en eigen productie van geneesmiddelen. Het is essentieel dat de overheid geneesmiddelen inkoopt en dat we - in EU verband - meer zelf medicijnen, medische hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen produceren, zodat we minder afhankelijk worden van één of enkele leveranciers.
  • Verantwoord geneesmiddelenonderzoek. Publiek geld geïnvesteerd in geneesmiddelenonderzoek moet maatschappelijk verantwoord worden besteed. Dit doen we door voorwaarden te verbinden aan deze investeringen. Voorwaarden met betrekking tot transparantie over kostenopbouw en een verantwoorde prijsstelling moeten ervoor zorgen dat medicijnen die met publiek geld ontwikkeld zijn toegankelijk en betaalbaar zijn voor iedereen en andere zorg niet verdringen.
Meer vertrouwen en eigenaarschap voor werkers in de zorg en welzijn

Wij hebben grote waardering voor alle werkers in de sectoren zorg en welzijn. Zij werken voor de publieke zaak. Verpleegkundigen, verzorgenden, maatschappelijk werkers, ggz-hulpverleners en jongerenwerkers zetten zich in voor mensen die hulp nodig hebben. Het zijn professionals die het werk moeten kunnen doen wat hun hart heeft, zonder veel bureaucratische rompslomp die vooral van wantrouwen getuigt. De grootste onvrede bij zorgverleners zit niet zozeer in de salariëring als wel in de bureaucratische ballast en het ontbreken van eigenaarschap. Daarom willen we herstel van vertrouwen in en eigenaarschap voor de zorgprofessional. De inhoudelijke kennis van de zorg ligt bij de professional en niet bij ambtenaren of alleen bij managers. Om de passie en het plezier van zorgmedewerkers vast te houden, streven we naar een klimaat waarin vertrouwen het uitgangspunt is en mensen en organisaties van fouten mogen leren. Door omscholing en goede arbeidsvoorwaarden krijgen zorg- en welzijnsmedewerkers de waardering die ze verdienen, met ruimte voor vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid.

  • Carrière voor zorgmedewerkers in de directe zorg. Goede verzorgenden, verpleegkundigen en hulpverleners in de directe zorg moeten kunnen doorgroeien qua salaris. Daarom willen we het traditionele salarisgebouw doorbreken, zodat we goede mensen kunnen behouden. Werkgevers en werknemers sluiten hierover een nieuwe cao af. De overheid praat hierover mee, vanuit haar verantwoordelijkheid voor het budget en stelsel.
  • Vast bedrag per cliënt voor wijkverpleegkundige. Wijkverpleegkundigen kunnen de beste inschatting maken welke cliënt meer of minder zorg en ondersteuning nodig heeft. Door een vast bedrag per cliënt te betalen (en niet af te rekenen op een vast aantal uren of minuten) kunnen eigen afwegingen worden gemaakt en hoeft er minder verantwoord te worden.
  • Gratis herregistratie en bijbehorende scholing. Voor verpleegkundigen met een verlopen registratie komt scholingsbudget beschikbaar in de vorm van een op te richten Vitale-beroepenfonds. (Oud-)werknemers in een vitaal beroep in de publieke sector kunnen hierop via een (toekomstige) werkgever een beroep doen.
  • Meer vertrouwen en minder verantwoording. Er komt een regelvrije ruimte om de huidige vormen van verantwoording af te bouwen. Vertrouwen in de professional wordt het uitgangspunt.
  • Meer zeggenschap voor professionals op de werkvloer. Zorgprofessionals krijgen inspraak bij behandeltrajecten en in beleid. Dit wordt formeel vastgelegd.
  • Combinatiebanen. We willen meer doorgroeimogelijkheden en goede randvoorwaarden voor combinatiebanen. Zo blijft werken in zorg en welzijn uitdagend en kan kruisbestuiving plaatsvinden tussen vakgebieden. Bijvoorbeeld door een combinatie van onderwijs, onderzoek, beleid en kwaliteit.
  • Hulpverleners voor langere tijd. Bij complexe en langdurige problemen wisselen hulpverleners elkaar te vaak af en wordt te weinig naar alle aspecten van het probleem gekeken. Er komen daarom meer domeinoverschrijdende hulpverleners die mensen voor langere tijd helpen en niet opgeven voordat de situatie is verbeterd, zoals levensloopbegeleiders, casemanagers en gezinsregisseurs.
Samen inzetten op preventie en gezondheid

Steeds meer mensen hebben meerdere (chronische) aandoeningen. Dit heeft vaak invloed op de kwaliteit van leven en betekent dikwijls een langdurig beroep op zorg. Het goede nieuws is dat een deel van de aandoeningen een gevolg van leefstijl is. Daarmee zijn ze te voorkomen of te verminderen. De verschillen tussen mensen met een lage en hoge sociaaleconomische status nemen toe: de levensverwachting scheelt 7 jaar, de levensverwachting in goede ervaren gezondheid ongeveer 18 jaar. In een welvarend land als Nederland is het onbestaanbaar dat deze kloof steeds verder groeit. Een gezonde leefstijl kan niemand worden voorgeschreven en er zijn factoren waar je zelf geen invloed op hebt, maar een gezonde leefstijl kan wel worden gestimuleerd. Gezond eten kan door voorlichting en beprijzing worden aangemoedigd. Mensen, met name kinderen en jongeren, hebben er recht op dat de overheid hen beschermt tegen marktpartijen die het belang van volksgezondheid niet altijd vooropzetten. Gezonde keuzes moeten gemakkelijker en normaler worden. De overheid neemt algemene preventiemaatregelen, daarnaast is inzet van ouders, (jeugd)artsen, bedrijven, sportverenigingen en scholen nodig. Als je jong leert om gezond te leven, neem je dat je leven lang mee. Bovendien: iedereen heeft er baat bij als ziektes op latere leeftijd worden voorkomen. Allereerst voor het eigen welzijn, maar ook omdat dit zorguitgaven bespaart.

  • Wettelijk preventieplicht. Preventie wordt expliciet verankerd als onderdeel van de wettelijke (zorg) plicht van zorgverzekeraars én gemeenten. In plaats van ziekte wordt gezondheid het uitgangspunt. De preventieplicht richt zich op de leefomgeving van mensen, waarbij potentieel ziekmakende factoren worden weggenomen.
  • Nationale preventieakkoord doorzetten. We breiden de ambities van het in 2018 gesloten Nationaal Preventieakkoord uit, onder meer naar drugsgebruik.
  • Aanpak overgewicht. De aanpak Jongeren Op Gezond Gewicht is uiterlijk in 2025 ingevoerd in elke gemeente. Met een lokale aanpak wordt overgewicht bij jongeren voorkomen of behandeld.
  • Preventie bij de huisarts. Huisartsenpraktijken worden uitgebreid met praktijkondersteuners die zich richten op hulp en ondersteuning bij preventie.
  • Rookvrije generatie. We blijven streven naar een ‘Rookvrije Generatie’. Tabak is alleen nog te verkrijgen in speciaalzaken. De prijs gaat conform het Nationaal Preventieakkoord in 2023 naar minimaal € 10 per pakje. Daarna gaat de accijns elke 2 jaar met € 1 omhoog. Ook op de e-sigaret en soortgelijke producten wordt accijns geheven, in lijn met de tabaksaccijnzen. Voor e-sigaretten worden geen andere smaken toegestaan dan de standaard tabakssmaak.
  • Rookvrije terrassen. Alle terrassen worden in de zomer van 2022 rookvrij.
  • Overmatig alcoholgebruik terugdringen. Voor alcoholische dranken komen er minimumprijzen per eenheid, met als doel de goedkoopste alcoholische drank minder aantrekkelijk te maken voor probleemdrinkers.
  • Verbod op alcoholreclame. We voeren een verbod op alcoholreclame in met het oog op gezondheidswinst en minder verslavingen.
  • Gezonde keuzes goedkoper. De keuze voor gezond eten en drinken moet aantrekkelijker zijn dan voor ongezonde producten met suikers en vetten. Dit bevorderen we met fiscale prijsprikkels en in ieder geval door een suikertaks in te voeren.
  • Verbod op ongezonde marketing. Kindermarketing wordt alleen nog toegestaan voor producten van de Schijf van Vijf.

2.4 Samenleving waarin iedereen telt

We willen dat iedereen in onze samenleving kan meedoen, tot bloei kan komen en een beroep kan doen op zorg wanneer dat nodig is. Niemand hoeft aan de kant te staan, niemand is alleen op zichzelf aangewezen. Door elkaar te steunen bieden we als samenleving geborgenheid, met ruimte voor de kwetsbare kant van mensen. De overheid fungeert daarbij als een schild voor mensen die meer steun en hulp nodig hebben dan anderen en voor mensen die even niet op een ander kunnen leunen. Dat vraagt om praktische beslissingen op het gebied van wonen, inrichting van de openbare ruimte en toegankelijke zorg. Uitgangspunt van de ChristenUnie daarbij is: zo min mogelijk uitzonderingssituaties. We werken aan een inclusieve, zorgzame samenleving, waarin iedereen telt.

Inclusieve samenleving: begin bij de kinderen

Iedereen mag meedoen. We zeggen het zo makkelijk, maar maken we dat ook waar? Ons land heeft veel stappen gezet om het VN-verdrag over de rechten van mensen met een beperking te implementeren, maar we zijn nog niet klaar. Op het gebied van huisvesting, onderwijs, werk, openbaar vervoer, openbare ruimtes en internetapplicaties zijn nog veel uitdagingen te overwinnen. Uit onderzoek blijkt bovendien dat 62% van de mensen met een beperking zich vaak eenzaam voelt. Bij geen andere groep in onze samenleving is de eenzaamheid zo hoog. De beperking is niet alleen de handicap zelf, er zijn ook mentale en fysieke drempels die hen ervan weerhouden om voluit mee te doen in onze samenleving. Dat begint al op jonge leeftijd, doordat speelplekken, sportclubs en scholen niet voldoende zijn ingericht op een beperking. De ChristenUnie wil dat we stap voor stap werken naar een samenleving waarin ieder kind van jongs af aan kan meedoen. Kinderen met een beperking (en gezinnen) moeten zichtbaar zijn voor leeftijdsgenootjes, andere volwassenen en beleidsmakers. Deze verandering begint met samen spelen en samen leren.

  • Implementatie VN-Verdrag. We werken aan de volledige implementatie van het VN-verdrag, samen met de mensen om wie het gaat. Niet over maar met hen is het uitgangspunt bij het maken van beleid. Om dit verdrag zo goed mogelijk te kunnen implementeren ratificeren wij het facultatieve protocol.
  • Inclusieve speeltuinen. Negen van de tien speelplekken zijn onvoldoende toegankelijk voor kinderen met een beperking. In veel gemeenten is geen inclusieve speelplek te vinden. Het Samenspeel Akkoord krijgt na 2021 een vervolg met de ambitie om uiterlijk in 2025 een landelijk dekkend netwerk te hebben met minimaal één inclusieve speeltuin per gemeente.
  • Inclusieve kinderopvang. Kinderen leren van elkaar en ontwikkelen zich gezamenlijk. Kinderopvangorganisaties die rechtstreeks overheidsgeld ontvangen (volgens ons nieuwe belastingvoorstel), laten zo mogelijk ook kinderen met een beperking toe.
  • Samenspeel Fonds. Er komt een landelijk Samenspeel Fonds voor noodzakelijke aanpassingen van speelplekken, met publieke en private middelen.
  • Toegankelijkheid overheidscommunicatie. Overheidscommunicatie moet uitblinken in toegankelijkheid. Die informatie is eenvoudig, voorzien van infographics en zo nodig meertalig. In lijn met het VN-verdrag voor personen met een handicap horen hier ook gebarentaal, ondertiteling en andere aanwijzingen voor communicatie bij.
  • Betere toegang tot hulp. Mensen met een beperking hebben nog steeds onvoldoende toegang tot informatie en hulp. Er komen meer en beter toegankelijke hulploketten met een hoog servicegehalte, die zowel fysiek als online beschikbaar zijn.
  • Gebarentalen erkennen. De Nederlandse Gebarentaal wordt juridisch erkend, via het mede door de ChristenUnie ingediende initiatiefwetsvoorstel. > Zie ook het voorstel om de Nederlandse Gebarentaal in de grondwet op te nemen (paragraaf 1.1).
  • Toegankelijke publieke gebouwen. Publieke gebouwen en ruimten behoren toegankelijk te zijn voor mensen met een beperking.
Goede zorg voor mensen met een beperking

De ChristenUnie staat voor een inclusieve samenleving die inclusief is: waar mensen met en mensen zonder een beperking samenleven. Wanneer de zorg voor iemand met een beperking thuis niet mogelijk is, hoort er goede zorg beschikbaar te zijn, met voldoende aanbod en keuzemogelijkheden, ook voor persoonlijke wensen bij de invulling van het dagelijkse leven. Dit vraagt iets van zorginstellingen en zorgmedewerkers, maar ook van ouders en hun netwerk. Mensen met een beperking moeten zoveel als mogelijk het leven kunnen leiden dat bij hen past, niet beperkt door logge zorgsystemen. Ook van de samenleving is iets nodig. Bijvoorbeeld door instellingen die zijn verbonden met hun buurt of door de openbare ruimte zo in te richten dat deze voor iedereen toegankelijk is. De ChristenUnie wil dat familieleden zoveel mogelijk worden ontzorgd door in alle zorgwetten toegankelijke cliëntondersteuning op te nemen. Dit vraagt een meedenkende en mensgerichte overheid, die begrijpt dat mensen met een beperking integrale zorg én ontwikkeling nodig hebben. De gehandicaptenzorg is breed en divers: van mensen met een licht verstandelijke beperking die deel uitmaken van de samenleving tot mensen met ernstige meervoudige beperkingen die in speciale zorglocaties wonen. Voor ieders situatie moet oog zijn. In een steeds complexere samenleving zijn er veel vaardigheden nodig om mee te kunnen doen. Voor mensen met een beperking is dat dikwijls extra ingewikkeld, met uitsluiting tot gevolg. Goede zorg en ondersteuning dragen eraan bij dat ook zij mee kunnen doen.

  • Meer kleinschalige woonhuizen. De overheid komt met een stimuleringsregeling voor kleinschalige woonvormen, bij voorkeur in woonwijken, zodat het makkelijker wordt om kleinschalige projecten op te zetten.
  • Goede begeleiding van licht verstandelijk gehandicapten. We gaan door met het actieplan rond schulden en werk voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Werkgevers, jobcoaches, consulenten werk- en inkomen voor de Participatiewet, UWV-medewerkers, schuldhulpverleners en beschermingsbewindvoerders worden beter toegerust om deze mensen te helpen.
  • Investeren in kwaliteit van gehandicaptenzorg. We investeren extra in de kwaliteit en beschikbaarheid van personeel en voorzieningen in de gehandicaptenzorg.
  • Passende zorg. Het persoonsgebonden budget (pgb) blijft in stand, omdat het een mooi middel is om met eigen regie én op basis van vertrouwen passende zorg te realiseren.
  • Behouden pgb voor intensieve zorg. Betrokkenen die intensieve (kind-)zorg verlenen vanuit het pgb moeten dit kunnen blijven doen, onder het normenkader van de zorg van verpleegkundigen. Zorgverzekeraars dienen maatwerk te leveren.
  • Minder administratiedruk bij pgb. Administratieve handelingen komen boven op de draaglast die er al is. De pilot Levensloopbegeleiding voor mensen met autisme wordt uitgebreid met een pilot voor pgb-houders, om daarbij beter te ondersteunen. Fraude wordt voorkomen.
Aanpakken dakloosheid: wonen met zorg en begeleiding

In Nederland zijn te veel mensen dak- en thuisloos. Mensen raken dakloos omdat ze verstrikt raken in regels en procedures of slachtoffer zijn van sociaal isolement. De overheid biedt allereerst tijdelijke opvang voor mensen die het zelf (even) niet kunnen. Deze opvang is bedoeld om tot rust te komen, maar vaak is de opvang zelf een bron van onrust doordat mensen te dicht op elkaar leven. Dat moet anders. We streven naar een situatie waarin mensen zo lang mogelijk in hun huis kunnen blijven wonen door zorg aan huis te bieden. Dit vraagt voldoende (geclusterde) huisvesting voor kwetsbare doelgroepen, ook in wijken met meer draagkracht. Wij vragen de samenleving om ruimte te bieden aan mensen die ‘anders’ zijn. Cruciaal hierbij is dat er aandacht en ondersteuning is voor mantelzorgers en buren. Ambulante ondersteuning, inloophuizen en crisisbedden zijn nodig voor als het thuis even niet meer gaat. Op deze manier werken we aan een aanpak waarin de kracht van de gemeenschap meer centraal staat. De ambitie van de recent ingezette aanpak Een (t)huis, een toekomst houden we vast. Het stijgend aantal zwerfjongeren vraagt speciale aandacht. We pleiten voor het stuk voor stuk aanpakken van de oorzaken: te weinig betaalbare woningen, problematische schulden, verminderde zelfredzaamheid, slechte aansluiting tussen jeugdzorg en de verwachte zelfredzaamheid op 18-jarige leeftijd. Geen jongere mag uit beeld raken.

  • Housing first. Housing First fungeert als leidend principe. Het werkt het best om daklozen niet in een opvang, maar in een eigen woning te begeleiden. > Zie hoofdstuk 3.5 voor al onze woonplannen.
  • Huisvestingsplicht. De gemeenten krijgen een huisvestingsplicht voor alle mensen die uitstromen uit beschermd wonen en de maatschappelijke opvang, vergelijkbaar met de huisvestingsplicht voor statushouders. Er worden daarover prestatieafspraken gemaakt met woningcorporaties. Op die manier voorkomen we dat mensen op straat belanden.
  • Geen slaapzalen. Er komen afspraken met gemeenten om de opvang kleinschaliger te organiseren. Geen slaapzalen meer maar één of twee-persoonskamers.
  • Quotumregeling. Het oplossen van dakloosheid vraagt een bijdrage van elke gemeente. Daarom voeren we tijdelijk een quotumregeling in voor het beschikbaar stellen van (tijdelijke) woonruimten voor dak- en thuislozen.
  • Stimuleren van omklapwoningen. Als mensen hun leven eindelijk op orde hebben, moeten ze hun tijdelijke woning uit en elders helemaal opnieuw beginnen. Dit is onwenselijk en risicovol. In ‘omklapwoningen’ krijgen mensen de kans om te groeien in zelfstandigheid en kan de hulpverlening zich terugtrekken. De overheid maakt een landelijke afspraak over samenwerking tussen zorgaanbieders, gemeenten en woningcorporaties om dit te bereiken.
  • Jongerenregisseurs. Er komen jongerenregisseurs voor (zwerf-)jongeren die tussen wal en schip raken bij het vinden van een huis, opleiding, inkomen en zorg; zij bieden ook een half jaar nazorg.
  • Bijstand op maat voor dakloze jongeren en jongeren in instellingen. Voor jongeren van 18 tot 21 jaar die dakloos zijn, in een instelling wonen of in omstandigheden raken waarbij ouders/verzorgers hun onderhoudsplicht niet volledig kunnen nakomen, worden oplossingen mogelijk gemaakt. Gemeenten zijn verplicht om deze jongeren ruimhartig te helpen, zonder willekeur. Bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand of individueel maatwerk via de Participatiewet.
  • Geen kostendelersnorm. De leeftijd voor de kostendelersnorm gaat omhoog naar 27 jaar. We passen de wet zo aan dat ieder die een naaste in acute (woning)nood onderdak biedt in de eigen woning, hier de mogelijkheid voor krijgt, zonder dat de kostendelersnorm van toepassing is (verlengde van de pilot ‘Onder de pannen’).
  • Afschaffen zoekperiode bijstand. We schaffen de zoekperiode van vier weken af voor mensen die een bijstandsuitkering aanvragen. Vier weken duren voor jongeren erg lang. De kans op problemen die tot dakloosheid kunnen leiden is dan al groot.
  • Gespecialiseerde opvang voor slachtoffers mensenhandel. Voor specifieke doelgroepen, zoals slachtoffers van mensenhandel, wordt bovenregionaal gespecialiseerde opvang gerealiseerd, zodat ook deze groepen goede hulp en opvang krijgen.
  • Doordecentralisatie maatschappelijke opvang. Als uit de praktijk blijkt dat de doordecentralisatie van beschermd wonen goed werkt, gebeurt dat in 2025 ook met maatschappelijke opvang.
  • Budget gemeenten op orde. Het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen mag niet leiden tot tekorten bij gemeenten. Het woonplaatsbeginsel mag niet leiden tot belemmeringen in de toegang tot passende woonzorg voor mensen met ernstige psychische ziekten.
Veerkracht in de geestelijke gezondheidszorg

Als het met iemand geestelijk niet goed gaat, is het belangrijk dat er professionals in de zorg klaar staan. De ChristenUnie wil een geestelijke gezondheidszorg die herstel bevordert en de mentale veerkracht van mensen versterkt. Er is een kwetsbare groep die als gevolg van biologische kwetsbaarheid, jeugdtrauma’s of andere omstandigheden, langdurig en soms chronisch lijdt onder psychiatrische problematiek. Deze mensen verdienen langdurige zorg en ondersteuning. Ggz-professionals, gemeenten en sociale wijkteams moeten hierin samen optrekken, omdat veel mensen met ggz-problematiek ook andere problemen hebben, zoals werk, wonen, schulden en eenzaamheid. Er zijn knelpunten binnen de ggz die de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit onder druk zetten. Dit uit zich in soms lange wachttijden, toenemende instroom en een (te) lage uitstroom. Deze problemen vragen meer regie in de regio en sturing van de overheid. Daarnaast pleiten wij voor een breed maatschappelijk gesprek over geestelijke gezondheidszorg en psychische problematiek. Het (verder) medicaliseren van menselijke moeilijkheden is lang niet altijd de juiste weg. We hebben ook meer betrokkenheid bij elkaar en weerbaarheid bij tegenslag nodig. Het versterken van sociale verbanden, zelfhulpmodules, inzet op preventie en inzet van wijkteams, kunnen helpen om mensen en hun omgeving weerbaarder te maken tegen een psychische disbalans die zich voor kan doen. We zetten de mens centraal en niet de aandoening.

  • Ggz in de wijk. We investeren in geestelijke gezondheidszorg in de wijk en in de verbetering van de samenwerking tussen de ggz, huisartsen, maatschappelijke opvang, woningcorporaties, schuldhulpverlening en andere zorg- en hulpverleners en herstelgroepen. Zo voorkomen we dat mensen zwaardere zorg nodig hebben.
  • Levensloopbegeleiding. Bij levenslange problematiek, zoals autisme, kunnen mensen via de zorg aanspraak maken op levensloopbegeleiding, op het gebied van onderwijs, werk en relaties, om problemen bij cruciale overgangsmomenten te voorkomen.
  • Praktijkondersteuner ggz. Er komen meer praktijkondersteuners ggz bij huisartsenpraktijken, zodat op een laagdrempelige manier wordt bekeken wat de goede aanpak is van klachten.
  • Minder administratie bij acute en klinische psychiatrie. Voor veel professionals is de klinische en acute zorg steeds minder aantrekkelijk om te werken vanwege de enorme verantwoordingsdruk. Het werk bij organisaties die zich richten op lichtere vormen van ggz-zorg biedt vaak meer vrijheid en is beter te plannen. Dit leidt tot grote tekorten in de klinische en acute ggz. Dat moet anders: vertrouwen in de professionaliteit van zorgverleners wordt het uitgangspunt.
  • Regionale regie en landelijke dekking. Partijen in de regio maken afspraken om de beste triage en toegang tot zorg te bieden. Landelijke partijen zorgen voor een adequaat en landelijk dekkend systeem met een bovenregionaal aanbod voor patiënten met een hoogcomplexe zorgvraag die niet binnen de eigen regio geholpen kunnen worden. De financiering hiervan wordt geregeld op basis van beschikbaarheid en niet op basis van gebruik. Zoals iemand met ernstige brandwonden direct naar het landelijk brandwondencentrum in Beverwijk kan gaan, zo doen we dat ook met andere hoogcomplexe zorgvragen.
  • Sterkere rol overheid bij wachttijden. Voor diagnosegroepen voor wie de wachttijd structureel te hoog ligt, krijgt de overheid een sterkere rol om zorgvraag en zorgaanbod beter in balans te brengen.
  • Experiment populatiebekostiging. We willen ook in de ggz experimenteren met populatiebekostiging. Dit betekent dat er uitkomstdoelen worden gesteld, waarbij professionals zelfstandig bepalen hoe ze die bereiken. Het financiële risico wordt gedeeld tussen inkoper(s) en aanbieder.
  • Ook hulp die niet in één hokje past. Door de toenemende specialisering en daarop aangepaste financiering, loopt een groot deel van de psychiatrische zorg langs de lijnen van zorgpaden en zorgprogramma’s, die suggereren dat iemand slechts één psychiatrische diagnose heeft. In de praktijk blijkt vaak dat mensen die door psychische en psychiatrische problematiek langdurig vastlopen, aan meerdere diagnosegroepen voldoen. De zorgvraag sluit daardoor niet aan bij het zorgaanbod. Het gevolg is dat psychisch kwetsbare mensen met een complexe problematiek nergens adequaat geholpen worden, maar vaak langdurig op wachtlijsten staan. Wij willen dat ‘out-of-the-DSM-box’ denken, behandelen en bekostigen onderdeel wordt van het experiment populatiebekostiging.
  • Extra investeren in zelfmoordpreventie. De afgelopen jaren is werk gemaakt van het voorkomen van suïcides. We zetten dit structureel voort en investeren waar mogelijk extra in zelfmoordpreventie. Het nummer 113 wordt gratis en anoniem beschikbaar. In de Wet publieke gezondheid komt een plicht voor gemeenten om actief werk te maken van zelfmoordpreventie.
Betere jeugdzorg

Opgroeien doe je bij voorkeur thuis. Bij haperingen in het opgroeien en opvoeden is het van belang dat zorg en ondersteuning zo nabij mogelijk worden aangeboden. Met de juiste ondersteuning op het juiste moment kan zwaardere zorg worden voorkomen. Door de versnelling van de maatschappij, de hoge verwachtingen waaraan kinderen en jongeren moeten voldoen en het steeds meer ontbreken van stabiele relaties en gezinnen, raken steeds meer kinderen in de knel. Daar zijn we bezorgd over. Een diagnose en stempel zijn niet altijd behulpzaam. Als er zorg nodig is, moet de focus vooral op de oplossing liggen: de juiste hulp en ondersteuning in en rond een gezin. Dat kan niet zonder de inzet van informele steun en de eigen kracht van ouders. Soms zijn tips voor de omgang met of opvoeding van een jongere al voldoende, soms kunnen problemen groepsgewijs worden behandeld, in andere gevallen zijn intensieve hulpverleningstrajecten nodig. Belangrijk is dat er aandacht is voor de hele mens: de zorg moet gericht zijn op alle aspecten van het probleem: het gezin, de vriendengroep en omgevingsfactoren. De verandering van de jeugdzorg, gericht op normaliseren, hulp dichtbij en betere samenwerking rond gezinnen, is in volle gang, maar we zijn er nog lang niet. Gemeenten willen wel bijdragen aan de doelen van de Jeugdwet, maar hebben daarvoor een passend budget nodig. Het stijgend aantal kinderen in de jeugdhulp is bovendien ook een symptoom van een maatschappelijk vraagstuk. Dat lossen we niet op met alleen maar meer geld, maar vraagt ook een verandering in de samenleving. We moeten samen toewerken naar een situatie waarin ouders zoveel mogelijk zelf in staat zijn om kinderen een geborgen omgeving te bieden, en als dat onverhoopt nodig is, kunnen rekenen op goede jeugdzorg.

  • Bredere jeugdzorg. De transformatie in de jeugdzorg moet worden aangegrepen om met een bredere blik te kijken welke hulp jongeren en gezinnen nodig hebben. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat waar jeugdhulp is aangevraagd eerst schuldhulpverlening nodig is of dat bij leerproblemen eerst praktische hulp in het gezin moet komen.
  • Meer geld voor jeugdzorg. De gemeentelijke uitgaven aan jeugdzorg stijgen. Deze stijging is slechts gedeeltelijk gecompenseerd en daarnaast van tijdelijke aard. De ChristenUnie wil structureel méér middelen voor de jeugdzorg, zodat gemeenten goede zorg kunnen blijven bieden en intussen kunnen transformeren.
  • Specialistische jeugdhulp slimmer inkopen. Voor regionaal, bovenregionaal en landelijk werkende aanbieders geldt dat zij met verschillende gemeenten en verschillende inkoopkaders te maken hebben. Omgekeerd geldt dat het gemeenten veel tijd, geld en inzet kost om zorg goed in te kopen bij meerdere aanbieders. Om zowel gemeenten als aanbieders efficiënter te laten samenwerken, komt er een landelijk inkoopkader voor bovenregionale specialistische jeugdhulp, dat nog steeds mogelijkheden openlaat voor lokaal maatwerk. Dat is goed voor gemeenten, de jeugdhulp en vooral voor de jeugd die hulp nodig heeft.
  • Resultaatgericht contracteren. Bij het contracteren moeten de kwaliteit van de jeugdzorg en het te bereiken resultaat dat professionals leveren leidend zijn, en niet het aantal uren dat wordt vastgesteld.
  • Grens jeugdhulp naar 23 jaar. De overgang van 18- naar 18+ levert veel problemen op. We trekken de leeftijdsgrens voor jeugdhulp op naar 23 jaar, in lijn met het RVS-advies. Gemeenten krijgen hiervoor de financiële middelen.
  • Familienetwerkberaad vaker inzetten. Om het netwerk van jongeren te activeren in de zoektocht naar een oplossing willen we vaker vormen van familienetwerkberaad inzetten.
  • Verminderen aantal uithuisplaatsingen van kinderen en jongeren. Binnen de Jeugdzorg wordt ingezet op het verminderen van het aantal uithuisplaatsingen door sterker in te zetten op alternatieven. Samen met de jeugdige en ouders optrekken om de veiligheid binnen het gezin te herstellen heeft voorkeur boven uithuisplaatsing. Inzet op steun vanuit steungezinnen en buurtnetwerken zijn daar voorbeelden van.
  • Eén gezin, één plan. Voor multiprobleemgezinnen geldt de aanpak één gezin, één plan, één regisseur. De privacy van gezinnen moet gewaarborgd zijn, maar mag samenwerking tussen zorg-/hulpverleners niet belemmeren.
  • Praktijkondersteuners jeugd en gezin. In de (huisartsen)praktijk kan de inzet van praktijkondersteuners bij jeugd- en gezinsproblematiek onnodige doorverwijzing naar duurdere zorg helpen voorkomen. Ouders en jeugd worden dichtbij, snel en in een vertrouwde omgeving geholpen.
  • Pleegzorg en Gezinshuizen. Waar kinderen niet binnen de eigen familie(netwerken) kunnen opgroeien, worden ze geplaatst in pleeggezinnen, gezinshuizen of opvanginstellingen. We streven ernaar dat elk kind in een gezinssituatie kan opgroeien, zo mogelijk in pleeggezinnen en anders in gezinshuizen. De pleegzorgvergoeding bestaat uitsluitend uit een onkostenvergoeding en zal worden verhoogd met een vrijwilligersvergoeding voor de tijd die pleegouders moeten besteden aan overleg met hulpverleners en instanties. Kinderen die uit huis zijn geplaatst hebben recht op zak- en kleedgeld, ook als hun eigen ouders dat niet zelf betalen.
  • Woongroepen. Er komen alternatieven voor jeugdigen die niet in een pleeggezin of gezinshuis passen, en op dit moment in de gesloten jeugdhulp worden geplaatst waar ze geen passende hulp krijgen. Te denken valt aan kleinschalige gezinsvormen of woongroepen.
  • Kindermishandeling bespreekbaar maken. Melden van kindermishandeling helpt, maar neemt het achterliggende probleem vaak niet weg. Daarom houden we het meldpunt Veilig Thuis in stand en wordt het programma Geweld hoort Nergens Thuis voortgezet. Doel is om de bespreekbaarheid te vergroten en mensen te ondersteunen bij vermoedens van kindermishandeling.
  • Burgervoogden. De zaakbelasting van jeugdbeschermers wordt verlicht door inzet van burgervoogden.

2.5 Onderwijs dat gaven en talenten tot bloei brengt

Onderwijs is één van de belangrijkste bouwstenen van onze samenleving. Onderwijs biedt kansen en perspectief en helpt kinderen, jongeren én volwassen hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Een school is een minisamenleving op zichzelf, een waardengemeenschap. Leraren, schoolleiders en ander onderwijspersoneel zetten zich samen met ouders met hart en ziel in voor de vorming en ontwikkeling van onze kinderen. Zo bieden zij kinderen en jongeren de kans zich te ontwikkelen als persoon, zich te verhouden tot anderen en andersdenkenden, hun plek in de samenleving te ontdekken en hun talenten te ontplooien. Daarnaast draagt onderwijs in belangrijke mate bij aan de economische ontwikkeling en het innovatief vermogen van ons land en daarmee aan onze welvaart en ons welzijn.

Nederland heeft een uniek onderwijsbestel. Dankzij de in artikel 23 van onze Grondwet geborgde vrijheid van onderwijs is een divers bestand aan scholen en instellingen ontstaan die door de overheid worden bekostigd. Ouders, leerlingen en studenten kunnen kiezen voor onderwijs dat aansluit bij hun opvoeding en levensovertuiging. De scholen en instellingen genieten relatief veel vrijheid en presteren goed, tegen internationaal gezien gemiddelde kosten. Tegelijk kampt het onderwijs met een aantal hardnekkige en groeiende problemen. Zo staan de leerresultaten onder druk, worden de verschillen tussen scholen groter, neemt de segregatie toe en de kansengelijkheid af. Leraren, leerlingen en studenten ervaren steeds meer werk- en prestatiedruk. Het lerarentekort is nijpend en wordt het hardst gevoeld op scholen waar gelijke onderwijskansen al onder druk staan. De ChristenUnie investeert daarom in leraren, zodat zij tijd en ruimte krijgen om talenten van kinderen tot bloei te brengen. En we investeren ook in de kwaliteit van onderwijs, zodat leerlingen het beste onderwijs krijgen. Daarnaast geven we scholen extra middelen voor de professionele ontwikkeling van leraren en schoolleiders. Wij investeren in hoogwaardige kennis en kundige vakmensen, en werken daarmee aan een toekomstbestendige economie in een steeds complexere wereld.

Kernbegrippen voor goed onderwijsbeleid zijn keuzevrijheid, vertrouwen, verantwoordelijkheid en professionaliteit. De rijkdom van het onderwijs is niet in indicatoren en getallen te vangen, de grootste waarde zit in zijn pedagogische dimensie: de interactie tussen leraar en leerling, waarin de leerling steeds meer tot bloei komt en, met vallen en opstaan, zijn mogelijkheden en grenzen leert kennen. Denkend vanuit deze begrippen wil de ChristenUnie bijdragen aan het oplossen van de uitdagingen waar het onderwijs voor staat.

Opkomen voor onderwijsvrijheid

De ChristenUnie staat pal voor de vrijheid van onderwijs, zodat ouders kunnen kiezen voor het onderwijs dat aansluit bij hun opvoeding en levensovertuiging. Het is mooi te zien dat juist de typen bijzondere scholen waarvan er het meest zijn - protestants-christelijk en rooms-katholiek - niet meer bijdragen aan segregatie dan openbare scholen, maar vaak juist minder.

  • Keuzevrijheid in heel Nederland. Ouders moeten in heel Nederland kunnen kiezen voor een school die past bij hun opvoeding en overtuiging, of dat nu bijzonder of openbaar onderwijs is. De vrijheid van artikel 23 om een school met een eigen identiteit op te richten, mag niet worden aangetast. Dat betekent dat de overheid de rechten die samenhangen met het richtingenbegrip beschermt, zoals vergoeding van de kosten van leerlingenvervoer en de bescherming voor de laatste school van een richting. Het (bijzonder) onderwijs heeft vrijheid van richting en inrichting: het mag eigen religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen en pedagogische opvattingen tot uitdrukking brengen. De overheid waakt ervoor dat niet één bepaalde visie op ‘het goede’ en ‘het goede leven’ aan het onderwijs wordt opgelegd. Thuisonderwijs blijft een recht dat ouders hebben, mits zij voldoen aan de wettelijke waarborgen rond kwaliteit, veiligheid en burgerschap. Het toezicht op thuisonderwijs is proportioneel.
  • Meer ruimte voor initiatieven van ouders. De nieuwe manier om scholen op te richten, met een belangrijke rol voor ouderverklaringen, wordt voortgezet. Over twee jaar wordt onderzocht of de drempels voor het oprichten van nieuwe scholen verder verlaagd moeten worden.
  • Kleine-scholentoeslag intact. De ChristenUnie staat pal voor de kleine-scholentoeslag. Die is van belang om kleine scholen met een bijzondere richting open te kunnen houden, bijvoorbeeld in krimpregio’s.
  • Meer zeggenschap op schoolniveau. De bekostiging van het onderwijs gebeurt nu op bestuursniveau. Geld wordt zoveel mogelijk in de klas besteed, en alleen bovenschools waar dat noodzakelijk is. Schoolleiders en lerarenteams krijgen meer zicht op de middelen die vanuit de bekostiging per individuele locatie/ school beschikbaar zijn en krijgen inspraak op de verdeling van middelen over en in scholen.
  • Godsdienstig en humanistisch vormend onderwijs. Leerlingen in het openbaar (speciaal) onderwijs kunnen ook in de toekomst binnen de schooltijden levensbeschouwelijk vormingsonderwijs of godsdienstonderwijs ontvangen. De financiering wordt in lijn gebracht met de bekostiging van het reguliere onderwijs.
  • Ouderbetrokkenheid. De school is een gemeenschap waarin leraren, leerlingen en ouders samenwerken aan goed onderwijs. Door schaalvergroting kennen ouders niet altijd meer de mensen die eindverantwoordelijk zijn voor het onderwijs aan hun kind. De ChristenUnie wil de ouderbetrokkenheid vergroten en de samenwerking tussen ouders en leraren versterken. Ouderverenigingen krijgen weer subsidie.
  • Aan de slag met de nieuwe burgerschapsopdracht. De nieuwe burgerschapsopdracht voor het onderwijs waarborgt dat scholen leerlingen de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat bijbrengen. Bij het toezicht op deze opdracht wordt de vrijheid van scholen om vanuit hun eigen identiteit invulling te geven aan deze opdracht gerespecteerd. Het toezicht door de inspectie op de ontwikkeling van burgerschapsvaardigheden en de zorgplicht voor de schoolcultuur heeft een terughoudend karakter.
  • Goede en rolvaste inspectie. De onderwijsinspectie wordt versterkt en gaat beter toezicht houden op passend onderwijs. De inspectie is rolvast en heeft tot taak de kwaliteit van het onderwijs te bewaken op grond van deugdelijkheidseisen. De inrichting van het onderwijs is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de schoolgemeenschap zelf, op basis van haar identiteit en visie.
Eerlijke kans voor ieders gaven en talenten

Het onderwijs moet eerlijke kansen bieden voor ieders talenten. De ChristenUnie legt zich er niet bij neer dat kinderen die bij de start op achterstand staan, minder onderwijskansen hebben dan leeftijdgenoten.

  • Bestrijding van onderwijsachterstanden. Vroeg opgelopen taal- en ontwikkelachterstanden blijken in de rest van de schoolcarrière niet of nauwelijks meer in te lopen. Voor de bevordering van gelijke kansen is de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) van groot belang. Nog niet alle kinderen voor wie deze educatie van belang is, weten er de weg naar toe te vinden. Hier valt nog winst te behalen. De impact van het coronavirus op onderwijsachterstanden vraagt blijvende aandacht; waar nodig geven we een extra impuls om opgelopen achterstanden weg te werken.
  • Soepele overgangen. Via de doorstroomtoets krijgen leerlingen in het basisonderwijs meervoudige schooladviezen. Samen met de beschikbaarheid van brede brugklassen in het voortgezet onderwijs levert dat een positieve bijdrage aan gelijke kansen voor kinderen. De keuze voor een type brugklas is aan de scholen. Een goede begeleiding bij de overgang naar een volgende school en voldoende mogelijkheden om door te stromen en te stapelen, leveren een positieve bijdrage aan de ontwikkelingsmogelijkheden en -kansen van kinderen. Er komt meer ruimte voor samenwerking en initiatieven van scholen op dit vlak. Leerlingen kunnen zonder voorwaarden doorstromen naar een hoger onderwijsniveau.
  • Gratis schoolboeken. De schoolboeken blijven gratis op het voortgezet onderwijs. Daarbij worden ook digitale leermiddelen betrokken.
  • Aanpakken schaduwonderwijs. Het is niet wenselijk dat kinderen met rijke ouders meer kansen hebben dan andere kinderen. Scholen moeten voldoende hulp bieden aan ieder kind dat specifieke ondersteuning nodig heeft. Initiatieven als de huiswerkvrije school kunnen daarbij helpen en worden gestimuleerd.
  • Ouderbijdrage echt vrijwillig. De ouderbijdrage die scholen vragen mag kinderen niet in de weg zitten bij de keuze van een school of de deelname aan een activiteit. Zo’n bijdrage is altijd vrijwillig, de inspectie gaat daarop gericht handhaven.
  • Gezonde lunch. We willen dat elke school een gezonde omgeving is. Daarom gaan we serieus kijken of veelbelovende concepten zoals de Gezonde Basisschool van de Toekomst verder uit te breiden zijn over Nederland.
  • Basisbeurs terug. Het sociaal leenstelsel wordt afgeschaft. Uitwonende studenten ontvangen een basisbeurs van € 550 per maand. De investeringen in het hoger onderwijs die voortkwamen uit de introductie van het leenstelsel blijven overeind. Er komt compensatie voor studenten in het huidige leenstelsel.
Versterk het vak van leraren en schoolleiders

Leraren en schoolleiders hebben een sleutelrol in het opleiden van leerlingen en studenten. Zij worden bijgestaan door het onderwijsondersteunend personeel. Goed onderwijskundig en pedagogisch leiderschap met oog voor identiteit, weerbaarheid en diversiteit van het onderwijsteam is cruciaal. De ChristenUnie gaat uit van vertrouwen in de schoolteams.

  • Aanpak werkdruk. De werkdrukmiddelen blijven structureel beschikbaar. Schoolteams bepalen zelf waar het geld aan wordt besteed. Zo komt het geld in de klas terecht waar de nood het hoogst is en hebben schoolleiders, leraren en onderwijsondersteunend personeel zelf de ruimte om oplossingen te zoeken.
  • Ruimte voor ontwikkeling. Wij investeren in ruimte voor ontwikkeling voor leraren en schoolleiders. Onderwijsteams worden sterker door bijscholing, coaching en begeleiding, in het bijzonder voor startende leerkrachten. Leraren worden gestimuleerd om onder eigen regie te werken aan professionalisering van de beroepsgroep.
  • Aantrekkelijk beroep. Om het lerarentekort tegen te gaan, worden de loopbaanperspectieven voor leraren vergroot. De bevoegdhedenstructuur in het funderend onderwijs wordt herzien, zodat het makkelijker wordt om ook tussen onderwijssectoren over te stappen. In vervolg op de eerste forse stappen die zijn gezet, wordt de loonkloof tussen basis- en voortgezet onderwijs helemaal gedicht. Er komt één cao voor het basis- en het voortgezet onderwijs. De instroom van leraren wordt verhoogd, onder meer door de academische instroom in het basis- en het voortgezet onderwijs te stimuleren.
  • Afhaken voorkomen. Goede begeleiding van startende leraren is van groot belang. Er worden middelen vrij gemaakt om de begeleiding beter te regelen, zittende docenten te ontlasten bij de begeleiding en zo te voorkomen dat docenten afhaken.
  • Sterke schoolleiders. Een goede schoolleider is cruciaal voor een goed functionerende school. De eisen aan schoolleiders worden vastgelegd in de wet, het Schoolleidersregister wordt verplicht. Schoolleiders krijgen een aantrekkelijke en passende beloning.
  • Kerels voor de klas. We willen meer meesters en leerkrachten uit minderheidsgroepen in het basisonderwijs. De pabo wordt beter ingericht voor vrouwen én mannen, door een grotere diversiteit en vrijheid in lesmethodes en onderwijspedagogiek.
  • Zij-instroom bevorderen. Om het lerarentekort te lijf te gaan, krijgen nog meer mensen met praktijkervaring de mogelijkheid om in een verkort traject en met subsidie een opleiding tot leraar te volgen. Het wordt mogelijk om specialisaties te volgen, bijvoorbeeld gericht op het jonge kind. Zij-instromers worden beter begeleid.
Investeren in het funderend onderwijs

Het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs leggen de basis voor kinderen om zich te ontwikkelen als individu. Die basis is heel belangrijk. De kwaliteit van het onderwijs staat echter onder druk, daarom is een kwaliteitsimpuls noodzakelijk.

  • Impuls onderwijskwaliteit. De bekostiging van scholen is voldoende om aan de basiskwaliteit te voldoen, maar de verwachtingen van de samenleving zijn hoger. We stellen geld beschikbaar voor een kwaliteitsimpuls. Net als bij de werkdrukmiddelen hebben de schoolteams een belangrijke stem in het besteden van het geld. Zo kunnen scholen zelf kiezen of ze het geld besteden aan bijvoorbeeld kleinere klassen, extra handen in de klas of meer tijd en ruimte voor lesvoorbereiding en onderwijsontwikkeling.
  • Leesonderwijs verbeteren. Het leesonderwijs moet op de schop. Plezier in het lezen moet weer centraal komen te staan. Het examenvak Nederlands wordt binnen de lopende curriculumverbetering met voorrang herzien. Er komt een ambitieuze leesagenda met extra middelen voor leesbevordering op scholen en in bibliotheken.
  • Leren van elkaar. Uit onderzoek blijkt dat scholen met eenzelfde budget en leerlingenpopulatie, leerlingen met een lager schoolniveau afleveren als ze slecht worden geleid. Scholen die ondermaats scoren, volgen een verbeterprogramma. We investeren in tijd en ruimte voor schoolteams om school-overstijgend van elkaar te leren.
  • Verbeteren curriculum en kerndoelen. Het curriculum en de kerndoelen in het funderend onderwijs worden verbeterd. Er komt een permanente commissie die iedere 5 jaar advies geeft over de herijking van het curriculum.
  • Multiculturaliteit op school. In de multiculturele context van onze maatschappij is het belangrijk dat jongeren via het burgerschapsonderwijs zo breed mogelijk leren over de multiculturele aard van onze samenleving, en dat zij hun eigen identiteit zo compleet mogelijk leren kennen. Daarom komt er binnen het schoolcurriculum meer aandacht en ruimte voor verschillende culturele achtergronden, historische achtergronden en perspectieven op de Nederlandse samenleving.
  • Digitalisering in het onderwijs. Digitalisering biedt kansen voor verbetering van het onderwijs. Tegelijkertijd vraagt dit dat het onderwijs wordt ingericht op het goede gebruik van ict. Leraren en leerlingen moeten digitaal geletterd zijn, de infrastructuur moet op orde zijn en de juiste leermiddelen beschikbaar zijn. Vanuit de investeringsagenda wordt geld beschikbaar gesteld voor de digitaliseringsagenda in het primair en voortgezet onderwijs. Belangrijk is daarbij dat digitalisering enkel wordt ingezet ter versterking en niet ter vervanging van fysiek onderwijs.
  • Speciaal onderwijs op waarde geschat. Het speciaal onderwijs is een waardevol en toegankelijk onderdeel van ons onderwijsstelstel voor kinderen die daar het best op hun plek zijn. Leraren in het voortgezet speciaal onderwijs worden beloond conform de beloning in het reguliere voortgezet onderwijs.
  • Scholen in krimpregio’s. Wij investeren in de kwaliteit van onderwijs in krimpregio’s. Van scholen wordt verwacht dat zij samen zoeken naar toekomstbestendige oplossingen, maar de vrijheid voor eigen keuzes blijft overeind.
  • Praktijkonderwijs is een volwaardige schoolsoort die rechtstreeks wordt bekostigd. Het is van belang dat er meer samenwerking en uitwisseling komt met het mbo. Docenten worden ook ingezet als jobcoach en stagebegeleider, zodat jongeren een kans op de arbeidsmarkt krijgen. De entreeopleiding MBO1 wordt versterkt. Deelnemers krijgen een OV-reisproduct.
Inclusief onderwijs

Het is belangrijk dat de talenten van ieder kind tot bloei komen, ook als een kind daarbij meer hulp en ondersteuning nodig heeft. De kerngedachte van passend onderwijs blijven we steunen, maar er zijn wel verbeteringen nodig om ouders, leraren en kinderen te helpen bij wat moet gebeuren. Recentelijk zijn daar goede stappen in gezet. Daarbij is ook aandacht nodig voor de draagkracht van het onderwijs. We willen toe naar inclusiever onderwijs, maar op een verantwoord tempo en met voldoende mensen en middelen.

  • Ieder kind heeft recht om te leren. Ieder kind dat iets kan leren, heeft recht op onderwijs. Dat recht leggen we wettelijk vast. Soms zijn scholen zelf niet in staat om een kind een passende leerplek te bieden, zij moeten dan binnen het samenwerkingsverband een alternatief aanbieden. Een onafhankelijke commissie beoordeelt of een leerling een aanbod heeft gekregen dat bij hem past. Mocht een passend aanbod uitblijven, dan moet er door partijen iemand zijn aangesteld met doorzettingsmacht, die tijdig een knoop doorhakt.
  • Verhoog de landelijke norm voor basisondersteuning. Zoals recentelijk aangekondigd, komt er een landelijke norm voor basisondersteuning, zodat iedere school weet wat het basisaanbod aan kinderen moet zijn. Scholen krijgen zelf directe financiering voor lichte ondersteuning. Onafhankelijke experts adviseren over de norm. De samenwerkingsverbanden blijven verantwoordelijk voor de zwaardere ondersteuning.
  • Meer zeggenschap voor leraren. Leraren, ondersteuners en schoolleiders krijgen meer zeggenschap over de besteding van middelen voor passend onderwijs. Samenwerkingsverbanden maken transparant hoeveel geld per school beschikbaar is.
  • Hoor-recht voor leerlingen. De stem van leerlingen telt. Het hoorrecht van leerlingen wordt wettelijk geregeld, zodat kinderen altijd mee kunnen praten over de besluiten die leraren en ouders over hun ondersteuning en leerplek nemen.
  • Betere hulp voor ernstig meervoudig beperkte leerlingen. Speciale onderwijszorgarrangementen gaan ervoor zorgen dat kinderen met een ernstige meervoudige beperking op een goede plek onderwijs en zorg krijgen, zonder bureaucratie en geschuif met budgetten. Het is zinloos om ieder jaar te controleren of een kind nog een ernstige beperking heeft; toelaatbaarheidsverklaringen in categorie 3 worden voor de hele schooltijd afgegeven.
  • Versterking van jeugdhulp in en bij de school. De samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp en zorg wordt versterkt.
  • Voorkomen van thuiszitten. Hoewel er de laatste jaren stappen zijn gezet om thuiszitters sneller weer naar school te krijgen, is er meer nodig om dit hardnekkige probleem aan te pakken. Het wordt mogelijk om tijdelijk een combinatie van onderwijs op afstand en fysiek onderwijs te volgen, als opstapje naar de terugkeer naar volledig onderwijs.
  • Beter toezicht op passend onderwijs. Het toezicht op passend onderwijs is recentelijk geïntensiveerd. Daarnaast komen er extra inspecteurs bij om beter toezicht te houden op passend onderwijs.
  • Extra uitdaging. Passend onderwijs betekent ook dat er aandacht is voor leerlingen die extra uitdaging nodig hebben, zoals hoogbegaafde leerlingen. De kosten hiervan mogen niet op de ouders worden afgewenteld.
Vakmanschap: de kracht van beroepsonderwijs

Een sterk beroepsonderwijs leidt vakmensen op die onmisbaar zijn voor Nederland. Het vmbo, mbo en hbo leiden mensen op die een belangrijke rol vervullen in de samenleving en economie. Wij investeren in kundige vakmensen.

  • Investeren in technisch vakmanschap en ambachtsonderwijs. Het aantal meester-gezelplaatsen wordt uitgebreid. Kostbare arbeidsmarktrelevante vmbo- en mbo-opleidingen krijgen meer bekostiging.
  • Stage-pact. Elke jongere in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs moet verzekerd zijn van een kwalitatief goede stageplaats. Door middel van een ‘stagepact’ worden samen met werkgevers de stagemogelijkheden voor mbo-studenten uitgebreid. Daarbij leveren ook overheidsinstellingen een aandeel.
  • Begeleiding tegen uitval. Er komt intensievere begeleiding van studenten met achterstanden en een hoge kans op voortijdig schoolverlaten.
  • Minder scheiding tussen cognitieve en praktische vaardigheden. In het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs komen meer mogelijkheden voor uitwisseling van docenten en leerlingen tussen schoolsoorten, zodat bijvoorbeeld een havist als aanvulling op zijn vakkenpakket ook een praktisch vak uit het beroepsonderwijs kan volgen.
  • MBO-niveau 5. Er komt ruimte voor pilots met niveau 5 opleidingen binnen het MBO waarin specialisatie en verdieping vakmanschap centraal staat, specifiek in domeinen waar geen vervolgopleiding in het hbo beschikbaar is.
  • MBO beter toegankelijk voor mensen zonder startkwalificatie. Voor heel wat mensen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt is MBO het beste onderwijsniveau om praktisch geschoolde beroepen uit te oefenen. Denk aan statushouders, voormalige arbeidsmigranten, schoolverlaters, jonge moeders zonder diploma.
Toegankelijk hoger onderwijs en onderzoek

Universiteiten en hogescholen in Nederland verzorgen onderwijs en onderzoek van hoge kwaliteit. Maar het stelsel is overspannen. Studenten en docenten ervaren toenemende studie- en werkdruk. Er moet meer rust komen in het systeem. Met de verschuiving van variabele bekostiging op basis van aantallen studenten naar een meer vaste bekostiging is een eerste stap gezet naar meer rust en een solide basis. Er moet een gezondere balans komen tussen competitie en samenwerking. Met het initiatief van de ChristenUnie voor Coalitie-Y willen we ongezonde prestatiedruk en schulden weghalen bij jongeren. Geen leenstelsel, maar rust en ruimte om talenten van jongeren tot bloei te laten komen.

  • Extra middelen voor wetenschap en onderzoek. Investeringen in wetenschap en onderzoek houden ons land leefbaar, welvarend en concurrerend. De ChristenUnie wil de matchingsdruk en de lage honoreringspercentages in de tweede geldstroom verzachten, de onderzoekscomponent in de eerste geldstroom versterken en een impuls geven aan multidisciplinair, wereldwijd toonaangevend onderzoek dat grote maatschappelijke impact beoogt. Voor multidisciplinair onderzoek zijn sterke disciplines belangrijk en alle disciplines nodig. Ook sociale en geesteswetenschappen zijn daarbij van groot belang. Bekostiging koppelen aan onderzoek. De ChristenUnie wil minder massastudies en massacolleges. We willen de financiering aantrekkelijker maken voor universitair onderwijs dat sterk is verweven met onderzoek. Onderwijs is geen bijzaak, maar een kerntaak. We willen meer rust en voorspelbaarheid in de bekostiging: studentenaantallen worden minder belangrijk, de vaste voet groter, de variabele voet kleiner en we onderzoeken de mogelijkheid van een eigen werkkapitaal voor jonge onderzoekers en hoogleraren. Praktijkgericht onderzoek aan hbo’s krijgt de ruimte om zich verder te profileren en zijn meerwaarde voor het beroepenveld te bewijzen.
  • Minder nadruk op ‘rendement’. Het onderwijs is geen bedrijf, het onderwijs moet kansen bieden voor ontplooiing en brede vorming. De geesteswetenschappen en kleine talen worden beschermd, zeker als het de laatste opleiding betreft.
  • Minder uitval. We willen een warme overgang tussen het voortgezet en hoger onderwijs door een studiekeuzecheck en startgesprekken met decaan of studiebegeleider. Daarbij is meer aandacht nodig voor het welzijn van studenten. Op alle instellingen moet laagdrempelige psychologische hulpverlening beschikbaar zijn. Het profileringsfonds moet beter worden ingezet voor ondersteuning van studenten die door bijzondere omstandigheden studievertraging oplopen. Daarnaast stimuleren we onderwijsinstellingen om deze studenten, die hun studie bijvoorbeeld moeten combineren met een zwangerschap, mantelzorg, handicap, beperking of chronische ziekte, meer maatwerk te bieden bij zaken als aanwezigheidsplicht en deadlines.
  • Sturen op aantal (internationale) studenten. Universiteiten moeten voldoende ruimte en passende instrumenten hebben om te sturen op het aantal (internationale) studenten.
  • Rem op stijging collegegeld. Collegegeld voor de tweede studie krijgt weer een wettelijk maximum.
  • Betere verdeling middelen voor wetenschap en onderzoek. Een deel van de energie die nu gaat naar het aanvragen en beoordelen van onderzoek dient terug te gaan naar het onderzoek zelf. De matchingsdruk moet omlaag. Er wordt voldoende ruimte gegeven aan de financiering voor vrij en ongebonden onderzoek in alle wetenschappelijke disciplines.
  • Aandacht voor kleine bèta- en techniekopleidingen. Door de versterking van de onderzoekinfrastructuur in het hoger onderwijs en de uitbreiding van de capaciteit van exacte en technische studies komt er meer aandacht voor met name kleinere bètastudies. Om te voorkomen dat wetenschappen tegen elkaar uitgespeeld worden zorgen we dat dit niet ten koste gaat van de financiering van kwetsbare medische, sociale en geesteswetenschappen.
  • Techniekhavo. Naast de bestaande havo-opleiding komt er een volwaardig bekostigde techniekopleiding op havoniveau. Deze opleiding geeft een startkwalificatie voor het hbo. De overheid werkt samen met het (technische) bedrijfsleven om dit type opleiding verspreid over het land te realiseren.

2.6 Cultuur en erfgoed

Kunst, cultuur en creativiteit verrijken het leven en de samenleving. Kunst kan confronteren, stilzetten, wakker schudden en verbinden, kunst kan leiden tot verwondering. Onze cultuur kent een rijke geschiedenis, die duidelijk verbonden is met onze identiteit. Kunst en cultuur zijn eerst en vooral van en voor de samenleving. De overheid vervult een belangrijke rol als subsidieverstrekker, opdrachtgever en hoeder van ons culturele klimaat en erfgoed. Bijzondere gebouwen, voorwerpen, tradities, foto’s, films en verhalen tonen de geschiedenis van ons land. Daarbij gaat het niet alleen om de vaderlandse geschiedenis, maar ook om de regionale en lokale geschiedenis. Ook het kerkelijk erfgoed is daarbij van belang. Monumentale kerkgebouwen zijn immers beeldbepalend in steden en dorpen. Voor veel Nederlanders dragen kerken herinneringen aan belangrijke momenten in het leven. Kerken bieden een plek voor bezinning. Door een tekort aan geld is er steeds weer kans op achterstallig onderhoud. Ook is er sprake van toenemende leegstand. Niet alle kerken kunnen behouden worden, maar er liggen wel kansen in een waardige alternatieve bestemming. Kunst is ook voor en van iedereen. Het is belangrijk dat er toegankelijk aanbod van kunst en cultuur is, met name voor jongeren. Door amateurkunsten te beoefenen, ontdekken en ontwikkelen zij hun creatieve talenten. Cultuureducatie is een belangrijk onderdeel van hun vorming en verdient een plek in het onderwijs. De coronacrisis heeft de kwetsbaarheden van de culturele sector scherp naar voren gebracht. Het ambitieniveau van de sector is hoog. Tegelijkertijd zien we dat veel zzp‘ers tegen zeer lage tarieven werken, dat talentontwikkeling onder druk staat en dat een verschraling van het culturele aanbod dreigt.

  • Kerkelijk erfgoed beschermen. De overheid stelt blijvend fondsen beschikbaar om noodzakelijke onderhoud aan Rijksmonumenten te plegen en herbestemming mogelijk te maken, met bijzondere aandacht voor het kerkelijk erfgoed. Het instrument van de kerkenvisies wordt verder uitgebouwd: elke gemeente een kerkenvisie.Monumenten blijven aanwijzen. De jongste geschiedenis krijgt eveneens een plek in het erfgoedbeleid, bijvoorbeeld door het aanwijzen van naoorlogse monumenten.
  • Digitaliseren van erfgoed. Digitalisering kan helpen om het erfgoed voor iedereen toegankelijk te maken en te bewaren voor toekomstige generaties.
  • Alle kinderen krijgen cultuureducatie. Scholen bepalen zelf hoe zij hier invulling aan geven.
  • Ieder kind toegang tot cultuur. Kinderen krijgen mogelijkheden om zich ook buiten schooltijd verder te ontwikkelen op het creatieve pad. Kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status krijgen hierbij extra aandacht.
  • Bibliotheek gratis tot 18 jaar. Jongeren zijn tot hun 18e jaar gratis lid van de bibliotheek. Bij de geboorteaangifte, krijgen ouders het gratis lidmaatschap voor hun kind aangeboden.
  • Fair Practice Code. De uitgangspunten van de Fair Practice Code dienen als leidraad voor een gezonde arbeidsmarkt in de culturele sector, zodat iedereen onder eerlijke omstandigheden en tegen een redelijke vergoeding zijn werk kan doen.
  • Talentontwikkeling als basis voor cultureel klimaat. Broedplekken als culturele podia, kunstvakonderwijs en postacademische instellingen krijgen een centrale plek in het cultuurbeleid.
  • Leven van de kunst. Getalenteerde kunstenaars verdienen de kans om een beroepspraktijk op te bouwen. De overheid ondersteunt dit met financieringsvormen als garantieregelingen of revolverende fondsen.
  • Regionale spreiding cultuur. Bij de verdeling van overheidssubsidies voor culturele instellingen willen we een eerlijker verdeling over het land, zodat mensen in én buiten de Randstad kunnen genieten van de rijkdom van het culturele leven.

3. Een economie waarin mensen kunnen bloeien

We willen een economie die werkt voor mensen in plaats van andersom. Een economie waarin mensen een goed leven kunnen leiden, met aandacht voor gezin en relaties. Een economie waarin werkgevers een duurzame band met werknemers aangaan, en waarin creatieve ondernemers, familiebedrijven en middenstanders een goede boterham verdienen met nuttige goederen en waardevolle diensten. We willen een economisch beleid dat streeft naar bloei, niet naar maximale groei. Dat betekent dat het roer om moet. Het economisch receptenboek van beleidsmakers is uitgewerkt. Het bevat al enkele decennia dezelfde ingrediënten: loonmatiging, begrotingsdiscipline, lastenverlichting voor private sectoren, stimulering van arbeidsaanbod, flexibilisering van de arbeidsmarkt, privatisering van publieke dienstverlening en vrij verkeer voor goederen, diensten, investeringen én arbeidskrachten. Het idee dat de vrije markt automatisch tot goede uitkomsten voor ons allemaal zal leiden en daarom zo min mogelijk moet worden gehinderd door regelgeving, is echter achterhaald. Maximale winst mag niet de heilige graal van de economie zijn, een gunstig belastingklimaat met dividend-cadeautjes mag niet de trigger zijn om bedrijven vast te houden, efficiencyoverwegingen en bezuinigen mogen niet de manier zijn om met publieke sectoren als zorg, en onderwijs om te gaan. Want juist die sectoren vormen het hart van onze samenleving.

Ons economisch receptenboek heeft tot onrechtvaardige en onwenselijke uitkomsten geleid. Een steeds kleiner deel van de welvaart komt terecht op de loonstrookjes van werkende mensen, een steeds groter deel van de winst gaat naar topbestuurders en beleggers. Je ziet dit terug in de cijfers: het deel van het nationaal inkomen dat naar de factor arbeid gaat, is gedaald tot minder dan 75%. De groep ‘werkende armen’ in ons land groeit. Volgens het SCP gaat het om 220.000 mensen. De reden is dat lonen niet zijn meegestegen met de toenemende kosten van wonen en levensonderhoud. Steeds meer mensen hebben een flexbaan, omdat in de logica van veel investeerders vast personeel een risico en kostenpost is. De overheid heeft dat denken in de hand gewerkt door vast personeel te duur te maken en flexibel werk te goedkoop. Van de weeromstuit besteden investeerders bedrijfsonderdelen met veel ‘menselijke hulpbronnen’, zoals distributiecentra, schoonmakers en bezorgdiensten, liever uit aan toeleveranciers en uitzendbureaus, die op hun beurt – met dank aan het arbeidsrecht, de fiscaliteit en open grenzen – opmerkelijk veel arbeidsmigranten te werk stellen. De relaties tussen werkgevers en werknemers worden steeds vluchtiger, waardoor er te weinig wordt geïnvesteerd in scholing en ontwikkeling en het toekomstperspectief voor werknemers afneemt. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het lot van laagbetaalde arbeiders ver weg in de productieketens in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Onze economie en arbeidsmarkt moeten echt anders. Het feit dat de winsten van bedrijven te weinig terecht komen bij werknemers, maar via dividenduitkeringen wegvloeien naar aandeelhouders, heeft nog meer negatieve effecten. Aan de ene kant wordt er steeds minder geherinvesteerd in bedrijven, wat nodig is om de productiviteit en werkgelegenheid op lange termijn te versterken. Aan de andere kant roomt de fiscus steeds minder winst af, die juist kan worden gebruikt om te herinvesteren in publieke voorzieningen, zoals infrastructuur en onderwijs, waar ook bedrijven zwaar op leunen.

Onze conclusie is dat het vrijemarktkapitalisme voor een deel is losgeslagen van zijn ankers. De markt als coördinatiemechanisme heeft onze samenleving veel gebracht: meer ondernemerschap, innovatie en werkgelegenheid, maar het is te veel en te vaak ontaard in sprinkhaankapitalisme. De overheid is deze ontwikkeling misschien niet begonnen, maar heeft dit met wetgeving en beleid rond belastingen, arbeid, financiële markten, bankwezen en faillissementen wel mogelijk gemaakt. We zijn te veel de weg gegaan van het Angelsaksische kapitalisme. Het is tijd voor de herwaardering van het Rijnlandse model, waarin samenwerking centraal staat, álle belangen tellen – niet alleen die van de kapitaalverschaffers – en er oog is voor de lange termijn. Waarden die we terugzien bij de vele duizenden familiebedrijven en mkb-bedrijven in ons land, en ja, ook bij een aantal grote bedrijven. Het is tijd voor economisch beleid dat kiest voor en investeert in wat echt telt voor mensen.

3.1 Robuuste overheidsfinanciën, rechtvaardige belastingen

Aan het begin van 2020 was de werkloosheid lager dan ooit en stonden de overheidsfinanciën er rooskleurig voor. Het kabinet leek op weg om het eerste kabinet te worden met louter begrotingsoverschotten. Tegelijkertijd steeg de koopkracht door lastenverlichting en aantrekkende lonen eindelijk wat forser dan in de jaren daarvoor. Ook was er ruimte om geld uit te trekken voor de aanpak van de klimaatverandering, de stikstofproblematiek en een pensioenakkoord, nadat we daar met z’n allen een decennium tegen hadden aangehikt. Maar met de uitbraak van het coronavirus veranderde alles. En toch ook weer niet. De Nederlandse overheidsfinanciën bleken robuust genoeg om de eerste grote klappen op te vangen. Dankzij beleid in de geest van de wijze onderkoning Jozef in de jaren daarvoor, konden na jaren van verzamelen de deuren van de graanschuren van het Ministerie van Financiën worden geopend. Toch is de financiële graanvoorraad niet zo eindeloos groot, dat we ongebreideld kunnen doorgaan met het stutten van de economie, zoals in 2020. De steunpakketten komen op enig moment ten einde, met als mogelijk gevolg dat in sommige sectoren meer faillissementen ontstaan dan tijdens de corona-uitbraak. Bezuinigen ligt echter op korte termijn niet voor de hand. Deze tijd vraagt om fundamentele keuzes en investeringen. We willen de huidige situatie benutten om grote stappen vooruit te zetten. Weg van het Angelsaksische kapitalisme van steeds meer privatiseren, steeds lagere belastingen op kapitaal en steeds meer bezuinigingen op publieke sectoren. We willen terug naar het Rijnlandse model met meer aandacht voor en investeringen in wat echt telt. We kiezen voor een sterke publieke sector, een duurzame economie en een rechtvaardig belastingstelsel.

Robuuste overheidsfinanciën

De overheidsfinanciën en economie vragen verstandig beleid. Dat betekent enerzijds dat we voorzichtig begroten en anderzijds dat we in coronatijd de economie niet stuk willen bezuinigen. Na de kredietcrisis van 2008 begon Nederland vanaf 2013 hard te bezuinigen en met name de lasten flink te verzwaren. Dat was, zo weten we nu, te vroeg. Belangrijke publieke taken - defensie, zorgen voor recht en veiligheid en het houden van toezicht - liepen daarbij averij op. De belastingdruk voor burgers liep hoog op en de economie leed schade. Van sommige maatregelen, zoals de verhuurderheffing, plukken we nog steeds de wrange vruchten, doordat de bouw van betaalbare woningen een blijvende knauw heeft opgelopen. Die fouten moeten we niet nog een keer maken. De komende jaren zijn generieke bezuinigingen en lastenverzwaringen onverstandig. We laten de automatische stabilisatiefunctie van de begroting haar werk doen. Daardoor zal de staatsschuld de eerste jaren waarschijnlijk verder oplopen. Met de huidige extreem lage rente is een hogere staatsschuld te billijken, mits we daarmee cruciale transities en investeringsopgaven op het gebied van energie, woningbouw en mobiliteit realiseren. Daar tegenover zullen hervormingen moeten staan die onze economie en samenleving versterken en op langere termijn de overheidsfinanciën structureel verbeteren. Een voorbeeld daarvan is het geleidelijk afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Dat vermindert de gekte op de woningmarkt, maakt onze economie schokbestendiger en stopt de subsidiëring van het aangaan van de in ons land toch al extreem hoge private schulden.

  • Hervormingsagenda voor schokbestendiger economie. Niet bezuinigen betekent niet: stilstand. We komen juist met een hervormingsagenda om onze economie schokbestendiger te maken. We willen bijvoorbeeld de arbeidsmarkt hervormen. We maken het fiscaal minder aantrekkelijk om bedrijven vol te stoppen met schulden en bouwen de fiscale sponsoring van hypotheekschulden geleidelijk af.
  • Investeren in de publieke zaak. Publieke sectoren zijn geen kostenpost, maar noodzakelijke randvoorwaarden voor een goed functionerende samenleving en bloeiende economie. Bezuinigen op toezicht, handhaving, veiligheid en uitvoering, zoals na de financiële crisis van 2008 is gebeurd, is een no go. Tegelijkertijd bewaken we dat de snelle groei van de zorguitgaven noodzakelijke investeringen in onderwijs, veiligheid en OV-infrastructuur niet wegdrukt. Naast concrete maatregelen, zoals het in loondienst brengen van medisch specialisten, kijken we ook naar de manier waarop besluitvorming tot stand komt. Op dit moment vergen extra investeringen in bijvoorbeeld de kwaliteit van onderwijs expliciete politieke besluiten, terwijl extra uitgaven om de kwaliteit van de zorg te verhogen automatisch tot stand komen. Dat trekken we gelijk, voortaan vergen beide soorten uitgaven politieke besluitvorming.
  • Werken voor de publieke zaak belonen. Mensen in de zorg en andere publieke sectoren doen geweldig werk; dat is extra duidelijk geworden toen het coronavirus uitbrak. Hun arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden moeten beter. We trekken daar geld voor uit en we maken financiële keuzes die ruimte scheppen, zoals het in loondienst brengen van medisch specialisten, en sluiten akkoorden waarmee de hoge groei van de zorguitgaven wordt beperkt.
  • Investeren in de bloei van de toekomst. Gelet op de zware tijd die we verwachten, met een snel stijgende werkloosheid, doen we grootschalige incidentele investeringen, bijvoorbeeld in isolatie van huizen, in openbaar vervoer en fiets-infrastructuur en innovatie. We investeren in de transities op het gebied van energie, mobiliteit en economische sectoren. > Zie kader op pagina 76
  • Meet succes af aan brede welwaart. BBP-groei als heilige graal ontneemt het zicht op wat echt telt voor mensen. We kiezen voor een brede welvaartsindicator, zoals de door het CBS ontwikkelde Monitor Brede Welvaart, die niet alleen rekening houdt met economische impact, maar ook met ecologische en sociaalmaatschappelijke impact: hier en nu én daar en later. Deze monitor krijgt een gelijkwaardige positie naast de puur economische analyses bij het ramen, opstellen en evalueren van begrotingen en beleid, en vervult een centrale rol bij het opstellen en doorrekenen van de Miljoenennota, Rijksbegroting, regeerakkoorden en verkiezingsprogramma’s.
  • Gemeenten verdienen beter. De in 2015 gedecentraliseerde taken op het gebied van jeugd, maatschappelijke ondersteuning en zorg hebben een gat geslagen in de gemeentelijke begrotingen. Vooral de uitgaven voor jeugdzorg zijn sterk gestegen. Het Rijk heeft de afgelopen jaren vooral met incidentele steun een deel van deze stijging gecompenseerd. Deze bijdrage wordt verhoogd en structureel. De bijdragen vanuit het Gemeentefonds voor gemeenten moeten stabiel en voorspelbaar groeien, dus geen bezuinigingen. De opschalingskorting wordt geschrapt.
  • Belastingverschuiving naar lokaal. Passend bij de grotere verantwoordelijkheden die gemeenten de afgelopen jaren hebben gekregen, vindt een verschuiving plaats van rijksbelastingen naar lokale belastingen. Gemeenten krijgen meer ruimte om eigen belastingen te heffen, het Rijk verlaagt tegelijkertijd de inkomstenbelasting.
Investeringsagenda 2021-2030 voor een groene en sterke economie in heel Nederland

De ChristenUnie wil investeren in de bloei van de toekomst. In groen herstel na de coronacrisis. In een economie met een volhoudbaar verdienvermogen. In zinvol werk voor iedereen. Daarom investeren we structureel in de verbetering van de publieke sector, in onderwijs, recht en veiligheid, betere arbeidsvoorwaarden en de versterking van de samenleving. We hervormen de arbeidsmarkt, de woningmarkt en het belastingstelsel. Én we investeren in economisch en ecologisch herstel. Daarin heeft ons land een mooie traditie. Na de Tweede Wereldoorlog investeerden we in de wederopbouw. Na de watersnoodramp van 1953 investeerden we in de Deltawerken. En nu, na de coronacrisis investeren we in de energietransitie, in de technologie van de toekomst en in een schaalsprong van het openbaar vervoer, en daarmee in een groene en sterke economie voor heel Nederland. Naast de structurele investeringen in de samenleving, maken we gebruik van de huidige extreem lage rente en investeren we de komende tien jaar € 50 miljard in onderstaande posten.

Waarin investeren we extra?

De ChristenUnie investeert in openbaar vervoer en fietsvoorzieningen: € 15 miljard
De ChristenUnie investeert in de regio: € 10 miljard euro
De ChristenUnie investeert in de economie van de toekomst: € 10 miljard
De ChristenUnie investeert in klimaat en een schone energievoorziening: € 15 miljard
Totaal: € 50 miljard
  • in een echte schaalsprong in het OV: in spoor in het hele land nieuwe stations, spoorverdubbeling, de aanleg van de Lelylijn, de Nedersaksenlijn en de Sallandlijn - en in lightrail en ander hoogwaardig openbaar vervoer in stedelijke gebieden
  • in snellere spoorverbindingen, in Nederland en naar de rest van Europa
  • in regionale industrieclusters (Groningen, Zeeland, Limburg, Noord-Holland)
  • in de Food Valley (Gelderland, Utrecht)
  • in de high-tech zone (Noord-Brabant)
  • in herstructurering achterstandswijken (vooral in Zuid-Holland, maar ook in andere provincies, en zeker ook in krimpregio’s)
  • in woningen voor starters en senioren in heel Nederland
  • in kleine scholen, huisvesting van scholen en een impuls om slecht presterende scholen weer op niveau te krijgen
  • in een sterkere high tech publiek-private kennisinfrastructuur
  • in onderzoek naar quantumtechnologie, fotonica en nanotechnologie bij publieke onderzoeksinstituten in samenwerking met bedrijven
  • in een digitaliseringsagenda voor het onderwijs
  • in isolatie en een duurzame warmtevoorziening
  • in een robuust elektriciteitsnetwerk en laadinfrastructuur
  • in buffercapaciteit voor grootschalige elektriciteitsopslag
  • in CCS-infrastructuur voor opslag broeikasgassen op zee
Nieuw belastingstelsel: rechtvaardig delen, rechtvaardig bijdragen, rechtvaardig sturen

Het Nederlandse belastingstelsel is dringend aan hervorming toe. Conflicterende belangen, verschillende ideologische posities en ‘modellenpolitiek’ hebben geleid tot een extreem complex en ondoorzichtig belasting- en toeslagenstelsel, met tegenstrijdige en onevenwichtige prikkels en soms zeer onrechtvaardige uitkomsten. Dat is de afgelopen jaren duidelijk gebleken bij de kinderopvangtoeslagenaffaire, maar is al langer zichtbaar in de enorm ongelijke fiscale behandeling van huizenbezitters en huurders in de vrije sector, van werknemers en zzp’ers en van één- en tweeverdieners. Terwijl tweeverdieners met kinderen het afgelopen decennium fiscaal steeds beter zijn bediend, kregen kostwinnergezinnen het fiscaal steeds zwaarder.

Achter belastingheffing gaan fundamentele keuzes schuil over de inrichting van de samenleving. Belastingen hebben niet alleen impact op de welvaart, maar ook op het welzijn en de leefomgeving van mensen. Met keuzes in de belastingheffing laten politieke partijen zien wat voor hen echt telt. Wij willen dat het belasting- en toeslagenstelsel rechtvaardiger en eenvoudiger wordt. Transparanter en begrijpelijker. We willen een belastingstelsel waarin we rechtvaardig delen, rechtvaardig bijdragen en rechtvaardig sturen. Dat vraagt een grondige belastinghervorming. We schaffen de toeslagen af en vervangen die door een uitkeerbare belastingkorting, gerelateerd aan de samenstelling en het inkomen van elk huishouden. We verhogen het minimumloon en de uitkeringen, waardoor minder inkomensafhankelijke ondersteuning nodig is. We verlagen de belasting op inkomen uit arbeid. We schaffen aftrekposten als de hypotheekrenteaftrek geleidelijk af en vragen daarmee van rijke Nederlanders een hogere bijdrage. We maken vervuilend en ongezond gedrag duurder, we maken schoon en gezond gedrag goedkoper.

  • Schaf de toeslagen af. Het toeslagenstelsel faalt. Daarom maken we een einde aan de toeslagen, zodat er nooit meer zoiets als de kinderopvangtoeslagenaffaire kan ontstaan. Het gaat niet meer gebeuren dat vele ouderen en gezinnen vergeten toeslagen aan te vragen, terwijl ze er wel recht op hebben. We maken een eind aan de vele terugvorderingen door de Belastingdienst, één of enkele jaren later, waardoor mensen in de problemen kunnen komen.
  • Voer een verzilverbare basiskorting in. In plaats van toeslagen komt er een maandelijks uitkeerbare belastingkorting van maximaal € 550 voor een alleenstaande. Deze belastingkorting, een vorm van negatieve inkomstenbelasting, houdt rekening met de huishoudensamenstelling (equivalentiebenadering) en bestaat uit een inkomensonafhankelijk en een inkomensafhankelijk deel. Voor een alleenstaande bestaat de basiskorting uit een inkomensonafhankelijk deel van € 300 per maand en een inkomensafhankelijke kop van maximaal € 250 per maand; in totaal maximaal € 550 per maand. De inkomensafhankelijke kop is maximaal tot een bruto-huishoudinkomen van € 20.000 en loopt geleidelijk af tot € 0 bij een bruto-huishoudinkomen van € 70.000. Voor meerpersoonshuishoudens komt er voor elk extra lid van het huishouden de helft van de bedragen bij die een alleenstaande krijgt: € 150 per maand onafhankelijk van het inkomen en maximaal € 125 per maand aan inkomensafhankelijke kop. Voorbeeld: een gezin met drie kinderen met een bruto jaarinkomen tot € 20.000 krijgt een korting van € 1.650 per maand (1x € 550 + 4 x € 275). Dit bouwt af tot een korting van € 900 per maand bij een jaarinkomen van € 70.000 en hoger (1x € 300 + 4 x € 150). Deze basiskorting, gecombineerd met een hoger minimumloon en hogere uitkeringen, vervangt de algemene heffingskorting, de huurtoeslag, de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderbijslag.
  • Naar één werkendenkorting. De afgelopen jaren is de arbeidskorting extreem opgepompt. We integreren deze arbeidskorting en de ondernemersregelingen in de inkomstenbelasting geleidelijk tot één werkendenkorting. De mkb-winstvrijstelling houden we deels overeind.
  • Minder verschil tussen oud en jong. Op dit moment zijn er grote verschillen in de belastingtarieven en heffingskortingen voor gepensioneerden en voor werkenden. Daar willen we van af. Wij willen dat ouderen ook profiteren van de voorgestelde basiskorting. De AOW wordt met ten minste 10% verhoogd, maar tegelijkertijd geleidelijk verder gefiscaliseerd. Daarnaast wordt de huidige ouderenkorting omgevormd tot een op het huishouden gebaseerde korting met een meer geleidelijke afbouw dan de huidige heffingskorting. We houden naast de basiskorting een ouderenkorting overeind om te voorkomen dat mensen er door de verdere fiscalisering van de AOW op achteruit zouden gaan. Ook ouderen gaan er bij de belastingplannen van de ChristenUnie kortom op vooruit.
  • Lagere belasting op arbeidsinkomen. De belasting op inkomen uit arbeid wordt met miljarden verlaagd. Niet alleen door de invoering van de basiskorting, maar ook door de verlaging van het basistarief: van ruim 37% naar 35% tot een inkomen van € 70.000. Daarboven gaat een toptarief gelden van 50%.
  • Hogere belasting op vermogen. Tegenover de miljarden lagere lasten op arbeidsinkomen staan miljarden hogere lasten op vormen van vermogen die nu niet of nauwelijks belast worden. De hypotheekrenteaftrek schaffen we geleidelijk af. De eigen woning verhuist van box 1 naar box 3, waarbij de vermogensvrijstelling stevig omhooggaat. We willen uiteindelijk toe naar een belasting op vermogen op basis van werkelijk rendement, maar we beseffen dat dit er op korte termijn niet inzit. De tarieven in de erf- en schenkbelasting gaan omhoog, de vrijstellingen worden minder genereus, maar zodanig dat overname van een familiebedrijf door de kinderen niet bemoeilijkt wordt. Daarom gaat het tarief in de tweede schijf voor kinderen niet omhoog. De ruimte in box 2 voor aanmerkelijkbelanghouders, om hun inkomen te drukken en om te lenen van het bedrijf, wordt ingeperkt conform het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. De mogelijkheden voor multinationals om de fiscale winst te drukken worden eveneens sterk beperkt.
  • Grote bedrijven betalen hun fair share. Belastingontwijking wordt aangepakt via minimumtarieven, Europese afspraken over belastinggrondslagen (inclusief een financial services tax en een generieke anti-misbruikbepaling in de deelnemingsvrijstelling) en een assertief mededingingsbeleid. Het huidige minimumtarief van 9% moet naar 15%, nationaal en internationaal. Belastingkortingen worden zoveel mogelijk afgeschaft. Ook platformbedrijven gaan fair fiscaal bijdragen.
  • Zoveel mogelijk naar één btw-tarief. Alleen voor gezonde voeding, OV en reparaties geldt een laag tarief. De huidige btw-tarieven verschillen fors - 21% tegenover 9% - terwijl daar vaak geen goede reden voor is. Een bekend voorbeeld is de btw op konijnenvoer: 9%, en de btw op caviavoer: 21%. We willen zoveel mogelijk naar één tarief, dat lager is dan het huidige hoge tarief. Voor enkele specifieke productcategorieën willen we het laagst mogelijke tarief: het in de EU laagst toegestane tarief is 5%. Dit gaat om groente of fruit, ter bevordering van een gezond eetpatroon, reizen met het openbaar vervoer en reparaties ter stimulering van een meer circulaire economie.
  • Vervuiling en ongezond gedrag beter belasten. De vliegbelasting gaat fors de lucht in. Mobiliteit wordt sowieso eerlijker beprijsd. We maken het fiscaal minder aantrekkelijk om het klimaat en de leefomgeving te belasten. Accijnzen op tabak en alcohol gaan verder omhoog. Ook wordt een suikertaks ingevoerd.
  • Behoud en waar mogelijk verruiming van de giftenaftrek. De giftenaftrek is een fiscale stimulans om als burger bij te dragen aan een betere samenleving. Zij moet daarom behouden blijven en waar mogelijk verruimd, opdat de burger via kerk, goede doelen of andere algemeen nut beogende instellingen, gehonoreerd wordt voor zijn of haar steun aan de kwaliteit van onze samenleving.

> Hierboven staan de hoofdlijnen van ons voorstel voor belastinghervorming. Een aantal fiscale maatregelen komt uitgebreider aan bod in de paragrafen over werk, bedrijven en wonen, of in hoofdstuk 4, waar het gaat over de zorg voor de schepping.

3.2 Goed werk

In het christelijk-sociale denken hoort werk bij de bestemming van de mens. Mensen kunnen hun gaven en talenten ontplooien, zichzelf ontwikkelen en elkaar dienen via hun werk. We geloven dat ieder mens iets heeft toe te voegen aan de samenleving. Juist nu de (jeugd)werkloosheid door de pandemie dreigt toe te nemen, willen we de arbeidsmarkt rechtvaardiger maken. De coronacrisis drukt ons nog eens extra met de neus op het achterstallig onderhoud daaraan.

We wisten al wel dat werk veel meer is dan een loonstrookje aan het einde van de maand. Door het gedwongen thuiswerken in coronatijd hebben we meer dan ooit gemerkt dat werk ritme aan de dagen geeft, contact en samenwerking met anderen betekent, uitdagingen biedt, een beroep doet op je talenten en je buitenshuis brengt. We wisten ook al wel dat werk zoveel veelzijdiger is dan alleen betaald werk. Zonder het onbetaalbare werk van vrijwilligers, mantelzorgers en ouders zou onze samenleving pas echt tot stilstand zijn gekomen. We wisten natuurlijk ook al dat flexwerk te flex is en vast werk te vast, waardoor jongeren en praktisch geschoolden vaak afhankelijk zijn van een flexibel contract, terwijl theoretisch opgeleide mensen relatief vaak de zekerheid van een vast contract hebben. Toen de economie tot stilstand kwam, namen bedrijven als eerste afscheid van de flexibele schil, waar ze zo goedkoop mee konden werken. Daarmee kwamen mensen – vaak jongeren – met een tijdelijk contract en zzp’ers als eerste in de problemen. We weten al jaren dat de sterke groei van het aantal werknemers met een flexibel contract en het aantal zzp’ers in Nederland geen natuurverschijnsel is, maar het gevolg van regels in het arbeidsrecht, de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Na jaren van verbeterstapjes is er nu een grote stap nodig om de arbeidsmarkt rechtvaardiger te maken.

Naast eerlijke spelregels willen we ook een herwaardering van beroepen die in het bijzonder ten dienste staan van onze samenleving. Denk aan verpleegkundigen, onderwijzers en schoonmakers, die tijdens de pandemie zoveel hebben gedaan, maar ook de vakkenvullers, pakketbezorgers en boa’s. We weten nu beter dan ooit dat zij onmisbaar zijn en dat de maatschappelijke en financiële waardering voor hun werk beter moet. Te meer daar bij sommige vitale beroepen de verdiensten te laag zijn om fatsoenlijk van rond te kunnen komen. Armoede willen we sowieso bestrijden, maar ‘werken’ en ‘armoede’ mag al helemaal niet in combinatie voorkomen. Een arbeider is immers zijn loon waardig en verdient het mee te delen in de welvaartsstijging die mede door zijn werk wordt gerealiseerd. Dat is de afgelopen decennia onvoldoende gebeurd: de winsten van grote bedrijven stegen, de arbeidsinkomensquote daalde. Het is tijd om die verhoudingen te veranderen en bij te buigen in een voor ieder volhoudbare richting.

Werken aan rechtvaardige arbeidsverhoudingen en duurzame arbeidsrelaties

De organisatie van en de prikkels op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn niet in balans en vooral ook onrechtvaardig. De sociale zekerheid in Nederland is op dit moment nadrukkelijk gekoppeld aan baanzekerheid. Als je geen klassieke arbeidsovereenkomst hebt – bijvoorbeeld doordat je je baan verliest of zelfstandige wordt – dan loop je die sociale zekerheid mis. Wij willen de kansen en risico’s van vast of tijdelijk werk, van werkgever of werknemer zijn, van werken als zelfstandige of werken in loondienst eerlijker verdelen. Een duurzame relatie tussen een werkgever en een werknemer geldt voor ons als uitgangspunt. Wij willen een eind maken aan de cultuur van uitbesteden en tijdelijke vluchtige contracten. Ook wat dit betreft is het hoog tijd om het Rijnlandse model nieuw leven in te blazen, ten behoeve van een economie gebaseerd op duurzame en rechtvaardige relaties. De commissie-Borstlap heeft hierover begin 2020 een waardevol advies gepubliceerd. In lijn met dat advies en vanuit onze visie op rechtvaardige en houdbare arbeidsverhoudingen doen wij voorstellen voor een andere inrichting van de arbeidsmarkt.

  • Gelijk speelveld voor alle werkenden. We willen voor iedereen gelijke kansen, een gelijk sociaal vangnet en een vergelijkbare pensioenopbouw. Daarom komt er een verplichte, betaalbare publieke basisverzekering voor arbeidsongeschiktheid voor alle werkenden - dus ook voor zzp’ers. Zij krijgen ook het recht pensioen op te bouwen bij een pensioenfonds.
  • Vast contract aantrekkelijker, flex duurder. Alles wat flexibel is, is duurder dan vast, behalve op de arbeidsmarkt. We willen af van de situatie dat tijdelijke werknemers voor een werkgever goedkoper zijn dan werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn. In de afgelopen jaren is tijdelijk werk door premiedifferentiatie in de werknemersverzekeringen al wat duurder geworden. Deze premiedifferentiatie wordt verder vergroot ten faveure van contracten voor onbepaalde tijd. Daarnaast gaan werkgevers werknemers met een flexibel contract een flextoeslag betalen. Flexwerkers lopen immers meer risico op verlies van werk dan werknemers voor onbepaalde tijd. Dit risico wordt betaald door de werkgever.
  • Vaste contract als norm, met ruimte voor flexibiliteit. De oneerlijke verdeling van lusten en lasten tussen werkgevers en werknemers en tussen werknemers onderling gaat op de schop. Daarbij willen we recht doen aan de behoefte van werknemers aan een vast contract en aan de behoefte van werkgevers aan een zekere flexibiliteit, maar zonder allerlei ongewenste flexcontracten en -constructies. In plaats van flexconstructies, krijgen werkgevers een zekere flexibiliteit op basis van bedrijfseconomische omstandigheden. Denk hierbij aan een jaaruren-contract of aan een 80-20 verhouding: 80% van een contract voor onbepaalde tijd is vast, 20% is flexibel. In slechte tijden biedt dat ruimte voor werktijdverkorting en dus lagere loonkosten, in goede tijden ruimte voor extra beloning, bijvoorbeeld in de vorm van winstdeling.
  • Drie ‘rijbanen’ voor werkenden. Er komt duidelijk onderscheid tussen zelfstandigen, werknemers met een contract en werknemers op uitzendbasis, door middel van heldere, begrijpelijke en handhaafbare scheidslijnen. Om misbruik en schijnzelfstandigheid tegen te gaan, kiezen we voor het uitgangspunt ‘werknemer, tenzij’. Obstakels in Europese regelgeving moeten worden opgelost.
  • Minimumtarieven zzp in cao’s. We willen dat het mogelijk wordt om in cao’s afspraken te maken over minimumtarieven voor zzp’ers, om oneigenlijke concurrentie te voorkomen.
  • Lagere risico’s en lasten voor werkgevers. De lasten voor werkgevers met werknemers in vaste dienst gaan omlaag. Zo brengen we de verplichte loondoorbetaling bij ziekte voor kleine en middelgrote werkgevers terug naar één jaar en verlagen we de WW-premie voor werknemers met een vast contract. Datzelfde geldt voor de premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof-premie).
  • Beschermend en eenvoudig ontslagrecht. Werknemers houden recht op goede bescherming tegen ontslag. Als een werknemer niet goed functioneert en de werkgever wil hem ontslaan, dan bekrachtigt de rechter dat ontslag na toetsing. Als de rechter geen redelijke grond voor ontslag ziet, volgt een stevige financiële sanctie voor de werkgever. Ook oudere werknemers kunnen bij de voorgestelde veranderingen blijvend rekenen op goede bescherming.
  • Inkoop van eerlijke arbeid. Alle overheden richten hun inkoop- en aanbestedingsprocedures zo in dat goede arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden gegarandeerd zijn en de inzet van mensen met een arbeidsbeperking wordt bevorderd.
  • Handhaving tegen uitbuiting en discriminatie. Handhavingsinspanningen om uitbuiting op te sporen en te voorkomen worden geïntensiveerd. De samenwerking tussen de Inspectie SZW, de Belastingdienst, UWV en brancheorganisaties moet beter. Zowel om het toezicht op veilig en gezond werken te verbeteren, als om schijnconstructies en arbeidsmarktfraude aan te pakken. Alle vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt, van naam en postcode tot zwangerschap, zijn onacceptabel en worden bestreden. Sowieso is meer inzet nodig om de toegang van inburgeraars tot de arbeidsmarkt te verbeteren.
  • Het belang van polderen. Nederland kent een lange traditie van overleg tussen werkgevers en werknemers. In de befaamde Hollandse polder zijn werkgevers en werknemers belangrijke partners bij grote hervormingsbesluiten. De afgelopen jaren viel het vaak niet mee om tot gedragen afspraken te komen, maar het pensioenakkoord (2019) heeft aangetoond dat de polder nog steeds werkt. We vinden niet alleen het Haagse polderoverleg van belang, ook het ‘mini-polder’-overleg verdient waardering en ruimte. We hechten veel belang aan goed overleg op het niveau van sectoren en ondernemingen en zien daarbij een belangrijke rol voor de ondernemingsraden. Dat is de plek waar de gemeenschap vorm krijgt en waar werkgevers, werknemers en stakeholders elkaar in de ogen kijken. We blijven afgesloten cao’s (uiteraard) algemeen verbindend verklaren.
  • Aanpakkenstijgende(jeugd)werkloosheid.Erkomteenomvattendeaanpakvandestijgende(jeugd) werkloosheid als gevolg van de coronacrisis. Jongeren komen moeilijker aan een baan of staan met een tijdelijk contract als eersten op straat. Een verloren generatie willen we koste wat kost voorkomen. Naast de bepleite hervorming van de arbeidsmarkt, kan de overheid (jeugd)werkloosheid bestrijden door grootschalig in te zetten op leer-werktrajecten, het aanbieden van stageplaatsen en het aanwakkeren van de vraag naar arbeid, bijvoorbeeld door investeringen in innovatie, isolatie, infrastructuur en woningbouw. Tegelijkertijd dreigt er nog altijd structurele personeelskrapte, met name in de publieke sectoren, van veiligheid tot zorg. Dit is het uitgelezen moment om jongeren te enthousiasmeren voor deze vitale banen en hen hiervoor op te leiden.
Werken aan eerlijke beloning

Decennia van loonmatiging hebben ervoor gezorgd dat de koopkracht van gezinnen al jaren praktisch stilstaat, terwijl de winsten van veel multinationals al jaren toenemen. De arbeidsverhoudingen in Nederland moeten dus niet alleen rechtvaardiger, de lonen moeten ook omhoog, zeker voor flexwerkers en ‘werkende armen’.

  • Hoger minimumloon. Het minimumloon is te laag om van rond te komen. Als eerste voeren we een wettelijk minimumuurloon in, waarbij we uitgaan van een 36-urige werkweek. Dat betekent voor werknemers die nu op basis van een 40-urige werkweek werken al een verhoging met ruim 11%. De tweede stap is het verhogen van het minimumloon voor iedereen met 10% extra. Dat betekent dat de ChristenUnie voorstelt het minimumloon de komende kabinetsperiode te verhogen met ten minste 10% tot maximaal ruim 21%. Het minimumjeugdloon stijgt hierbij mee. Zo voorkomen we dat, geredeneerd vanuit het huidige belastingstelsel, er steeds hogere toeslagen en een hogere algemene heffingskorting nodig zijn om de koopkracht van mensen met een laag inkomen op peil te houden.
  • Lagere lasten op arbeid. Werkenden met gewone inkomens – van een minimumloon tot circa twee keer modaal – moeten netto meer overhouden van hun loon. Daarom gaat de loon- en inkomstenbelasting omlaag en worden winst, vermogen en vervuiling meer fiscaal belast.
  • Gelijke fiscale behandeling van alle werkenden. Fiscale voordelen voor zelfstandigen worden in een verstandig tempo afgebouwd. Die voordelen waren een belangrijke oorzaak voor de groei van het aantal zzp’ers in de afgelopen vijftien jaar. Wij gunnen ondernemers een goed inkomen, maar dan wel op grond van hun ondernemerskwaliteiten en niet op basis van grote fiscale voordelen. Bij de afbouw van fiscale voordelen moet het evenwicht in belastingdruk tussen de verschillende soorten ondernemers behouden blijven. Met het oog daarop blijft de mkb-winstvrijstelling deels overeind. Uitgangspunt is dat fiscale voordelen of lasten geen reden mogen zijn om mensen in te huren in plaats van in dienst te nemen.
  • Gelijk loon voor gelijk werk. Gelijke loonkosten voor gelijk werk voorkomt een ongelijk speelveld en uitbuiting. Wij willen dat de oneerlijke concurrentie op loonkosten tussen Nederlandse medewerkers en arbeidsmigranten stopt, bijvoorbeeld door het onmogelijk maken van schimmige flex- en draaideurconstructies en van inhoudingen op het loon. Dat geldt ook voor het omzeilen van arbeidsvoorwaarden in de ‘platformeconomie’. > Lees meer over onze aanpak van arbeidsmigratie in hoofdstuk 1.2
  • Gelijke beloning vrouwen en mannen. De gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen komt ook tot uiting in een gelijkwaardige beloning. Het is onacceptabel dat dit nog niet het geval is. We willen dat overheid en sociale partners deze loonkloof structureel slechten, te beginnen met transparantie bij hun eigen organisaties. Bedrijven krijgen ondersteuning bij het meten van loonverschillen en worden verwacht hierover transparant te zijn. Levensgebeurtenissen als de geboorte van een kind mogen niet leiden tot discriminatie. Helaas vindt zwangerschapsdiscriminatie vaak plaats, niet alleen bij sollicitatie maar ook bij promotie en contractverlening. Er komt handhaving op deze discriminatie. Sectoren als de zorg en het onderwijs, waar relatief veel vrouwen werken, verdienen betere arbeidsvoorwaarden.
  • Uitzendwerk wordt weer uitzendwerk: oplossing bij piek en ziek. Uitzendwerk is alleen nog toegestaan bij tijdelijk werk. Dit wordt wettelijk vastgelegd. De wettelijke mogelijkheden om uitzonderingen te maken ten nadele van uitzendkrachten in vergelijking met de rechten van reguliere werknemers worden geschrapt. Dat geldt ook voor de ruimere wachttijd (26 weken) voor pensioenopbouw door uitzendkrachten. Vanaf de eerste dag hebben uitzendkrachten dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers bij de inlener.
  • Bestrijden van zwart werken. Nederland gaat meer werk maken van ‘fatsoenlijk werk’. Nederland ratificeert en implementeert daartoe de ILO-verdragen, behorend bij de Decent Work Agenda. Zwart werken in de privésfeer gaan we tegen, bijvoorbeeld door het eenvoudiger en aantrekkelijker te maken om thuis ‘witte werkers’ in te zetten bij tuinonderhoud en schoonmaakwerkzaamheden.
  • Matig topsalarissen. De trend dat de salarissen aan de top sneller groeien dan salarissen op de werkvloer moet worden gekeerd. De ChristenUnie wil dat in CAO’s daar expliciet aandacht aan wordt besteed, zeker in die sectoren waar de loonkloof tussen top en werkvloer groot is.
  • Geen subsidie naar topsalarissen. De Wet normering topinkomens helpt het Rijk om de salarissen in de (semi)publieke sector te reguleren. Wij pleiten ervoor deze wet zo aan te passen dat gemeenten en provincies hier voortaan beter op kunnen sturen bij de inkoop van zorg en het toekennen van subsidies.
  • Solidariteit komt van twee kanten. Wie misbruik maakt van voorzieningen, fraudeert of niet wil werken als dat wel kan, wordt uitgesloten van uitkeringsrechten. Fraudewetgeving moet altijd menselijk blijven: wie een foutje maakt op een formulier is niet meteen een fraudeur.
Werken voor iedereen

Nu de werkgelegenheid onder druk staat en de werkloosheid stijgt, is het een extra uitdaging om iedereen aan het werk te houden en geen enkele groep achter te laten. De afstand van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt dreigt nog groter te worden dan deze al was. Overheden en werkgevers moeten alles op alles zetten om te voorkomen dat deze groep mensen de dupe wordt van de coronacrisis. Ieders talent moet worden benut, ook in deze omstandigheden.

  • Werkgelegenheid is de beste sociale zekerheid. Er moet meer werkgelegenheid worden gecreëerd voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Als het kan bij reguliere werkgevers en anders bij sociale ondernemingen. Deze laatste vervullen als inspiratiebron en aanjagers van een inclusieve arbeidsmarkt een belangrijke rol. Er is meer inzet van de overheid nodig om mensen die langdurig aan de kant staan duurzaam aan het werk te krijgen. Dit vraagt maatwerk en goede begeleiding. Wij onderstrepen het belang van jobcoaching op de werkvloer: iemand die naast de werknemer staat, de dagelijkse vraagbaak is en ondersteuning biedt.
  • Begeleidingsbonus voor hulp bij werk. Er komt een goede regeling die werkgevers ontzorgt bij het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Met deze begeleidingsbonus kunnen intensieve begeleiding en eventueel productieverlies worden gecompenseerd.
  • Sociale basisvoorziening voor werk. We bouwen weer een stevige publieke sociale infrastructuur om mensen aan de basis van de arbeidsmarkt te ondersteunen en te helpen ontwikkelen. Elke regio krijgt een voorziening waar vraag en aanbod samenkomen, waar kennis en expertise is om mensen te begeleiden en waar werkgevers terecht kunnen met vragen. In of vanuit deze voorziening moeten voldoende werkplekken worden aangeboden voor mensen die duurzaam of tijdelijk afhankelijk zijn van een beschermde werkomgeving: als vangnet én springplank.
  • Van bijstand naar basisbaan. De basisbaan wordt het nieuwe sluitstuk van de sociale zekerheid. Mensen met een uitkering en weinig kansen op de arbeidsmarkt krijgen een basisbaan aangeboden passend bij hun talenten en mogelijkheden. Werken is immers beter dan thuis zitten en belangrijk voor het welzijn, zelfrespect en sociale verbinding. In steden als Amsterdam, Den Haag en Groningen wordt in de vorm van basisbanen al veel waardevol werk gedaan op scholen, sportvelden en in de zorg, dat anders bleef liggen. Begeleiding en maatwerk worden goed geregeld. Bij het toewijzen van een basisbaan wordt rekening gehouden met ieders persoonlijke situatie, zoals de situatie van een alleenstaande ouder. Bestaand vrijwilligerswerk kan eveneens als basisbaan gelden.
  • Recht doen aan arbeidsbeperking. Als mensen met een arbeidsbeperking (deels) afhankelijk zijn van een uitkering, geldt voor hen geen vermogenstoets. Er komt een royale vrijlatingsregeling, zodat werken echt loont en de afhankelijkheid van de uitkering minder wordt.
  • Erkenning van werkervaring. Er komt een sluitend systeem om ervaringen die zijn opgedaan op de werkplek, te formaliseren en daarmee te belonen. Het stelsel van EVC’s (Erkenning van eerder Verworven Competenties) wordt daartoe verder verbeterd.
Werken en leren

Al jaren spreken we over het belang van een leven lang leren en van een leven lang ontwikkelen. Dat blijkt in de praktijk echter makkelijker gezegd dan gedaan. De (financiële) ondersteuning voor iemand die aan het begin van zijn leven lang leert, is nog altijd veel beter geregeld dan de ondersteuning van de vakman/-vrouw die na een relatief korte beroepsopleiding op jonge leeftijd begint met werken. We willen de scholingskansen voor iedereen gelijktrekken. Dat vraagt om een stevig offensief en het doorbreken van schotten tussen O&O- fondsen, zodat ontwikkelkansen worden gegrepen en er bijvoorbeeld meer technici worden opgeleid (waar een groot tekort aan is).

  • Bijscholen aantrekkelijker maken. Met name voor werkenden met een beroepsopleiding moet bijscholen aantrekkelijker worden. Hun scholingskansen worden gelijkgetrokken met die van hogeropgeleiden. Dat zorgt voor een betere positie op de arbeidsmarkt, zeker ook voor 50-plussers. Er komt een publiek-privaat bekostigde infrastructuur voor loopbaanbegeleiding en scholingsadvies, waar iedereen een beroep op kan doen tijdens de zoektocht naar nieuw werk en ook terecht kan met vragen over de loopbaan, scholingsmogelijkheden en werk-naar-werk-trajecten.
  • Iedere werknemer een leerrekening. We willen er naartoe dat iedereen vanaf geboorte een persoonlijk ontwikkelbudget krijgt. Een werkgever vergroot deze leerrekening door daar iedere maand aan bij te dragen. De leerrekening is van de werknemer en gaat mee naar een eventuele volgende werkgever.
  • Meer leer-werktrajecten. We promoten leer-werktrajecten door het voor ondernemers aantrekkelijk te maken deze aan te bieden, om daarmee kwetsbare groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans op een echte baan te geven. We willen dat ondernemers met een hart van goud voor jongeren en jongeren met gouden handen elkaar vinden. Dit vraagt voldoende budget voor goede begeleiding op de werkvloer.
Werken, zorgen, rusten

We hechten grote waarde aan een goede combinatie van werken, zorgen en rusten. Ons hoort niemand ooit klagen over de unieke Nederlandse deeltijdeconomie, maar wel over de tekortschietende mogelijkheden voor betaalde verlof, bijvoorbeeld om extra mantelzorg te kunnen bieden. Wij zijn zeer doordrongen van het belang van ruimte voor relaties, van kunnen zorgen voor kinderen, ouderen en anderen die zorg nodig hebben, van minder stress en minder burn-outs. Kortom, we hechten grote waarde aan tijd en ruimte voor het goede leven.

  • Minder stress, werkdruk en burn-outs. Steeds meer werknemers en studenten krijgen te maken met burnouts en overspannenheid. We starten samen met overheid, werkgevers, werknemers en ondernemingsraden een offensief om deze zorgelijke trend om te buigen, door middel van voorlichting en toezicht. Daarbij stimuleren we een arbeidscultuur waarin binnen elk bedrijf heldere afspraken bestaan over de verdeling tussen werk en vrije tijd, en waarin werknemers en studenten beschermd worden tegen een te grote hoeveelheid werk gerelateerde digitale prikkels buiten hun arbeidsuren.
  • Meer thuiswerken voor wie wil. Het coronavirus heeft een boost aan thuiswerken gegeven. Dit heeft veel voordelen: minder reistijd en milieuvervuiling, minder vergaderingen, meer autonomie. Er zijn natuurlijk ook nadelen: meer gedoe in het combineren van werk en zorg voor jonge kinderen thuis, minder sociale contacten. Toch zien wij meer thuiswerken als een blijvertje. We willen er samen met werkgevers, werknemers en hun bonden de schouders onder zetten om thuiswerken, en bijvoorbeeld ook schooltijdbanen, te bevorderen.
  • Zondag = rustdag. De zondag is de dag voor kerkgang, familie en ontspanning; wat ons betreft dus geen reguliere werkdag. Als gemeenschappelijke rustdag heeft de zondag de samenleving veel goeds gebracht. Juist in een tijd van toenemende tijdsdruk is een vast en collectief moment van rust waardevol. Voor christenen heeft de zondag vanouds extra waarde als dag van bezinning. In cao’s worden afspraken gemaakt over onder welke voorwaarden werk op zondag mogelijk is. Dit wordt bij voorkeur beperkt tot noodzakelijk zondagswerk en is een vrije keuze van de werknemer. Winkeliers en marktkraamhouders mogen niet gedwongen worden hun winkel of kraam op zondag te openen. De overheid moet dit garanderen en bewaken.
  • Kinderopvang, betaalbaar zonder toeslag. In ons voorstel voor een nieuwe belastingstelsel wordt het verschil in belastingdruk tussen één- en tweeverdieners fors kleiner en de keuzevrijheid rond arbeid en zorg groter. Dat geeft ademruimte voor gezinnen om zelf een goede balans te vinden. Tegelijkertijd willen we het voor ouders niet onaantrekkelijk maken om (in deeltijd) te blijven werken. Daarom zijn wij voor een ruim ouderschapsverlof en goede, passende en betaalbare kinderopvang. We schaffen de kinderopvangtoeslag af. In plaats daarvan komt er een hoge vaste korting op de prijs van kinderopvang en buitenschoolse opvang voor alle gebruikers. Deze korting wordt rechtstreeks verrekend met de kinderopvanginstelling of gastouder. De korting is zodanig dat ouders met een laag inkomen niet meer betalen voor kinderopvang dan nu. Dat betekent dat de kosten van kinderopvang voor niemand een drempel hoeven zijn om te gaan werken. Het ingewikkelde gedoe met de kinderopvangtoeslagen verdwijnt. Aangezien de kinderopvangsector dan bijna geheel uit publieke middelen wordt bekostigd, worden winstuitkeringen in deze sector niet langer toegestaan.
  • Meer en aantrekkelijker verlofmogelijkheden. We trekken geld uit om mantelzorgers in staat te stellen werk en zorg langdurig te combineren. Er komt een langer durend betaald zorgverlof en een wettelijk recht op scholingsverlof. Het ouderschapsverlof breiden we uit tot de leeftijd van 12 jaar. De overheid gaat er samen met sociale partners voor zorgen dat verlofregelingen beter bekend zijn bij werknemers. Veel werknemers kennen hun rechten niet en lopen daardoor het risico op overbelasting en uitval van werk, terwijl er wettelijk en in cao’s vaak goede mogelijkheden zijn voor bijvoorbeeld ouderschapsverlof. Bij betaald mantelzorgverlof is de maximale uitkering 70% van het loon. De kosten daarvan komen voor rekening van het rijk. Ondernemers worden aangemoedigd om dit percentage aan te vullen.
  • Recht op rouwverlof. Bij de verdrietige omstandigheid van het verlies van een dierbare, krijgt iedere werknemer tijd en ruimte om te rouwen en te zorgen. De overheid werkt er samen met de sociale partners aan dat dit voor alle werknemers mogelijk wordt.
  • Vast contactpersoon voor nabestaanden. Nabestaanden moeten met veel verschillende overheidsinstanties zaken regelen, om een overlijden bekend te maken. Er komt één servicegericht loket voor zowel de Rijksoverheid als gemeenten, waar zaken geregeld worden en advies kan worden gevraagd, via een vast contactpersoon.
  • Behoud nabestaandenuitkering. Juist op het moment dat iemand een partner verliest, is het onze plicht om als samenleving een vangnet te organiseren voor de periode van rouwverwerking. Op de huidige nabestaandenuitkering mag niet worden beknibbeld.
  • Beter pensioenstelsel via pensioenakkoord. Ons collectieve pensioenstelsel is het waard om te behouden. De armoede onder ouderen is in ons land het laagste in de wereld. Het pensioenstelsel wordt hervormd in lijn met het door sociale partners en kabinet uitgewerkte pensioenakkoord, zodat het weer gezond en toekomstbestendig wordt. Het huidige pensioenstelsel sluit onvoldoende aan op de veranderingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Ook kan de hoge mate van zekerheid die in het huidige stelsel wordt beloofd niet worden waargemaakt, wat een bron is van teleurstelling en onvrede. In het pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt over een nieuw pensioencontract met pensioenopbouw in vermogenstermen en zonder rekenrente. Hierdoor worden pensioenuitkeringen in de toekomst minder rentegevoelig. Dat is een goede zaak. De doorsneesystematiek wordt afgeschaft, wat een einde maakt aan de herverdeling van oud naar jong. Een belangrijk punt is ook dat het nabestaandenpensioen meer wordt gestandaardiseerd en adequater en begrijpelijker wordt, waardoor de risico’s voor nabestaanden worden verkleind.
  • Vermijden van pensioenkortingen. We maken ons ook de komende jaren sterk voor de koopkracht van ouderen, zeker voor mensen met een klein aanvullend pensioen. Op dit moment is de financiële positie van pensioenfondsen gemiddeld genomen slecht en dreigen forse pensioenkortingen. Het is van belang dat er in de transitieperiode naar het nieuwe stelsel duidelijke afspraken worden gemaakt. Onnodige kortingen moeten worden voorkomen, tegelijk moet een evenwichtige en verantwoorde overstap naar het nieuwe stelsel mogelijk blijven.

3.3 Bloeiende bedrijven die maatschappelijk bijdragen

Onze open economie met veel import en nog meer export, is nauw verbonden met onze buurlanden en met de rest van de wereld. Geopolitieke ontwikkelingen, zoals de Brexit, voelen we hier altijd net wat sterker. Dit is allereerst een uitdaging voor die honderdduizenden bedrijven in ons land. Van ondernemers wordt veel vindingrijkheid gevraagd. Zeker in de huidige coronacrisis. Deze tijd roept bovendien nieuwe vragen op over internationale productieketens en onze afhankelijkheid daarvan. Het tekort aan mondkapjes in de eerste fase van de pandemie was wat dat betreft tekenend. Dat noopt tot bezinning en hechtere samenwerking binnen Europa.

In de economie die wij voor ogen hebben, staat niet het maximaliseren van platte bbp-groei voorop, maar welvaart in bredere zin. We willen niet blind investeren in de groei van de economie, maar in zaken die de samenleving tot bloei brengen. De economie doet het ‘goed’ als ondernemers echte waarde creëren, als werkenden bestaanszekerheid hebben en als ongerechtvaardigde ongelijkheid in inkomen en vermogen wordt voorkomen. En ook als we voldoende belastinggeld kunnen investeren in publieke sectoren en infrastructuur, als we binnen de ecologische grenzen van de aarde blijven en mensenrechten respecteren. De overheid heeft de taak om bedrijven, banken en financiële markten met wet- en regelgeving en andere (fiscale) instrumenten te blijven herinneren aan hun maatschappelijke doelstellingen en te bevorderen dat ze zich daarvoor inzetten. Wij zijn groot voorstander van een harde aanpak van belastingontduiking en belastingontwijking. Nederland moet internationaal van de achterhoede naar de voorhoede als het gaat om de aanpak hiervan.

Het belang van het mkb en familiebedrijven

Bedrijven zijn van onschatbare waarde voor de economie. Ondernemers hebben lef en daadkracht, zijn bereid risico’s te nemen en geven vorm aan goed werkgeverschap. Ze voegen waarde toe aan de economie: ze creëren werk en zorgen voor innovaties. Wel heeft de coronacrisis, net als eerder de bankencrisis, ook laten zien hoe afhankelijk ondernemingen zijn van een goed functionerende overheid en van publieke voorzieningen. Die afhankelijkheid schept verplichtingen. Van ondernemers en bedrijven mag gevraagd worden om dienstbaar te zijn aan de samenleving.

Anders dan grote bedrijven hebben mkb-bedrijven over het algemeen een belastingdruk die dicht bij de nominale percentages van de vennootschapsbelasting ligt, met name wanneer ze vooral nationaal opereren. Wij willen een (belasting)beleid dat aantrekkelijk is voor innovatieve (familie)bedrijven met een focus op de lange termijn.

  • Bevorder innovatie in het mkb. De regelgeving moet simpeler gemaakt, en meer toegespitst worden op baanbrekende innovaties in het mkb. We herintroduceren kleine innovatieregelingen, zoals de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) en vouchers. Om de toegang tot kapitaal voor het mkb te verbeteren, investeren we in het mkb-innovatiekrediet en stimuleren we coöperatieve vormen van kredietverstrekking en investeringsmaatschappijen die bijdragen aan sociaal verantwoord ondernemen.
  • Mkb-vriendelijk aanbesteden. Om mkb-bedrijven meer mogelijkheden te geven bij overheidsaanbestedingen, dragen alle overheden er zorg voor dat het papierwerk tot een minimum wordt beperkt, dat opdrachten zo min mogelijk geclusterd worden en de gunningseisen niet onnodig zwaar zijn. Om mkb-vriendelijk te kunnen aanbesteden, is het wenselijk dat de Europese aanbestedingsnormen minder rigide worden. Ook is het van groot belang dat overheden, te beginnen bij het Rijk, niet voor de goedkoopste, maar voor de kwalitatief beste aanbieding kiezen.
  • Snelle betaling door overheden. De overheid hoort ondernemers niet te frustreren, maar te motiveren. Hoewel steeds meer overheden erin slagen ondernemers binnen 30 dagen te betalen, geven nog te weinig gemeenten hier prioriteit aan. De Rijksoverheid en de aan haar gelieerde organisaties - ZBO’s en Inspecties - dienen ten minste 90% van de openstaande facturen binnen 30 dagen te betalen.
  • Betere positie ondernemers bij faillissement; kansen voor doorstart. Het faillissementsrecht wordt aangepast waarbij de positie van de gefailleerde en onderbewindgestelden wordt verbeterd en hun belangen beter worden geborgd. Preferente en concurrente schuldeisers moeten een gelijkwaardige positie krijgen. De Belastingdienst en zeker de banken mogen een kansrijke doorstart niet frustreren. Het vroegtijdig inschakelen van een bewindvoerder kan veel faillissementen voorkomen. Bedrijven worden verplicht om bij naderend onvermogen tijdig de rechtbank te informeren zodat een bewindvoerder met bevoegdheden als van een curator kan worden aangesteld. De meldingsplicht geldt voor bedrijven waarvan het eigenvermogen tot 0% is gedaald.
  • Koester familiebedrijven, faire bedrijfsoverdracht. De continuïteit van familiebedrijven mag niet in gevaar komen wanneer ze van de ene generatie naar de volgende worden overgedragen. Dit rechtvaardigt een forse fiscale vrijstelling voor het ondernemingsvermogen bij bedrijfsoverdracht. Zeker voor bedrijven in de agrarische sector, met vaak dure grond én relatief lage verdiensten afgezet tegen de marktwaarde van die grond, is een goede (fiscale) regeling bij bedrijfsoverdracht van levensbelang. Tegelijkertijd willen we bevorderen dat geld dat in het familiebedrijf zit na de bedrijfsoverdracht in het bedrijf blijft en niet uiteindelijk vrijwel belastingvrij bij privépersonen terecht komt. Om te voorkomen dat belastingheffing bij de overdracht tot liquiditeitsproblemen leidt, stellen wij een verruiming van de betalingsperiode voor.
  • Inperken oneigenlijk gebruik box 2. We willen de mogelijkheid om eindeloos te lenen van het eigen bedrijf inperken. Dat geldt ook voor de renteaftrek. De Belastingdienst gaat er beter op toezien dat er een marktconform salaris wordt uitgekeerd aan de directeur-grootaandeelhouder.
  • Voortzetting onderneming zelfstandigen. We passen het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) aan, zodat ook ondernemers met een werkende partner kunnen worden geholpen met een krediet. We willen de rente op Bbz-kredieten verlagen van 8% naar 3%.
Vernieuwend industrie- en innovatiebeleid

De coronacrisis heeft eens te meer duidelijk gemaakt hoezeer we, ook voor vitale sectoren als de zorg, afhankelijk zijn van internationale industriële productieketens. Om te grote afhankelijkheid van productie buiten Europa te voorkomen, zetten we in op een stevig industrie- en topsectorenbeleid op Europese en nationale schaal. Nederland is een goede plek voor een duurzame industriële productie, qua ligging, infrastructuur en beroepsbevolking. We zetten daarom vol in op een duurzame maakindustrie in Nederland. De komende jaren zijn cruciaal voor de vraag of het lukt om voortvarend toe groeien naar een klimaatneutrale en volledige circulaire industriële sector in Nederland, in balans met de natuur. Innovatie door onderzoekers en ondernemers levert ons land veel kansen op. We exporteren kennis en slimme producten. Innovatie zorgt voor betere medische zorg, een veiliger wereld en schone en zuinige productietechnieken. We willen het innovatiebeleid versterken, met speciale aandacht voor Nederlandse start- en scale-ups en bedrijven die in hun sector wereldwijd koploper zijn.

  • Nationale visie op maakindustrie. De visie op de verduurzaming van de maakindustrie in 2050, zoals ingezet in de afgelopen kabinetsperiode, wordt geconcretiseerd naar routekaarten en bijbehorende investeringsplannen en prestatieafspraken.
  • Meer zelfvoorzienende productie. De overheid schept de randvoorwaarden voor een internationaal concurrerende, competitieve maakindustrie in ons land en in Europa. Bijvoorbeeld met goed kennis- en innovatiebeleid en door waar nodig bij te springen. Zo krijgt Europa, en daarmee Nederland, een grotere zelfvoorzienendheid in cruciale productieketens.
  • Fonds voor opschaling van doorbraaktechnologieën. De transformatie van de (basis) industrie vraagt fundamenteel andere productieprocessen. Naast investeringen in fundamenteel onderzoek, investeren we daarom ook in (onderzoek naar) het toepassen van nieuwe technologie en snelle opschaling daarvan. De stimuleringsmogelijkheden worden uitgebreid en gericht op maatschappelijke missies als circulaire productietechnieken en grootschalige elektrificatie.
  • Sterke regionale industrieclusters. Ons land kent vijf industriële regio’s waar de energie- intensieve basisindustrie is geclusterd: Rotterdam/Moerdijk, Zeeland (Terneuzen en omstreken), Noordzeekanaalgebied, Noord-Nederland (Eemshaven-Delfzijl en Emmen) en Chemelot (regio Geleen, Limburg). We zien deze regio’s als de plek waar de ontwikkeling naar een circulaire en klimaatneutrale industrie daadwerkelijk vorm kan en moet krijgen. De regionale samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid, kennisinstellingen en het beroepsonderwijs wordt versterkt. Bijvoorbeeld door via het Nationale Programma Regionale Energiestrategieën (RES) de rol die deze industriële clusters kunnen hebben in de energietransitie te coördineren.
  • Regiodeal als instrument. In de afgelopen jaren is de Regiodeal als instrument aantoonbaar effectief geweest in het aanjagen van regionale samenwerking tussen onderwijs en onderzoek, ondernemers en overheid en in het bevorderen van de brede welvaart in alle regio’s. Ook heeft de Regiodeal bijgedragen aan een sterkere verbindingen tussen de Haagse departementen en de regio’s. Alle regio’s kunnen van de Regiodeal gebruikmaken. Deze werkwijze wordt in de komende jaren gecontinueerd en zo breed mogelijk toegepast.
  • Gelijk speelveld voor de Nederlandse industrie en detailhandel. Alle Europese regelingen op het gebied van milieu, veiligheid, staatssteun en arbeid ed. verdienen bescherming omdat het uitdrukkingen zijn van onze gedeelde waarden. We willen dat de Europese Unie strenger optreedt tegen oneerlijke concurrentie en staatssteun en zich inzet voor de bescherming van onze maakindustrie tegen dumping. En tegelijkertijd dat de EU zich inspant om dumping door EU-lidstaten zelf, bijvoorbeeld in West- Afrika, te voorkomen. We willen internationale samenwerking binnen de klimaatconventie van de Verenigde Naties om koolstoflekkage te voorkomen, bijvoorbeeld door het verder verkennen van een grensheffing op CO2 in Europa, om zo een gelijk speelveld te waarborgen. Ander belangrijk punt is de opkomst van de platformeconomie. De enorme marktmacht waarmee grote Big Tech spelers uit de VS en China als monopolisten en poortwachters het Europese speelveld betreden bedreigt onze economie, democratie en maatschappij. De Covid pandemie heeft de wending naar online versneld. De grote marktplatformen maken gigantische winsten en veel fysieke winkels draaien verlies. Ook vitale bedrijven moeten ondersteund worden zich aan te passen. Experimenten hoe hierop te reageren, profit en non-profit, zijn nodig.
  • Missiegedreven kennis- en innovatiebeleid. We zetten in op meer toponderzoekers van nationale bodem in onze topsectoren. We koesteren en investeren in onze kenniscentra en de TO2 instituten voor toegepast onderzoek: Marin, TNO, Deltares, NLR en Wageningen-Research. Het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid wordt verder versterkt door scherper te focussen en daarbij in te zetten op publiek-private samenwerking in de hele keten, van innovatie, naar start-up, naar scale-up. De basisinfrastructuur voor metrologie (VSL) moet weer in overheidshanden komen. De Lissabon-doelstelling om 3% van ons nationaal inkomen aan onderzoek en innovatie te besteden is een goede ambitie.
  • Goed opgeleide vakmensen op alle niveaus. De beschikbaarheid van goed opgeleide medewerkers en vakmensen op alle niveaus is bepalend voor de omzetgroei van een onderneming. De overheid draagt eraan bij dat onderwijs en arbeidsmarkt elkaar op alle niveaus vinden, bijvoorbeeld bij de uitvoering van de routekaart voor ‘menselijk kapitaal’ die door de gezamenlijke topsectoren is opgesteld.
  • Start-ups en scale-ups. Om in de toekomst talentvolle ondernemers in Nederland te houden, slaan ondernemers, financiers en de overheid de handen ineen. Er komt meer investeringskapitaal vrij als opvolger van het SEED-fonds. Nederland zet actief in op op startups die met hun innovatie de wereld beter maken en mensenrechten verdedigen. Nederland opent daarom een apart Impact Economy Patent Register voor unieke innovaties die hieraan bijdragen.
  • Ons onderwijs wordt ondernemender. Opleidingen krijgen een ondernemerskeurmerk en stages mogen ingevuld worden met een eigen bedrijf.
Maatschappelijke verantwoord inkopen en ondernemen, ook door de overheid

Het is belangrijk dat ondernemingen zich rekenschap geven van hun omgeving. Gelukkig gebeurt dat steeds meer. Zo worden bedrijven onderdeel van de oplossing en van onze toekomst. De overheid stimuleert dat door maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen.

  • Bedrijven binden aan normen. Het uitgangspunt is dat bedrijven die van overheidssteun gebruikmaken, de OESO-normen rond internationaal maatschappelijk verantwoorde ondernemen onderschrijven en naleven. Bedrijven kunnen worden uitgesloten van overheidssteun en aanbestedingen, als zij geen actie ondernemen om mensenrechtenschendingen, zoals kinder- en dwangarbeid, in de productieketen te voorkomen.
  • Zorgplicht voor iedere schakel in de productieketen. De overheid ondersteunt sectoren waar mogelijk om heldere codes te ontwikkelen betreffende de (internationale) zorgplicht en rapportageplicht van bedrijven op het gebied van arbeid, mensenrechten, milieu en eerlijke handelspraktijken. Als een sector onredelijk lang geen stappen onderneemt, of als er een grote groep achterblijvers is, ligt het wettelijk vastleggen van verplichtingen voor de hand.
  • Omgekeerde bewijslast. Betrekt een ondernemer grondstoffen of producten uit een sterk verdachte regio, dan kan de overheid eisen dat de ondernemer aantoont dat het bedrijf de toeleveringsketen op orde heeft en er geen sprake is geweest van bijvoorbeeld kinderarbeid.
  • Weet wat je koopt. Initiatieven rond het steeds meer zichtbaar en traceerbaar maken van de geschiedenis van producten op het gebied van duurzaamheid en sociale impact worden ondersteund, zodat de consument een afgewogen keuze kan maken.
  • Slechte producten uit winkels weren. We willen dat producten waarvan de productie in strijd is met internationale afspraken op het gebied van mensenrechten, kinderarbeid of milieu uit winkels worden geweerd.
  • Innovatief en duurzaam inkopen door de overheid. De overheid kan met haar inkoopbeleid enorm bijdragen aan duurzaam herstel en een robuuste en toekomstbestendige economie. Overheden kopen immers jaarlijks voor circa € 75 miljard in. Door gericht in te kopen werkt de overheid aan verschillende maatschappelijke doelen, zoals duurzaamheid stimuleren, banen creëren en innovaties realiseren.
  • Erkenning voor ondernemen met een maatschappelijke missie. Veel ondernemingen, en zeker sociale ondernemingen, hebben hun maatschappelijke missie op één staan. Betere herkenning- en erkenning voor deze ondernemingen is nodig. Daarom komt er een aparte modaliteit voor deze bedrijven in het Burgerlijk Wetboek: de Besloten Vennootschap maatschappelijk (BVm).
Eerlijk bijdragen door multinationale bedrijven

De belasting op kapitaal in Nederland is internationaal gezien laag en daalt bovendien. Die trend willen we keren. De lobby van met name grote bedrijven laat regeringen schijnbaar machteloos staan, terwijl bedrijven met behulp van gewiekste constructies hun bedrijf in onderdelen opknippen (gegoochel met logo’s, waarde van een technologie en royalty’s) om deze in landen te vestigen met gunstige belastingregimes. Deze handelwijze voedt en versterkt het cynisme en wantrouwen onder veel burgers. Grote bedrijven zijn belangrijk, maar het fiscaal spijbelen door met name private equity, hedgefondsen en grenzeloze platforms moet stoppen. Dat vraagt zowel nationaal als internationaal grote inzet. Nederland stopt met internationaal de vertragende factor te zijn en bekeert zich van gidsland voor slimme belastingontwijking tot gidsland voor effectieve aanpak daarvan.

  • Europees minimumtarief winstbelasting. We zetten in op een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15%. Sommige EU-landen hadden ooit tarieven van rond de 50%, nu zijn tarieven niet zelden lager dan 20%. We willen de race-to-the-bottom stoppen en een harde ondergrens van 15% trekken op basis van een duidelijke belastinggrondslag. Vanzelfsprekend is het nog beter als dit soort afspraken wereldwijd worden gemaakt.
  • Verbreed belastinggrondslagen. We stoppen ook de onwenselijke trend dat bedrijven door de jaren heen minder winstbelasting zijn gaan betalen, omdat de grondslag door allerlei regelingen steeds smaller werd. De afgelopen kabinetsperiode zijn stappen gezet om de grondslag onder de winstbelasting te verbreden, waardoor het statutaire tarief en het betaalde tarief dichter bij elkaar zijn komen te liggen. Dit wordt versterkt doorgezet. Vreemd vermogen wordt nog minder fiscaal gestimuleerd, zodat de fiscale balans tussen ondernemen met eigen en vreemd vermogen wordt hersteld. Resterende faciliteiten, bijvoorbeeld gericht op het bevorderen van innovatie, worden op het peil van het voorstelde minimumniveau van de winstbelasting gebracht.
  • Verhoog bronheffing op royalty’s en rentes. De royalty’s en rente stromen naar de laagbelastende landen. Om dit aan te pakken komt er, gerelateerd aan het gewenste minimumtarief, een bronheffing van 15% in plaats van de huidige 9%.
  • Pak belastingparadijzen aan. We willen dat belastingparadijzen vanuit de EU hard worden aangepakt, bijvoorbeeld doordat alle lidstaten afspreken geen belastingverdragen met deze landen te sluiten en hoge bronbelastingen te heffen voor betalingen (rente, dividend, royalty’s) aan deze landen. Dat betekent ook dat een aantal EU-lidstaten zelf het leven moet beteren, waaronder Nederland.
  • Een digitaks. We voeren een digitaks in, net als enkele andere EU-lidstaten hebben gedaan. Online platforms gaan daardoor ook hun belastingbijdrage betalen.
  • Winst belasten waar de omzet zit. In plaats van winst heen en weer te schuiven over de aardbol, willen we dat de winst voor een groter deel dan nu wordt belast op de plek waar consumenten en gebruikers de producten en diensten afnemen.
  • Maak belastingrulings openbaar. We zijn voorstander van het zo veel mogelijk openbaar maken van rulings met betrekking tot fiscale constructies.
  • Aanpakken belastingontwijkende bedrijven via mededingingsrecht. Bedrijven die geen belasting betalen, verstoren het marktevenwicht en hebben een onterecht concurrentievoordeel. Bedrijven die op geconsolideerd niveau gedurende een aantal jaren niet het ‘fatsoenniveau’ van 15% winstbelasting betalen, dienen een sanctie opgelegd te kunnen krijgen.
  • Aanvullende economische toets. Bij sterke afwijkingen van de winstbelastingafdracht ten opzichte van de economische werkelijkheid, krijgt de Belastingdienst het recht de aangifte te corrigeren met de evident ontweken feitelijke winst die in ons land is gemaakt.
  • Verplicht per land rapporteren. We willen dat ‘country-by-country-reporting’ verplicht wordt, zodat aan de hand van het publieke jaarverslag kan worden beoordeeld of een bedrijf zijn ‘fair share’ aan belastingen betaalt.
  • Afschrikwekkend fiscaal toezicht. Er komt veel beter fiscaal toezicht. Onder meer door het koppelen van bestanden, ook in EU-verband, waardoor actieve uitwisseling van informatie tussen landen mogelijk wordt. We investeren Europa-breed in de opsporingscapaciteit van belastingdiensten en geven grote boetes bij ontduiking. Het aandragen van datasets met informatie die tot het vaststellen van ontduiking leidt, wordt beloond. Ook kunnen datasets worden aangekocht. Er komen tiplijnen, ook voor anonieme meldingen.
  • Multinational investeert lokaal. In de intentieovereenkomsten met multinationals die zich in Nederland willen vestigen, komt aandacht voor het lokaal investeren in maatschappelijke en sociale projecten in de vestigingsregio.
Banken en financiële markten ten dienste van de samenleving

Banken hebben een belangrijke maatschappelijke functie. Zij dienen bij uitstek maatschappelijk verantwoord te ondernemen en het belang van hun klanten, burgers en bedrijven voorop te zetten. Ondanks de bankencrisis, zijn niet alle systeemproblemen opgelost. De eigenvermogensbuffers van banken zijn beter, zeker in Nederland, maar nog steeds gering. De coronacrisis is wat dat betreft een echte stresstest. Deze crisis heeft laten zien dat de verbeteringen die zijn doorgevoerd sinds de kredietcrisis positief hebben bijgedragen aan de stabiliteit van de financiële sector. De spanning tussen wie de risico’s neemt, wie de risico’s draagt en hoe daarop wordt toegezien, bestaat echter nog altijd. Door de aanhoudend lage rente, waardoor het verdienmodel van banken onder druk staat, neemt de kans op het nemen van te hoge risico’s toe. Wil de financiële sector weer een toonbeeld van degelijkheid worden, dan is het nodig dat evenwichtiger wordt omgegaan met risico’s, en dat variabele beloningen - bonussen - blijvend effectief aan banden worden gelegd. Het stevig aanpakken en, beter nog, voorkomen van witwasfraude en terrorismefinanciering horen daarbij.

  • De Volksbank wordt coöperatie. De Volksbank, die nu nog in overheidshanden is, wordt zodra dat kan teruggeven aan het Nederlandse volk, als coöperatieve bank. Daarmee wordt een nieuwe standaard gezet voor dienstbaar, maatschappelijk betrokken en service-gericht bankieren.
  • Betrouwbare banken, betere solvabiliteit. De buffers van banken moeten verder omhoog. Naarmate een bank meer risico’s loopt, zal de solvabiliteitsnorm hoger moeten zijn.
  • Belasting op financiële transacties. Met transacties op financiële markten wordt buitensporig veel winst gemaakt, terwijl daar bijzonder weinig belasting over wordt betaald. Bovendien wordt er nauwelijks maatschappelijke waarde toegevoegd, terwijl er wel veel schade kan worden aangericht in de reële economie. Omdat financiële markten zich weinig van landsgrenzen aantrekken, is een internationale belasting op financiële transacties nodig - de Tobintaks - die financiële speculatie via transacties in valuta, effecten, derivaten etc. tegengaat. Nederland sluit zich om te beginnen aan bij landen als Frankrijk en Duitsland, die een transactiebelasting hebben ingevoerd of gaan invoeren op aandelentransacties.
  • Behandel inkoop eigen aandelen als dividenduitkering. We willen dat de inkoop van eigen aandelen door de fiscus wordt behandeld als een vorm van dividenduitkering en dat op de inkoop van eigen aandelen dividendbelasting wordt ingehouden. Wel moet het mogelijk blijven voor bedrijven om zich goed te beschermen tegen vijandelijke overnames.
  • Klimaatstresstest voor financiële instellingen. Financiële instellingen, zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen, worden verregaand verplicht hun beleggingsportfolio door te rekenen op klimaatimpact en gevoeligheid voor klimaatverandering. Ze komen samen met De Nederlandsche Bank met een zwarte lijst van activiteiten die niet kunnen.
  • Aanpak van witwasfraude en terrorismefinanciering. Het toezicht op integriteit moet steviger. Aangezien de problematiek grensoverschrijdend is, willen we een Europese autoriteit die toezicht gaat houden op verdachte geldstromen.
  • Verbied flitshandel. Met ‘high frequency trading’, het aankopen en verkopen van financiële producten in een fractie van een seconde, wordt elke dag vele miljoenen verdiend. Wij willen dit aan banden leggen en het liefst verbieden.

3.4 Strijd tegen armoede en schulden

Er blijkt niet veel voor nodig om een armoedeval te maken. De coronacrisis heeft dat nog eens scherp laten zien. Er is een dunne scheidslijn tussen financieel gezond zijn en armoede. Voor veel Nederlanders geldt dat ze ‘maar één kapotte wasmachine verwijderd zijn van financiële problemen’. Armoede en schulden hebben grote impact op de ontwikkeling van kinderen, op werk en gezondheid. In 2017 groeide meer dan 8% van de kinderen op in armoede, tegenover ongeveer 3% van de 65-plussers. Dat was midden in de hoogconjunctuur. Nu de coronacrisis heeft toegeslagen, zal dit percentage absoluut hoger zijn. Kortom, alle hens aan dek.

Wie schulden heeft, zakt al snel diep weg in het moeras. De gemiddelde schuld van iemand die aanklopt bij schuldhulpverlening is € 43.300. Dat is vaak vele malen hoger dan de oorspronkelijke schuld was. Dankzij de paragraaf die op aandringen van de ChristenUnie in het regeerakkoord is opgenomen, is er nu gelukkig een stevige schuldenaanpak. Maar er is meer nodig. Het is voor veel huishoudens in onze samenleving steeds ingewikkelder om het huishoudboekje op orde te houden. Hierin spelen kredietverstrekkers, complexe regelingen en toeslagen, een flexibele arbeidsmarkt en (online) consumptiepatronen een grote rol. Er zijn gelukkig veel vrijwilligers actief als Schuldhulpmaatje. Zonder hun inzet zouden veel mensen de weg uit de schuldenberg niet kunnen vinden. Tegelijkertijd is de toenemende behoefte aan deze vrijwilligers een alarmsignaal. Het aantal professionals dat zich bezighoudt met schulden stijgt ook explosief. Er is inmiddels sprake van een complete schuldenindustrie waar zo’n € 11 miljard in omgaat. We moeten die beweging keren, door echt werk te maken van een eerlijke, begrijpelijk en effectieve aanpak om schulden te voorkomen en waar nodig weg te werken.

Voorkomen en oplossen van schulden

Het is schandelijk dat er in Nederland steeds meer gezinnen en huishoudens met problematische schulden bijkomen. Veel van deze mensen hebben nauwelijks een buffer of kopen op krediet meer dan financieel verantwoord is. Ook levensomstandigheden kunnen ervoor zorgen dat mensen in armoede raken en schulden opbouwen. We willen we met een ambitieus schuldenbeleid blijven werken aan hulp voor deze mensen. Het aantal problematische schulden moet radicaal omlaag, met meer maatregelen om schulden te voorkomen en de schuldenindustrie aan te pakken.

  • Geen consumentenproducten op afbetaling. De gulden regel in het leven is: de kost gaat voor de baat uit. Het op afbetaling kopen van consumptiegoederen wordt verboden voor aankopen tot € 1000. Zo blijft het wel mogelijk om grote aankopen, zoals een auto, gespreid te betalen, maar wordt voorkomen dat kleine aankopen tot grote schulden kunnen leiden.
  • Maximale kredietrente omlaag. Juist degenen die krediet nodig hebben, komen vanwege hoge rentepercentages in problemen. Gemeentelijke en commerciële kredietverleners mogen niet bovenmatig verdienen aan het verstrekken van kredieten. Daarom mogen kredietpercentages voortaan maximaal 5% meer dan de kapitaalmarktrente bedragen.
  • Verplichte check kredietwaardigheid. Er komt een verplichte check op kredietwaardigheid om het dichten van financiële gaten met nieuwe leningen te voorkomen. Hierbij wordt gecorrigeerd voor de redelijke schulden, zoals studie- en hypotheekschulden.
  • Duidelijker waarschuwingscampagnes. ‘Geld lenen kost geld’ is voor velen te cryptisch, er komt daarom een betere waarschuwingscampagne om te waarschuwen voor de gevolgen van lenen van geld.
  • Financiële educatie op middelbare scholen. In het onderwijs curriculum wordt aandacht besteed aan financiële educatie.
  • Afschaffen van provisies. Adviesvergoedingen die worden betaald aan zorgverzekeraars, telecombedrijven, energieleveranciers en andere dienstverleners worden afgeschaft. Doordat deze vergoeding wordt uitgekeerd bij een overstap, is het rendement het hoogst bij kwetsbare klantgroepen. Zij stappen het vaakst over.
  • Overheid veroorzaakt zelf minder schulden. In het beleid wordt meer rekening gehouden met de rol die de overheid vaak zelf speelt bij het ontstaan van schulden. Onze plannen om het schulden-veroorzakende toeslagenstelsel af te schaffen zijn daarvan een goed voorbeeld.
  • Alle overheidscommunicatie in begrijpelijke taal. We willen dat de overheid in begrijpelijke taal met burgers communiceert en dat de overheid goed toegankelijk is voor vragen over brieven, financiën en regelingen.
  • Recht op briefpost. Wie wil kan alle belangrijke berichten, aanslagen en brieven van de overheid en bedrijven per post blijven ontvangen.
  • Beperken doorverkoop schulden. Het doorverkopen van schulden wordt aan banden gelegd. Vorderingen mogen maximaal één keer worden uitbesteed. De schuldenaar moet hierover geïnformeerd worden, zodat die op de hoogte is wie zijn schuld beheert. Vorderingen mogen niet worden doorverkocht aan buitenlandse ondernemingen.
  • Dak- en thuislozen niet meer bestuurlijk beboeten. Van een kale kip kan je niet plukken. Door bestuurlijke boetes worden mogelijk aanwezige schulden vrijwel onoverkomelijk.
  • Recht op betalen in termijnen. Bij overheidsincasso’s wordt altijd de mogelijkheid aangeboden tot een termijnbetaling. Bij boetes kunnen verhogingen vanwege te laat betalen maximaal oplopen tot 1,5 keer de oorspronkelijke hoogte.
  • Inzicht en overzicht van alle openstaande schulden. Goed inzicht in je schulden en in de mogelijkheden voor hulp is essentieel. Daarom willen we de Nederlandse Schuldhulproute en MijnSchuldenwijzer.nl uitbreiden en breder bekend maken. Eerst moeten alle overheidsincasso’s inzichtelijk zijn, en op termijn ook alle overige schulden. Zo kunnen incassokosten geclusterd worden en betalingsregelingen worden vereenvoudigd. Schuldeisers worden op termijn verplicht om schulden vanaf een bepaald moment aan te melden.
  • Afkoop van schulden. Er komt een waarborgfonds waarmee veel meer problematische schulden dan nu kunnen worden afgekocht. Door collectieve afspraken met schuldeisers, afkoop tegen een laag percentage en goede financiële begeleiding, krijgen mensen weer perspectief op een schone lei. Het waarborgfonds wordt breed toegankelijk, ook voor jongeren en mensen die niet onder de reguliere schuldhulp vallen.
  • Steun voor schuldhulpmaatjes. Schuldhulpmaatjes en trajectbegeleiders worden vaker ingezet om, naar Rotterdams voorbeeld, naast iemand met schulden gaan staan en deze persoon gedurende het hele traject te begeleiden. De Rijksoverheid stimuleert de inzet van deze programma’s.
  • Centraal kenniscentrum voor schuldhulpverlening. Het is goed dat gemeenten beleidsvrijheid hebben om in de aanpak van schulden aan te sluiten bij de lokale situatie. Tegelijkertijd zorgt dit voor een wirwar aan manieren waarop regelingen bereikbaar zijn. Soms via fysieke loketten, soms via formulieren, dan weer via DigiD. Het is van groot belang dat goede aanpakken breed worden gedeeld en gemeenten van elkaar leren. Via SchuldenLabNL financieren we projecten en pilots die dat stimuleren.
  • Standaard adempauze van 6 maanden. Bij de start van schuldhulpverleningstrajecten is het van belang rust te creëren en te werken vanuit de methodiek van mobility mentoring. Deze adempauze wordt standaard onderdeel van geregistreerde schuldhulpverleningstrajecten.
  • Deadline voor schuldeisers. Er komt een uiterlijke reactietermijn voor schuldeisers bij een voorstel voor een minnelijk traject. Het afsluiten van een minnelijk traject zelf wordt ook aan een maximumtermijn verbonden.
  • Sneller naar een schone lei. We willen dat er sneller gebruik wordt gemaakt van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Daarom pleiten we voor snellere doorstroming van het minnelijk naar het wettelijk traject. We maken het indienen van een verzoekschrift toelating Wsnp en het aanvragen van een second opinion door een Wsnp-bewindvoerder op basis van toevoeging mogelijk. Daarnaast wordt het Wsnptraject verkort van 36 maanden naar 18 maanden.
  • Strengere kwaliteitseisen aan bewindvoerders. Om de belangen van mensen met schulden te beschermen, komt er een streng keurmerk voor beschermingsbewindvoerders en een maximale caseload.
Armoedebeleid en begeleiding bij financiële problemen

Meer dan 600.000 mensen in Nederland leven in langdurige armoede. Een derde van deze mensen zijn werkende mensen, maar ze verdienen onvoldoende om uit de armoede te komen. Zij vormen de categorie ‘werkende armen’. Onder hen is veel verborgen armoede. Zij werken met een nulurencontract, als flexwerker of als zzp’er. Voor hen is, naast verbeteringen in het arbeidsrecht en een hoger loon, een goed functionerend armoedebeleid van belang. Als er schulden zijn, is het belangrijk om snel naar een schuldenvrije situatie toe te werken. Het aantal kinderen dat in langdurige armoede opgroeit, moet stevig omlaag.

  • Geen werkende armen meer. We leggen flexwerk aan banden en verhogen het wettelijk minimumloon om te voorkomen dat mensen die werken niet rond kunnen komen. De bijstand, de Wajong en de AOW stijgen met deze verhoging mee. Mensen met een bijstandsuitkering die parttime werken mogen een percentage van hun loon uit werk houden, zodanig dat ook parttime werken voor hen lonend is en zij geen armoedeval ervaren als zij de uitkering verlaten.
  • Goed functionerend armoedebeleid. Er zijn landelijke fondsen tegen armoede en er zijn gemeentelijke voorzieningen. Deze moeten goed op elkaar aansluiten en breed bekend zijn, bijvoorbeeld door initiatieven als de Voorzieningenwijzer Tegemoetkoming in natura. Zo weten mensen hoe ze hulp kunnen krijgen als een kind een fiets of laptop nodig heeft voor school.
  • Hogere vermogensgrens bij kwijtscheldingen. Het aanleggen van een financiële buffer wordt niet langer afgestraft. Nu worden mensen in de bijstand die het lukt om te sparen voor bijvoorbeeld een begrafenis of voor kinderen die op kamers gaan ‘gestraft’, doordat zij de kwijtschelding voor gemeentelijke en regionale belastingen verliezen. We willen dat deze vermogensgrens gelijk wordt getrokken met de grens in de Participatiewet.
  • Bewaak het bestaansminimum. De beslagvrije voet vormt het absolute bestaansminimum voor mensen. Deze mag dus niet worden aangetast
  • Geen huisuitzetting bij kinderen onder de twaalf. Huisuitzettingen bij gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar worden verboden. Dit geldt ook voor afsluiting van water, gas, elektra en wifi.
  • Hulp voor zelfstandige ondernemers. We helpen zelfstandigen hun onderneming voort te zetten door het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) aan te passen, zodat gemeenten ook ondernemers met een werkende partner kunnen helpen met een krediet. We willen de rente op Bbz-kredieten verlagen van 8% naar 3%. Dit zou ook het maximale rentepercentage moeten zijn dat gemeentelijke kredietbanken hanteren. Die hanteren soms woekerrentes tot wel 14%.

3.5 Voor een land waar het goed wonen is

Of je nu jong bent of oud, in de regio woont of in de Randstad, of je nu meer of minder te besteden hebt, iedereen heeft behoefte aan een thuis. Sterker, wonen is in ons land een sociaal grondrecht. In artikel 22 van de Grondwet staat het zo: “Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.” Helaas is die “bevordering van voldoende woongelegenheid” de afgelopen jaren niet goed uit de verf gekomen. Het woonbeleid van de overheid heeft het afgelopen decennium echter op vele fronten gefaald, ook al zijn er ook goede beslissingen genomen. Zo wordt de hypotheekrenteaftrek, lange tijd een heilig huisje - met hoge prijzen tot gevolg - inmiddels afgebouwd en doen Rijk, provincies en gemeenten er veel aan om de woningbouwproductie in de stikstof- en coronacrisis op peil te houden. Dit in tegenstelling tot wat er gebeurde in de nasleep van de kredietcrisis, toen de (sociale) woningbouwproductie geheel instortte.

Onder de streep heeft de overheid het niet best gedaan op het gebied van wonen. De afgelopen tien jaar is het aantal daklozen verdubbeld. De (betaalbare) woningbouwproductie is structureel te laag geweest, waardoor we in een situatie van woningnood zijn beland. De segregatie tussen ‘arme’ en ‘rijke’ woonwijken is toegenomen. Particuliere beleggers hebben in de steden veel koopwoningen opgekocht om deze vervolgens, al dan niet verkamerd, duur te verhuren. En last but not least: de betaalbaarheid van woningen, vooral voor starters in de vrije huursector, is flink achteruitgegaan, doordat de huren in de vrije sector veel sneller zijn gestegen dan de inkomens. Het is geen zeldzaamheid dat jonge mensen meer dan de helft van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten. Aan het kopen van een woning komen veel jongeren sowieso niet meer toe. Zelfs niet als ze een vast contract hebben. Betaalbare koopwoningen zijn er bijna niet meer, zeker niet voor alleenstaanden of eenverdieners.

Goed wonen is in ons land voor velen niet meer vanzelfsprekend. Het verschil tussen mensen die een woning bezitten en mensen die een woning zoeken is veel te groot geworden. Dat is onacceptabel. Wij willen dat er wissels worden omgezet in het woonbeleid. Wonen gaat namelijk over zoveel meer dan stenen stapelen. Wonen gaat over samenleven, over samenhang, over gemeenschappen in een straat, buurt, wijk of dorp. Willen we naar een gezonde woningmarkt, dan moeten we nu kiezen voor beter woningmarktbeleid, of beter gezegd: voor beter volkshuisvestingsbeleid. Daarom draaien we slechte maatregelen, zoals de verhuurderheffing, terug. Goede maatregelen, zoals het stimuleren van de bouw van woningen, en het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek, zetten we door. Wij knokken voor de kansen van starters en jonge gezinnen, voor waardig wonen voor ouderen, voor betaalbaar en duurzaam wonen voor iedereen.

Beschikbare woningen

Bouwen, bouwen, bouwen is al jaren het mantra. Dat is dan ook het allerbelangrijkste middel om het grote woningtekort van nu 331.000 woningen in te lopen, en daarbovenop de 700.000 woningen te bouwen die de komende tien jaar extra nodig zijn. We willen dat er nu daadwerkelijk grote stappen worden gezet.

  • Versnelling woningbouw: 100.000 per jaar. De woningnood in Nederland vraagt om een groot bouwoffensief. De ChristenUnie wil dat er 100.000 woningen per jaar bijkomen, waarbij een substantieel deel beschikbaar komt voor starters en senioren. Het Rijk, provincies en gemeenten pakken veel meer dan voorheen de regie. Er komt een Ministerie van Ruimtelijke Ordening waar de ruimtelijke vragen rond wonen, natuur, water, landbouw, mobiliteit en energie in onderlinge samenhang en afstemming worden opgepakt (zie par. 4.1). Binnen dit ministerie wordt onvermoeibaar gesleurd aan woningbouw op basis van een gedeelde ontwikkel- en investeringsagenda in samenhang met de andere ruimtelijke opgaven.
  • Verhuurderheffing van tafel voor meer huurwoningen. Het is hoog tijd om woningcorporaties weer als onderdeel van de oplossing te zien in plaats van als probleem. Stap één is het afschaffen van de verhuurderheffing. In plaats daarvan maakt de overheid in een nieuw woonakkoord heldere, handhaafbare prestatieafspraken over huurprijzen, sloop, nieuwbouw, onderhoud, renovatie en verduurzaming, met aandacht voor de opgaven in zowel groei- als krimpgebieden.
  • Ruim baan voor woningcorporaties. Naast betaalbare koopwoningen, zijn er vooral meer sociale en (lage) middeldure huurwoningen nodig waaronder appartementen en studio’s voor starters en gescheiden gezinnen. Woningcorporaties krijgen de ruimte om naast de sociale huurwoningen te investeren in middeldure huurwoningen en leefbare wijken. De zogenoemde markttoets wordt afgeschaft. Dit bevordert een gemengd woningaanbod en doorstroming op de woningmarkt.
  • Strategisch bouwen. Om groene ruimte buiten én binnen de steden te behouden, blijven we inzetten op slimme binnenstedelijke verdichting. Tegelijk onderkennen we dat de woningbouwopgave zo groot is, dat aan bouwen op landbouwgrond niet valt te ontkomen. Conform de ladder duurzame verstedelijking staan we dat beperkt toe, zoals bij Lelystad en Almere. Aan de randen van steden biedt dat mogelijkheden om aantrekkelijke woonlandschappen tot stand te brengen in combinatie met natuurontwikkeling.
  • Hergebruik van alle leegstaande gebouwen. Er is veel leegstaand vastgoed, zowel in steden en dorpen (lege kantoren, winkels, maatschappelijk vastgoed en bedrijfsgebouwen) als op het platteland (vrijkomende agrarische bebouwing door stoppende boeren). Door de coronacrisis wordt die leegstand een nog groter probleem. In een deel van de ruimtevraag voor wonen kan worden voorzien door hergebruik, transformatie of sloop en nieuwbouw. Wij stimuleren dit door de overdrachtsbelasting voor beleggers bij transformatie af te schaffen en door gemeenten de mogelijkheid te geven om een leegstandsbelasting te heffen.
  • Solidariteit tussen wijken en gemeenten. De toenemende segregatie lossen we niet van één kant op. Gemeenten worden aangespoord niet alleen goedkope woningen in goedkope wijken te bouwen en dure woningen in dure wijken, maar om ook duurdere woningen te bouwen in goedkope wijken en goedkopere woningen in dure wijken. Ook kan het niet zo zijn dat de ene gemeente veel sociale huurwoningen bouwt, terwijl een buurgemeente het laat afweten. Provincies krijgen meer (aanwijzings)mogelijkheden om hierop te sturen en worden daarbij ondersteund door het Ministerie van Ruimtelijke Ordening. Denk aan het handhaven van een norm van 30% sociale nieuwbouw, woningen voor kwetsbare doelgroepen en ouderen en eventueel een aanwijzing voor huisvesting voor arbeidsmigranten.
  • Stimuleer binnenstedelijk bouwen. Voortaan wordt de waardestijging van huizen die ontstaat door gemeentelijke investeringen niet meer afgeroomd via het Gemeentefonds, maar beschikbaar gehouden voor gemeenten om te investeren in nieuwe binnenstedelijke woningen. Deze investeringen in hoogwaardige verdichting maken onderdeel uit van het woonakkoord dat het Rijk met onder andere gemeenten sluit.
  • € 1 miljard extra voor ouderenwoningen. Ons voorstel om fors te investeren in nieuwe woonvormen voor ouderen wordt een centraal onderdeel van het nieuwe volkshuisvestingsbeleid. Afspraken over woonvormen en aantallen woningen voor ouderen zijn een vast onderdeel van de prestatieafspraken met woningcorporaties. Ook voor pensioenfondsen en andere financiers ligt hier een taak en een kans.
  • Doorstromen alstublieft. Er komen doorstroommakelaars en doorstroompremies om mensen van een relatief ruim huis naar een meer passende woning te begeleiden. Een vast te stellen percentage van de nieuw te bouwen woningen wordt gereserveerd voor passende woonvormen voor ouderen. Bovendien wordt toegankelijkheid standaard meegenomen bij nieuwbouw, zodat alle nieuwe woningen, of in ieder geval alle nieuwe wijken, levensloopbestendig zijn.
  • Ruim baan voor wooncoöperaties. We geven maximaal ruimte aan oplossingen van onderop om de woningnood te lenigen en gemeenschappen te versterken. Denk aan wooncoöperaties, groepswonen en particulier opdrachtgeverschap, maar ook aan slimme woonvormen voor kleine huishoudens en ontwikkelaars die ‘koop-later’-woningen bouwen.
  • Kwalitatief hoogwaardig en toekomstvast bouwen. We gaan niet blind bouwen voor de toevallige vraag van vandaag, we bouwen ook met oog voor de toekomst. Dat betekent kwalitatief hoogwaardig en klimaatneutraal bouwen, zodat nieuwe buurten en wijken niet al over één generatie verpauperd zijn. De overheid helpt dit te borgen.
  • Geen discriminatie op de woningmarkt. Bij het vinden van een huis mogen achternaam en afkomst geen rol spelen. De toewijzing van woningen door particuliere verhuurders verdient objectivering. Woningzoekenden en huurders moeten bij discriminatie gemakkelijk terecht kunnen bij een meldpunt.
Betaalbare woningen

Wonen is voor woningeigenaren die al decennia een huis bezitten meestal goed betaalbaar, voor jongeren en huurders in de vrije sector is betaalbaar wonen een heel ander verhaal. Daar maken we ons grote zorgen over. Het huidige woonbeleid zit vol met foute financiële prikkels. We willen een fair, rechtvaardig woonbeleid. Daar zijn grote (fiscale) veranderingen voor nodig.

  • Bescherm de middenhuur. De huurprijsbescherming wordt, zeker nu de woningnood zo groot is, uitgebreid naar huurhuizen voor middeninkomens. Dat betekent dat het puntenstelsel dat nu geldt voor sociale huurwoningen, voortaan ook geldt voor woningen tot een huur van circa €1.000 per maand. Daarmee samenhangend worden de inkomensgrenzen verruimd. De voor middenhuur bedoelde woningen blijven daarmee ook op lange termijn middenhuur. Zo weten bijvoorbeeld onderwijzers, verpleegkundigen en politieagenten zich blijvend verzekerd van toegang tot de stedelijke woningmarkt.
  • Meer betaalbare huurwoningen, minder strenge Europese regels. Wij willen dat de Europese Unie woningcorporaties weer toestaat om te investeren in huurwoningen voor lage én middeninkomens. Er moet meer ruimte komen om woningen niet alleen passend toe te wijzen met oog voor de huurder(s), maar ook met oog voor de buurt.
  • Betaalbaar starten. Starters moeten hun wooncarrière vanzelfsprekend in een sociale huurwoning kunnen beginnen. We moedigen gemeenten aan om de schaarste eerlijk te verdelen en een deel van de te bouwen en vrijkomende sociale huurwoningen te reserveren voor starters, die op hun beurt doorstromen zodra hun inkomensniveau dat toelaat.
  • Bescherm huurders en particuliere kopers beter. De ChristenUnie wil dat het Rijk gemeenten aanmoedigt een verhuurvergunning in te voeren, zoals de gemeente Groningen heeft gedaan. Hiermee kunnen huisjesmelkers, malafide verhuurders en bemiddelingsbureaus effectief worden bestreden en vooral studenten en arbeidsmigranten beter worden beschermd tegen wanpraktijken. Daarnaast wordt de opkoopbescherming van bestaande betaalbare koopwoningen snel ingevoerd, ter bescherming tegen buy-to-let. De koper wordt verplicht te gaan wonen in de woning die hij koopt, niet alleen bij nieuwbouw, maar ook in de bestaande bouw. Daarmee wordt meteen ook de toeristische verhuur beter gereguleerd. We stimuleren gemeenten om huurteams in te stellen, waar huurders terecht kunnen met vragen en vermoedens dat ze te veel huur betalen. De ‘Wet doorstroming huurmarkt’ heeft ongewenste effecten. Vanwege de onbeperkte mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten te verstrekken, zijn steeds meer huurders vogelvrij en stijgen de prijzen excessief. Daarom schrappen we deze mogelijkheid uit de wet.
  • Huizenprijsstijging mag niet tot minder sociale huurwoningen leiden. We willen voorkomen dat woningen uit de sociale huursector verdwijnen door een te hoge WOZ-waarde. De voorgestelde cap van 33% op het aandeel van de WOZ in het woningwaarderingsstelsel wordt daarom aangescherpt tot 25%.
  • Vervang huurtoeslag door op inkomen gebaseerde eigendomsneutrale ondersteuning. In ons voorstel voor een nieuw belastingstelsel is een uitkeerbare belastingkorting opgenomen, gebaseerd op de samenstelling van het huishouden. Deze basiskorting bestaat uit een inkomensonafhankelijk en een inkomensafhankelijk deel. Die laatste component is bedoeld om huishoudens met lagere inkomens te ondersteunen bij de kosten van wonen, zorg en kinderen. Er wordt dus niet meer naar de hoogte van de huur gekeken als basis voor tegemoetkoming in de kosten. Daarnaast verdwijnt ook het onderscheid tussen huur en koop. Deze vorm van ondersteuning is niet alleen eerlijker, maar bevordert ook de doorstroom op de woningmarkt.
  • Schaf hypotheekrenteaftrek geleidelijk af. De ingezette beperking van de hypotheekrenteaftrek wordt verder doorgezet. Met de opbrengst wordt de inkomstenbelasting voor iedereen verlaagd. De hypotheekrenteaftrek wordt in een periode van tien jaar afgeschaft. De eigen woning wordt fiscaal geleidelijk verplaatst van box 1 (arbeidsinkomen) naar box 3 (vermogen). In box 3 wordt de vermogensvrijstelling fors verhoogd naar € 250.000 voor een alleenstaande en € 375.000 voor een stel, zodat huishoudens met een gemiddelde woningwaarde en een doorsnee hoeveelheid spaargeld geen belasting over hun huis en spaargeld hoeven te betalen. Hierdoor hoeven negen op de tien woningbezitters geen belasting betalen in box 3. Bovendien is de aflossingseis voor hypotheken in box 3 minder streng dan in box 1, wat liquiditeitsproblemen onder vooral ouderen voorkomt.
  • Geen overdrachtsbelasting, niet meer leenruimte. De overdrachtsbelasting wordt afgeschaft voor alle eigenaar-bewoners; niet voor beleggers. Dit maakt het kopen van een huis aantrekkelijker en bevordert de doorstroming. De leenruimte om woningen te financieren mag niet toenemen, want daardoor stijgen de huizenprijzen en wordt de kans op een betaalbaar huis voor starters nog kleiner. Huizenprijzen stijgen namelijk niet primair omdat er te weinig woningen zijn, maar omdat de financieringsruimte groter wordt, zoals ook De Nederlandsche Bank heeft vastgesteld. Bovendien zijn de private schulden in Nederland al erg hoog. De verruiming van de leennorm voor tweeverdieners moet daarom van tafel. Deze vergroot ook nog eens de kloof met alleenstaanden en alleenverdieners op de woningmarkt. Ook is het tijd om de tijdelijke schenkingsvrijstelling te schrappen. Buy-to-let hypotheken leggen we aan banden. En het is verstandig de loan-to-value geleidelijk te verlagen.
  • Bouwsparen voor starters. We vergroten de kansen voor starters, niet alleen door hen betere toegang te geven tot sociale huurwoningen en door duizenden woningen voor hen te bouwen, maar ook door vergelijkbaar met de spaarloonregeling van weleer fiscaal gunstig bouwsparen mogelijk te maken. Ook wordt het makkelijker gemaakt om een woning te delen zonder een registratie als (fiscale) partners maar geregistreerd als goede vrienden. Verhuurders worden verplicht ook te verhuren aan woningdelers zonder het ophokken van woningen. Daarnaast wordt tegengegaan dat verhuurders misbruik maken van de mogelijkheid tot het ophokken van woningen.
  • Wegingsfactor bij hypotheek gebaseerd op actuele studieschuld. De wegingsfactor van studieschuld bij het aangaan van een hypotheek moet worden bepaald op basis van de actuele studieschuld.
Duurzame woningen en andere gebouwen

Verduurzaming van de woningvoorraad is een immense opgave en vooral ook een zaak van lange adem. In hoofdstuk 4 gaan we uitgebreid in op onze inzet bij de energietransitie, inclusief het belang van isolatie van woningen. Die transitie raakt alle terreinen van onze economie en samenleving, niet in het minst de gebouwde omgeving.

  • Wijkgerichte aanpak bestaande bouw. In de bestaande bouw wordt jaarlijks een ambitieus maar realistisch aantal woningen voorzien van een duurzame warmteoplossing. Dit gebeurt in een wijkgerichte aanpak. Gemeenten krijgen hierbij houvast door middel van duidelijke standaarden voor verschillende woningtypes. Deze grote operatie kan niet zonder heldere doelen, kaders en nationale regie met concrete ondersteuning van gemeenten.
  • Klimaatbestendige nieuwbouw. Bij nieuwbouw gaat het niet alleen om energiebesparing en gasvrij bouwen, maar ook om klimaatbestendigheid, zowel voor wat betreft de omgang met water - waaronder het afkoppelen van hemelwater en afvalwater - als het voorkomen van hittestress. We stimuleren gemeenten beter gebruik te maken van de huidige juridische mogelijkheden en te verkennen wat er extra nodig is, zoals aanpassing van het Bouwbesluit.
  • Nul-op-de-meter bij nieuwbouw. Wij stimuleren de bouw van nul-op-de-meterwoningen bij nieuwbouw door woningcorporaties. Op deze manier versnellen we de verduurzaming van de woningbouwsector door ervoor te zorgen dat alle nieuw te bouwen woningen door woningcorporaties zo veel mogelijk nul-op-demeter zijn. Woningcorporaties stimuleren we financieel om nul-op-de-meter te bouwen door een deel van de verhuurdersheffing hiervoor in te zetten.
  • Voorkom energiearmoede. Wijken met slecht geïsoleerde huizen en bewoners met lage inkomens moeten niet achteraan, maar vooraan staan bij de energietransitie. Waar aardgas geleidelijk wordt vervangen door duurzame warmte, wordt ook geïnvesteerd in isolatie, zodat de energierekening omlaag gaat. Daardoor blijven de woonlasten bij verduurzaming gelijk (woonlastenneutraal) en worden woningen ook nog eens comfortabeler.
  • Financieren isolatie en warmtevoorziening. Gebouwgebonden financiering is qua wettelijke grondslag en uitvoering te complex gebleken. Daarom zijn er alternatieven nodig om financiering van isolatie en duurzame warmte aantrekkelijk te maken. Bijvoorbeeld via het Warmtefonds. > Zie ook ons voorstel voor het isoleren van 2 miljoen woningen voor 2030 in hoofdstuk 4.
  • Zon op dak en laadpalen in Bouwbesluit. Opwekking van zonne-energie op daken en in gevels is een uitstekende vorm van meervoudig ruimtegebruik. Door de groei van elektrische mobiliteit zal de vraag naar laadmogelijkheden toenemen. Daarom wordt geschiktheid van daken voor zonne-energie en het aanleggen van laadinfrastructuur verplicht in het Bouwbesluit utiliteitsbouw.
  • Daken en gevels Rijksoverheid met zonnepanelen. Plannen om geschikte daken en gevels van rijksgebouwen te voorzien van zonnepanelen worden versneld uitgevoerd. De overheid geeft het goede voorbeeld, ook op het gebied van energiebesparing en zuinige verlichting.

4. Leven op een groene en schone aarde

Mensen zijn onderdeel van een prachtige schepping. We laden ons op in mooie landschappen en genieten van de wonderlijke schoonheid van bloemen, bomen, insecten en andere dieren. Soms dreigen we te vergeten hoe afhankelijk we ervan zijn. Onze complexe technologische en economische systemen ontnemen ons soms het zicht op de realiteit dat we leven van wat de natuur ons geeft: voedsel, water, grondstoffen, energiebronnen en de mogelijkheid om te ontspannen. Onze opdracht is om als rentmeesters de rijkdom die de aarde biedt te gebruiken voor een goed leven, maar binnen de grenzen van onze planeet, zodat ook onze kinderen zich kunnen blijven verwonderen over de prachtige diversiteit van Gods schepping. Deze opdracht om de aarde te beheren, verbindt het lot van mensen wereldwijd. Of mensen buren van elkaar zijn of aan de andere kant van de aarde wonen, en ook als het om toekomstige generaties gaat: met ons handelen hebben we impact op elkaars leven. Wij zijn verantwoordelijk voor de gevolgen van ons handelen voor het leven van ander. Voor de ChristenUnie is ecologische en sociale rechtvaardigheid de norm voor het beleid.

In onze huidige manier van consumeren en produceren is rechtvaardigheid helaas ver te zoeken. Wij zijn zo ongeveer de eerste generatie die de gevolgen van klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit kan zien en de laatste die er nog iets aan kan doen om de schade te beperken. Onze onbegrensde verslaving aan groei en spullen trekt een enorme wissel op de leefbaarheid en vitaliteit van de aarde. Door de klimaatverandering breken ijsvlakten, smelten gletsjers en staan poolcirkels in brand. De zeespiegel stijgt en bedreigt op de lange termijn onze en andere delta’s. Tekorten aan land en water brengen grote vluchtelingenstromen op gang. De biodiversiteit neemt schrikbarend af. De stikstofcrisis in ons land maakt duidelijk dat niet alles kan. Onze consumptie heeft direct gevolgen voor de allerarmsten van deze wereld. De coronacrisis heeft de onderlinge afhankelijkheden eens te meer duidelijk gemaakt. Het wegvallen van de consumptie, hoe pijnlijk ook voor de directbetrokkenen, had meteen een positief effect op luchtkwaliteit en vervuiling wereldwijd en menigeen ervoer de schoonheid van verkeerloze stilte.

De ChristenUnie wil krachtig inzetten op de hoopvolle beweging die gaande is naar een groene, duurzame economie die zich houdt aan de grenzen van de aarde en aan de norm van ecologische en sociale gerechtigheid. Vanuit dit startpunt kijken we naar de energietransitie, naar prijsprikkels die een duurzame levensstijl, mobiliteit en productiemethoden belonen, en naar de ruimtelijke inrichting van ons land. We zetten ons in voor de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties en streven naar internationale afspraken over de aanpak van wereldwijde milieuproblemen. We zijn hierin ambitieus, en zijn dat op een manier waarop iedereen de verandering mee kan maken en een duurzame levensstijl voor iedereen toegankelijk is. Ook dat is ecologische rechtvaardigheid.

4.1 Ruimte maken voor het goede leven

Nederland is een prachtig land. Dat hebben veel mensen die hun vakantie het afgelopen jaar vanwege corona in eigen land doorbrachten, (her)ontdekt. We zijn er goed in geslaagd om in ons land, wonen, werken, landbouw en natuur naast elkaar te ordenen. Maar we staan nu voor nieuwe grote keuzes in onze ruimtelijke ordening. De komende jaren worden belangrijke beslissingen genomen over de toekomstige inrichting van ons land. We moeten ruimte maken voor betaalbare woningen, goed en duurzaam vervoer, een groene energievoorziening, duurzame maakindustrie en gezonde natuur. De ChristenUnie wil dat we met al deze keuzes stappen zetten richting een toekomstbestendige en klimaatneutrale samenleving. De Rijksoverheid moet de samenhang in de ruimtelijke ordening van ons land bewaken, zodat nationale doelstellingen een goede plek krijgen en door decentrale overheden kunnen worden waargemaakt. De concrete keuzes worden zoveel mogelijk op lokaal niveau en samen met mensen gemaakt. Dat vraagt om een sterk lokaal bestuur dat lef toont, verantwoordelijkheid neemt en voldoende middelen heeft om de goede keuzes te maken. Maar ook om meer directe zeggenschap voor burgers over hun eigen omgeving. Marktpartijen dragen door innovatie en creativiteit bij aan de opgaven, maar ook dat kan niet zonder een krachtig sturende overheid op alle niveaus. De overheid moet het roer in handen nemen om de grote transities op het gebied van klimaatverandering, grondstoffen en natuur vorm te geven. Op die manier willen we samen werken aan een mooi Nederland, waar we graag wonen en werken, met meer ruimte voor natuur.

Beter ruimtelijk beleid

De grote veranderingen die qua ruimtelijke ordening op ons afkomen zijn nog sterker dan voorheen met elkaar verbonden. Het gaat om keuzes op het gebied van woningbouw, mobiliteit en energie, die een coördinerende rol van de Rijksoverheid vereisen. Daarom stellen we voor om op rijksniveau de grote ruimtelijke vraagstukken samen te brengen en op een centrale plek duidelijke, richtinggevende keuzes te maken. Inzetten op het onderhouden, niet op het uitbreiden van het wegennet. Investeren in goed openbaar vervoer. Een landbouwsector die in balans is met de natuurlijke omgeving. Ruim baan voor decentrale energiesystemen, waarbij burgers, bijvoorbeeld georganiseerd in energiecoöperaties, de ruimte krijgen en de overheid duidelijk regie voert. De rijksoverheid maakt richtinggevende keuzes en zorgt voor de juiste randvoorwaarden (middelen en capaciteit) waarbinnen decentrale overheden lokaal kunnen handelen, in lijn met de Omgevingswet. Op deze manier vinden we een goede balans in ruimte voor natuur, recreatie, wonen, verkeer, werken en landbouw, waardoor lokaal en regionaal draagvlak en maatschappelijke acceptatie ontstaat.

  • Ministerie voor Ruimtelijke Ordening. We moeten terug naar een landelijke coördinatie van de ruimtelijke ordening. De grote ruimtelijke vraagstukken van deze tijd vragen een integrale benadering, geen verkokerde aanpak vanuit sectorale departementen. De ruimtelijke vragen rond natuur, wonen, water, landbouw, mobiliteit en energie moeten in onderlinge samenhang en afstemming worden opgepakt. Dit versterkt ook de duidelijkheid voor provincies en gemeenten die het ruimtelijk beleid binnen de kaders van de Omgevingswet uitvoeren. Daarom komt er weer een Ministerie voor Ruimtelijke Ordening.
  • Lokale aanspreekpunten ruimtelijke ordening namens het Rijk. De coördinatie van de nationale hoofdinfrastructuur op het gebied van mobiliteit, energie en de ruimtelijke ordening kan niet alleen aan Haagse bureaus worden bedacht. Goede coördinatie vraagt om rijksambtenaren die met hun voeten in de klei staan en lokaal aanspreekpunt zijn voor decentrale overheden. Daarom komt er een uitvoeringsorganisatie vanuit het Rijk voor een vlotte en praktische vormgeving van de rijksoverheidstaken op het gebied van ruimtelijke ordening. Een andere optie is dat een bestaande uitvoeringsorganisatie met regionale aanwezigheid in deze richting wordt versterkt.
  • Slim ruimtegebruik. We kunnen veel ruimte besparen door de ruimte op een praktische manier dubbel te gebruiken. De opgaven rond de energietransitie, landbouw, verstedelijking, klimaatadaptatie en biodiversiteit vragen ingrepen die lokaal vaak goed zijn te combineren. Waterberging is bijvoorbeeld prima te combineren met doelen voor natuur, landbouw, landschap en recreatie. Energieopwekking kan deels een plek krijgen op of langs onze hoofdinfrastructuur. In de uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie naar bijvoorbeeld omgevingsagenda’s moet meervoudig ruimtegebruik de norm zijn.
  • Meer ruimte voor bouwen rond Schiphol. Het luchthavenindelingsbesluit wordt aangepast zodat er meer ruimte komt voor de bouw van woningen en windmolens in Zuid-Kennemerland, IJmond, Haarlemmermeer de Zaanstreek en rond Amsterdam. Deze extra ruimte is mogelijk omdat de huidige regels met name aan de rand van de beperkingenzone rond Schiphol te streng zijn en omdat we inzetten op beperken van de luchtvaart(hinder). Uiteraard staat de veiligheid wel voorop.
  • Meer expertise voor provincies en gemeenten. Ons energiesysteem gaat van fossiel en centraal naar hernieuwbaar en decentraal. Daarbij wordt terecht veel van decentrale overheden verwacht. Daarnaast vergt ook de invoering van de Omgevingswet de komende jaren veel inspanningen van provincies en gemeenten, terwijl de financiën onder druk staan. Daarom komen er geoormerkte extra middelen voor decentrale overheden om de grote ruimtelijke transities mogelijk te maken, bijvoorbeeld via specifieke programma’s onder de Nationale Omgevingsvisie.
  • Regiocheck voor overheidsbeleid. Er wordt een regiocheck ingevoerd die de impact van beleid op krimp- en grens regio’s inzichtelijk maakt. De woningmarkt, de arbeidsmarkt, onderwijs, zorg en mobiliteit zijn de thema’s waar veel beleid wordt gemaakt dat nadelig kan uitpakken in de krimpregio’s. Om dit te voorkomen is er regionaal maatwerk nodig. De ChristenUnie wil dat effecten van beleid op de krimp- en grensregio’s vooraf in beeld zijn.
  • Doorgaan met regiobeleid en meer regiodeals. Er is meer aandacht nodig voor de kracht van regio’s. We willen de economie van regio’s buiten de Randstad structureel versterken. Denk aan de regionale industrieclusters (Groningen, Noordzeekanaalgebied in Noord-Holland, Zeeland, Limburg), de hightech zone in Noord-Brabant (Eindhoven) en andere regionale economische knooppunten (Food Valley). Op initiatief van de ChristenUnie kwam er de afgelopen kabinetsperiode een uitgebreid regiobeleid, in de vorm van concrete regiodeals. Daar gaan we mee door.
  • Rijksoverheid ook buiten de Randstad. De Rijksoverheid neemt haar verantwoordelijkheid voor een betere spreiding van de uitvoering van rijksoverheidstaken over verschillende regio’s, door deze gespreid over het land te vestigen.
  • Afspraken met Zeeland. Het Rijk geeft prioriteit aan het nakomen van de compensatie-afspraken met de provincie Zeeland voor het mislopen van de vestiging van de marinierskazerne in Vlissingen, en toont zich hiermee alsnog een betrouwbare partner voor de regio.
  • Open landschappen behouden, versnippering voorkomen. Grote open landschappen, zoals in Groningen, Fryslân, Waddengebied en Groene Hart, mogen niet steeds kleiner worden. Verrommeling en versnippering worden tegengegaan. De uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie op regionaal en lokaal niveau biedt ruimte voor lokale afwegingen, met oog voor het belang van grote en open landschappen en gebieden met unieke cultuur-historische waarde zoals de Veenkoloniën.
  • Schone lucht. Aan het in 2020 gesloten Schone Lucht Akkoord doen tien provincies en circa vijftig gemeenten mee. Het overgrote deel van de gemeenten ontbreekt echter nog. Het Rijk zet zich extra in om ervoor te zorgen dat veel meer gemeenten en de resterende provincies het Schone Lucht Akkoord mee-ondertekenen, zodat de ambitie van 50% gezondheidswinst ruimschoots wordt gehaald.
  • Filteren van rookgassen. Voor het stoken van hout in nieuwbouw worden alleen ecodesign kachels met rookgasfiltering toegestaan. Wij zetten er op in dat binnen de bebouwde kom bestaande openhaarden en houtkachels worden voorzien van rookgasreiniging. Particulieren kunnen hiervoor een beroep doen op een subsidie of duurzaamheidslening.
  • Duurzaam mainportbeleid. De toegevoegde waarde van internationale knooppunten als Schiphol en Rotterdam is en blijft groot, maar de negatieve impact op lokaal niveau is ook enorm en neemt toe. Het (economisch) herstel na de coronacrisis vraagt duidelijke, geborgde normen rond hinder en milieu. Verdere groei van Schiphol past daar niet in. Het aantal vliegbewegingen wordt daarom gemaximeerd op het huidige maximale aantal van 500.000 vluchten. Er komt binnen twee jaar een voorstel om dit aantal uiterlijk in 2030 te verlagen met tenminste 10%. In dit voorstel worden maatschappijen verplicht slots voor korte afstandsvluchten in te leveren en investeert het Rijk in betere spoorverbindingen naar Duitsland. In plaats van in te zetten op verdere groei van intercontinentale logistiek met alsmaar meer containers en op CO2 intensieve sectoren als olieraffinage, wordt de Rotterdamse haven een logistiek knooppunt van een meer op Europese schaal vormgegeven circulaire economie en duurzame maakindustrie. Daarnaast kan de Rotterdamse haven een belangrijke rol spelen in opslag en transport van waterstof en van andere duurzame energiedragers. Hiermee kan de Rotterdamse haven een koploperspositie pakken in de transitie naar een duurzaam energiesysteem.
Investeren in natuur

Veel mensen hebben de coronatijd thuis doorgebracht, en daardoor juist de drang gevoeld om de natuur in te gaan. We waarderen natuur en groen dichtbij nog meer dan voorheen. Zoals Martine Vonk al schreef: “Laat de natuur niet iets zijn waar je met de auto naartoe moet rijden, haal haar dicht bij huis”. Natuur heeft intrinsieke waarde als deel van Gods schepping en is noodzakelijk voor ons welbevinden. Natuur is een belangrijke drager van en een ordenend principe voor de ruimtelijke inrichting. Daarom willen we investeren in meer natuur en die natuur ook beter beschermen. Het is belangrijk dat er zorgvuldige regels zijn die de natuur beschermen met concrete, meetbare en toetsbare doelstellingen en maatregelen. We zien dat milieuvervuiling de natuur aantast en dat de biodiversiteit (soortenrijkdom) onder druk staat. Recente onderzoeken maken bijvoorbeeld duidelijk dat het aantal bijen en andere insecten sterk achteruit is gegaan, terwijl die van levensbelang zijn voor de bestuiving van gewassen, plaagbestrijding en het opruimen van organisch afval en een bron van voedsel zijn voor een veelheid aan andere soorten. Omdat de natuur niet voor zichzelf kan spreken, komen wij voor haar op. Dat is niet altijd makkelijk, omdat economische belangen al snel voorrang krijgen, maar wel nodig. We accepteren niet dat afspraken over natuur berusten op resultaten die worden ‘geleend uit de toekomst’, zoals bij de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en ander beleid gebeurde. We bieden ruimte aan particulier initiatief voor een groenere omgeving die door mensen zelf wordt beheerd. Er is goed natuurbeleid nodig waarbij we werken aan vier grote uitdagingen: versnippering, verzuring, vermesting en verdroging. Het doel is om de afname van biodiversiteit en natuurrijkdom te stoppen en te bouwen aan een robuust netwerk van Nederlandse natuurgebieden en Nationale Parken.

  • Structurele plus op de begroting voor natuur. Het kabinet heeft recent € 3 miljard beschikbaar gesteld voor natuurherstel en -uitbreiding in de komende tien jaar. Om de ambities op het gebied van natuur waar te kunnen maken, moet er structureel geld bij.
  • Voltooien van Nationaal Natuurnetwerk. De Natura2000 gebieden, het Nationaal Natuurnetwerk en de ecologische verbindingen ertussen zijn cruciaal voor een robuuste natuur in Nederland en moeten voor 2030 gerealiseerd worden. Daarbij stellen wij voor aandachtscontouren om de natuurgebieden vast te stellen, die dankzij bijbehorende onderzoeksplicht, bij nieuwe ontwikkelingen en/of besluiten helpen om deze gebieden te beschermen. Zo helpen we de biodiversiteit te beschermen en te ontwikkelen.
  • Ambitieuze reductie stikstofdepositie en emissies. De depositie van stikstof moet omlaag door het nationaal terugdringen van stikstofemissies. Een verlaging van 26% van de stikstofemissies is een cruciale eerste stap, maar het terugdringen van emissies kan en moet nog ambitieuzer voor het herstel van biodiversiteit. Uitgangspunt is dat alle grote uitstotende sectoren (landbouw, verkeer en industrie) hier een bijdrage aan leveren.
  • Nationale Parken als iconen. Nationale parken moeten meer zijn dan natuurterreinen. We gaan door met het nieuwe beleid rond nationale parken, zodat dit echte natuuriconen worden van ons land en van regio’s.
  • Vergroening stedelijk gebied. Natuur is goed voor de mens. Elke Nederlander zou vanuit huis makkelijk in de natuur moeten kunnen komen. Daarom streven wij naar een groen en waterrijk netwerk door het hele land. We vergroenen steden via parken en groenstroken in stadscentra en komen met een eenmalige subsidie van 50% voor gemeenten ten behoeve van de aanplant van 100.000 nieuwe bomen langs wegen in stedelijk gebied en het vervangen van bestrating door groenstroken (actie Steenbreek). Verdichting en vergroening moeten hand in hand gaan om hittestress te verminderen, biodiversiteit in de stad te vergroten en bij te dragen aan schonere lucht en betere leefbaarheid. We ondersteunen particuliere initiatieven die daaraan bijdragen.
  • Bossenstrategie: minimaal 10% meer bos. De omvang en de kwaliteit van bossen staan onder druk, daarom streven de Rijksoverheid en de provincies naar een uitbreiding van het Nederlands bosareaal met minimaal 10%, ofwel 55.000 voetbalvelden aan bos erbij. Meer bos is nodig voor de biodiversiteit en voor het vastleggen van CO2. Daarnaast zorgt het Rijk voor een kwaliteitsimpuls voor de bestaande bossen. Op de gronden binnen het Nationaal Natuurnetwerk streven we naar maximale biodiversiteit, dus inheemse bomen. We zetten in op herstel van houtwallen, singels en hagen (met vergoeding voor de boer), en voor structureel meer bomen en/of struiken op/rond bedrijventerreinen en luchthavens en langs de gemeentelijke-, provinciale, en rijksinfrastructuur. Ook leggen we meer moerassen en kwelders aan.
  • Kostendekkende beheervergoeding natuur. We zetten in op goed beheer van bestaande natuurgebieden door hier via de provincies goede vergoedingen tegenover te stellen. Boeren en natuurorganisaties worden beloond voor het onderhoud van landschapselementen en het beheer van soorten.
  • Verpachten overheidsgrond. Overheidsgrond wordt alleen nog verpacht onder strikte duurzaamheidsvoorwaarden gericht op behoud of versterking van de biodiversiteit.
  • Aandacht voor landschap en cultuurhistorie. Het behoud van cultuurhistorische en landschapselementen moet een sterker onderdeel worden van het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB), zodat het loont voor boeren om zich hiervoor in te zetten.
  • Groene boa’s in buitengebied. In het buitengebied is er sprake van toenemende criminaliteit, zoals afvaldumping en met name drugsafval. Er komt geld voor meer groene boa’s in het buitengebied en een hogere vergoeding voor taken die normaal niet tot hun werkzaamheden behoren.
  • Bescherming Waddengebied. Het Waddengebied is UNESCO-werelderfgoed. Economische activiteiten, zoals zout- en gaswinning, staan op gespannen voet met de bescherming van het gebied. De vergunningverlening voor gaswinning bij Holwerd wordt daarom stopgezet. Het project Holwerd aan zee wordt gesteund.
  • Ecocide in het internationaal strafrecht. De mensheid is in haar bestaan direct afhankelijk van de natuur. In Nederland en wereldwijd staat deze echter onder druk. Actieve en adequate bescherming van onze natuur is daarom van het grootste belang. We streven er op internationaal toneel naar ecocide (het ernstig beschadigen of vernietigen van een ecosysteem in zodanige mate dat het vreedzaam gebruik van dit gebied door de inwoners ernstig verminderd is of zal worden) op te nemen in het internationaal strafrecht door het als vijfde pijler toe te voegen aan het Statuut van Rome.
  • Wensballonnen worden verboden. De verkoop en het gebruik van wensballonnen wordt verboden. Het risico op natuurbranden en het verstrikt raken van dieren wordt hiermee teruggedrongen.
Aanpassen aan klimaatverandering

Naast het aanpakken van klimaatverandering moeten we ons ook aanpassen aan klimaatverandering en weersextremen. De kans op extreme neerslag en langdurige droogte neemt toe, dat hebben we de afgelopen jaren aan den lijve ondervonden. Beken en vennen vallen droog, de drinkwatervoorziening staat onder druk, bomen sterven af en gewassen verdorren op het land. De ChristenUnie wil inzetten op ‘vasthouden, bergen en afvoeren’. Vasthouden staat niet voor niets vooraan. Om regenwater vast te houden, zijn ingrijpende maatregelen nodig in het watersysteem. Bijkomende factoren zijn de stijging van de gemiddelde temperatuur, de stijging van de zeespiegel en de daling van de bodem. Het gevolg is dat we vaker weersextremen krijgen, en daardoor wateroverlast, droogte en hittestress. Daarom is het essentieel dat we in de Nederlandse ruimtelijke ontwikkeling toekomstbestendig denken, bouwen en handelen en het waterbeheer verbeteren. De ChristenUnie blijft daarom met het Deltafonds investeren in het Deltaprogramma ten behoeve van waterveiligheid, klimaatadaptatie en zoetwatervoorziening, op de korte en lange termijn.

  • Natuurlijke klimaatbuffers. We investeren in onderzoek naar het gebruik van natuurlijke klimaatbuffers, zoals het minder diep en meanderend maken van beken, aanleggen van natuurlijke waterreservoirs, alsmede het ondersteunen van agrariërs voor het aanleggen van waterbassins voor beregening, zodat minder water direct wordt afgevoerd, maar in de bodem kan zakken ten gunste van een hoger grondwaterpeil.
  • Herinrichten watersysteem voor genoeg water. Het watersysteem Oost- en Zuid- Nederland (hoge zandgronden), wordt opnieuw ingericht en klimaatbestendig gemaakt door het water in de winter vast te houden en het grondwaterpeil waar mogelijk te verhogen. Door drinkwaterwinningen te verplaatsen naar locaties met een wateroverschot in plaats van een watertekort, gaan we slim met water om.
  • Schoon drink- en oppervlaktewater. Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water moet uiterlijk in 2027 in heel Europa de kwaliteit van het water op orde zijn, zowel chemisch als ecologisch. We houden vast aan het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en houden hier rekening mee in het beleid voor mest, gewasbescherming en geneesmiddelen. Alleen op die manier blijft ons drink- en oppervlaktewater schoon.
  • Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. De voortgang van de maatregelen in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer zoals geformuleerd door LTO, waterschappen en provincies, wordt nauwlettend gemonitord. Bij onvoldoende resultaat komt er landelijke wetgeving.
  • Aanpak schadelijke stoffen. PFAS-verbindingen en andere zeer zorgwekkende stoffen worden bij de bron aangepakt om te voorkomen dat deze langdurig problemen veroorzaken in ons watersysteem. Er moet een Europees verbod komen op deze schadelijke stoffen.
  • Vitale infrastructuur toekomstbestendig maken. De vitale infrastructuur van energie- en ICT-netwerken, wegen, bruggen en sluizen, is kwetsbaar voor klimaatverandering. Uitval kan tot maatschappelijke ontwrichting leiden. Met extra inzet en middelen wordt de vitale infrastructuur toekomstbestendig gemaakt.
  • Toekomstbestendig bouwen. De ruimtelijke kaders, (bouw-)regelgeving en het watertoetsproces worden versterkt, zodat woningen klimaatbestendig en waterrobuust worden gebouwd op de, vanuit water en bodem gezien, juiste locaties. Decentrale overheden worden door de Rijksoverheid ondersteund om de al bestaande mogelijkheden om toekomstbestendig te bouwen beter te gebruiken.
  • Betere aanpak verzilting. We onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor de ontwikkeling van landbouw op nattere en verzilte gebieden.

4.2 Klimaatneutraal en circulair Nederland

De gevolgen van klimaatverandering beginnen ook in Nederland merkbaar te worden. De zomers worden droger, strenge winters worden steeds zeldzamer. Klimaatverandering is een wereldwijd vraagstuk dat een internationale aanpak vraagt. De ChristenUnie wil daarom dat Nederland zich in Europees en internationaal verband inzet voor goede, bindende afspraken om klimaatverandering tegen te gaan. In eigen land zetten we ons in voor een voortvarende uitvoering van het Klimaatakkoord (2019). Iedere Nederlander kan daaraan bijdragen: isoleer je huis, ga dichterbij op vakantie, eet meer lokaal en plantaardig voedsel, investeer in zonnepanelen, laat kapotte schoenen repareren en koop minder spullen. De Rijksoverheid blijft mensen stimuleren om gezamenlijk en ieder voor zich de verantwoordelijkheid te nemen voor stappen die iedereen kan zetten om klimaatverandering tegen te gaan. Daar hoort wel een eerlijk verhaal bij. Sommige stappen zullen geld kosten, maar niets doen is op de lange termijn kostbaarder. De ChristenUnie wil zorgdragen voor goede ondersteuning in wat mensen zelf kunnen doen en zorgen voor een evenwichtige lastenverdeling, zodat we de overstap naar klimaatneutraal leven echt met z’n allen kunnen maken. Het verantwoord omgaan met grondstoffen is voor de ChristenUnie een belangrijk onderdeel van de oplossing van het klimaatprobleem en heeft daarnaast ook intrinsieke waarde. We streven naar een circulaire economie met zo weinig mogelijk afval, omdat we alleen dan het gebruik van natuurlijke grondstoffen kunnen blijven volhouden. Investeringen in de transitie naar een klimaatneutraal en circulair land dragen bij aan een groen herstel van de Nederlands economie en maakt Nederland klaar voor de toekomst.

Een klimaatneutrale toekomst

Wij zien de internationale afspraken van het Akkoord van Parijs, de Europese doelstellingen die daarop zijn gebaseerd en de nationale afspraken van het Klimaatakkoord als een solide basis om klimaatverandering tegen te gaan. De afspraken in deze akkoorden moeten voortvarend worden uitgevoerd. We willen de Nederlandse economie structureel en duurzaam versterken. Waar dat mogelijk en effectief is, vormt het beprijzen van CO2 een belangrijke oplossing, bij voorkeur in internationaal verband en waar nodig met een stevige nationale minimumprijs. Maar niet alles kan met prijsprikkels en marktwerking worden bereikt. Het behalen van de klimaatdoelen vraagt actieve sturing door de overheid.

  • Nationale isolatiebrigades. Er komen nationale isolatiebrigades die mensen praktisch bijstaan om huizen waar mogelijk snel, effectief en op maat te isoleren, en ook helpen om de subsidiemogelijkheden optimaal te benutten. Op deze manier maken we een grote sprong op het gebied van energiebesparing. Dit onderdeel is ten onrechte het ondergeschoven kindje van het Klimaatakkoord. Doel is de isolatie van 2 miljoen woningen in 2030.
  • Investeringsagenda gericht op het klimaat. De klimaattransitie vraagt grote investeringen in de kerninfrastructuur in Nederland. Door gerichte investeringen zoals duurzame warmteoplossingen, CO2-opslaginfrastructuur en een schaalsprong van het openbaar vervoer, kunnen we de doelstellingen van het Akkoord van Parijs waarmaken. In een tijd waarin de overheid voor weinig geld kan lenen, zijn grote investeringen in de infrastructuur gerechtvaardigd. Deze investeringen ondersteunen de economie, versterken onze exportpositie rond duurzame technologie en maken Nederland klaar voor de toekomst. > Zie ook het kader over deze investeringsagenda in paragraaf 3.1
  • Klimaatneutraal in 2050. We steunen het voorstel van de Europese Commissie voor 55% reductie van broeikasgasemissies in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Deze doelstellingen moeten snel worden omgezet in een aangescherpt emissiehandelssysteem en een scherper bronbeleid. De klimaatproblematiek kan alleen internationaal worden opgelost. Dit vraagt duidelijke doestellingen in lijn met het Akkoord van Parijs, en een geloofwaardige uitvoering, ook in ons land.
  • Europese Green Deal. We steunen de doelstelling en oplossingsrichting van de Europese Green Deal, waarmee de Europese Commissie toewerkt naar een klimaatneutrale Europese Unie in 2050. We zijn voor aanscherping van het Europese CO2-emissiehandelssysteem als leidend instrument voor grote uitstoters van broeikasgassen en voor uitbreiding van dit systeem naar de scheepvaart en naar alle luchtvaart binnen Europa.
  • Duidelijke doelen voor energiebesparing per sector. Hoe minder energie we gebruiken, hoe makkelijker de transitie naar een duurzaam energiesysteem. Besparing is bovendien het meest kostenefficiënt voor iedereen. Toch lijken besparingsdoelen soms ondergeschikt te zijn aan CO2-reductie doelstellingen, alsof het niet uitmaakt hoeveel energie je gebruikt als de energie maar duurzaam is. Dit is een misvatting. We versterken de inzet op besparende maatregelen in alle sectoren van de economie door duidelijke besparingsdoelen per sector neer te zetten. We verstevigen de handhaving van de energiebesparingsplicht onder de Wet milieubeheer en ondersteunen de industrie om het grote aanwezige besparingspotentieel te verzilveren.
  • CO2-heffing voor de industrie. Er komt een CO2-heffing voor de industrie. Die heffing geldt tot het moment dat de door de Europese Commissie voorgestelde doelstelling van 55% reductie van broeikasgasemissies door de Europese lidstaten is omarmd en verwerkt in het CO2-emissiehandelssysteem. Er komt een lage vlakke heffing voor alle emissies, daarboven geldt een vrijstelling voor een emissieniveau in lijn met wat nodig is om het Akkoord van Parijs te halen. De opbrengsten van de heffing worden ingezet voor innovatieve verduurzaming van de industrie.
  • Opslag van industriële CO2-emissies. De opslag van CO2 is een tijdelijke transitiemaatregel op weg naar een emissievrije economie, maar waarschijnlijk wel nodig om de doelstellingen op tijd te halen. CO2-afvang bij de industrie kan worden gefaciliteerd door hiervoor een beperkte infrastructuur aan te leggen, gericht op de basisindustrie waar CO2-emissies in het primaire proces vrijkomen.
  • Verbod op reclame door bedrijven die fossiele brandstoffen produceren (olie, kolen en gas). Er komt een verbod op reclame door bedrijven die zich bezig houden met de productie van fossiele brandstoffen (olie, kolen en gas) en op verkooppunten voor fossiele brandstof komt een waarschuwing over de schade van fossiele brandstof, bijvoorbeeld een waarschuwingssticker op de benzinepomp.
  • Doorgaan met subsidies voor duurzame energie. De stimuleringsregeling duurzame energie en CO2reductie (SDE++) wordt ook na 2025 als breed instrument voor CO2-reductie ingezet. CO2-beprijzing maakt de noodzaak voor exploitatiesubsidies kleiner, maar vooralsnog niet overbodig. Projecten die vertraagd van start gaan, bijvoorbeeld door de beperkte capaciteit van het elektriciteitsnet, houden recht op de volledige subsidieperiode. Onbenut budget blijft beschikbaar.
  • Hoogwaardig gebruik van biomassa. Bij het gebruik van biomassa moeten beschikbaarheid, optimaal en efficiënt gebruik (cascadering) en daadwerkelijke klimaatwinst leidend zijn. Daarbij wordt rekening gehouden met effecten op bijvoorbeeld biodiversiteit en voedselvoorziening. De inzet van biomassa is gericht op de meest hoogwaardige toepassing. Voor wat betreft energietoepassingen wordt voorrang gegeven aan sectoren waarvoor geen of minder alternatieven beschikbaar zijn, zoals de luchtvaart. Het direct verbranden van biomassa, anders dan reststromen, is geen hoogwaardig gebruik van biomassa en wordt daarom niet meer gestimuleerd en op den duur verboden.
  • Permanente campagne rond Klimaatakkoord. Er komt een permanente nationale campagne rondom het Klimaatakkoord, gericht op de noodzaak tot handelen en op de kansen voor een betere toekomst en leefomgeving. Mensen worden meegenomen in het eerlijke verhaal dat over klimaat verteld moet worden, en ondersteund bij de concrete maatregelen die ze zelf kunnen nemen. De permanente campagne wordt geleid door een nieuw nationaal platform. Daarbij worden ook diverse lokale energienetwerken en coöperaties ingezet, omdat die het best in staat zijn de boodschap dicht bij mensen te brengen.
Een circulaire economie

De voorraad grondstoffen die de aarde kan leveren, is eindig. Het lineaire model van steeds weer nieuwe materialen gebruiken en oude materialen als afval afdanken is niet houdbaar. We willen toewerken naar een circulaire economie, waarin minder materiaal wordt gebruikt en producten en materialen na gebruik door hergebruik en recycling een hoogwaardige toepassing krijgen.

  • Minder nieuwe spullen, meer repareren. We willen een langere garantietermijn op producten. Daarmee stimuleren we producenten om reserve-onderdelen aan te bieden en hiermee in het ontwerp rekening te houden. We stimuleren het repareren van schoenen, kleding en consumentenelektronica en het aankopen in kringloopwinkels via een laag btw-tarief. Dit hebben we in ons voorstel voor een nieuw belastingstelsel opgenomen.
  • Verbod op wegwerpplastic. Veel plastic dat we dagelijks gebruiken wordt binnen 20 minuten weggegooid. Een logisch gevolg is dat er veel plastic afval ontstaat, dat uiteindelijk op stranden en in zeeën terecht komt. De plastic soep zorgt voor een groot milieuprobleem. Met het verbieden of beperken van de 10 plastic wegwerpproducten die het meest bijdragen aan de plastic soep, heeft de EU een goede stap gezet. We werken toe naar een volledige uitfasering van wegwerpplastic voor eenmalig gebruik zoals het gebruik van plastic stickers op elk stuk groente en fruit en eenmalig gebruikte plastic verpakkingen in de supermarkt. We willen deze uitfaseringen zoveel mogelijk in 2025 bereikt hebben. Uitzonderingen zijn mogelijk voor noodzakelijke toepassingen waarvoor geen alternatieven voorhanden zijn.
  • Zoveel mogelijk afval recyclen. We zetten in op maximale kwantiteit en kwaliteit van recycling. Bij de verbranding van de uiteindelijk niet-recyclebare afvalstromen zetten we in op maximale energieterugwinning, op recycling van de overblijvende metalen en mineralen en waar mogelijk op CO2-afvang en hergebruik.
  • Zwerfafval bestrijden, statiegeld uitbreiden. Na de introductie van statiegeld op PET-flesjes per 1 juli 2021 wordt in 2022 statiegeld op blikjes geïntroduceerd en op glazen flesjes van minder dan 0,25 liter.
  • Verbod op niet of slecht recyclebare goederen. Ervaringen met het gericht verbieden van het gebruik (en daarmee de productie) van producten met aantoonbaar grote milieu-impact (gloeilampen, plastic tasjes) zijn positief. Dit wordt uitgebreid met een aantal niet of heel slecht recyclebare goederen waarvoor een recyclebaar alternatief bestaat, zoals de chipszak.
  • Hergebruik van textiel en meubels. Er komt een financiële regeling voor bedrijven die verantwoordelijkheid nemen voor het hergebruik of de hoogwaardige verwerking van gebruikte consumptiegoederen als textiel en meubels.
  • Hardere afspraken over circulaire economie. Er komen scherpe, concrete doelstellingen voor de circulaire economie voor verschillende sectoren en materiaalsoorten. De huidige doelstellingen voor vermindering van primair materiaalgebruik geven te weinig houvast.
  • Materialenpaspoort. Er komt een materialenpaspoort voor de bouw en infrasector om circulair gebruik van materiaal te stimuleren. De overheid houdt de regie over het platform, met aandacht voor de uitvoerbaarheid en voor de vertrouwelijkheid van bepaalde data.
Betaalbare en klimaatvriendelijke energie en warmte

We hebben jarenlang de vruchten geplukt van onze centrale energievoorziening, gebaseerd op elektriciteit en warmte uit kolen en aardgas. Dat systeem is niet langer houdbaar. Het gebruik van fossiele brandstoffen is de grootste oorzaak van klimaatverandering wereldwijd. De gevolgen van de gaswinning in Groningen hebben daarnaast pijnlijk duidelijk gemaakt dat we ook in Nederland roofbouw op de aarde hebben gepleegd. Het kan ook anders. We willen toe naar een lokaal vormgegeven energiesysteem van volledig hernieuwbare energie, bijvoorbeeld in de vorm van zonnepanelen en warmtepompen. We krijgen allemaal met deze veranderingen te maken. We hebben alle opties voor lokale energieopwekking nodig. De Rijksoverheid neemt de regie in de energietransitie, om ervoor te zorgen dat het doel wordt gehaald: een volledig duurzaam energiesysteem. En ook om ervoor te zorgen dat het doel haalbaar en betaalbaar is en iedereen de overstap mee kan maken.

  • Energiecoöperaties en lokale initiatieven. Energiecoöperaties brengen de energietransitie dichter bij de burger. Daarom willen we dat coöperaties door het ministerie van EZK voor vol worden aangezien. EZK heeft de focus nu nog vooral op de grote spelers in de energiemarkt. Er komt een ontwikkelfonds om energiecoöperaties te ondersteunen. Daarnaast doen we aan capaciteits- en kennisontwikkeling, ook voor kleine lokale initiatieven, gericht op kleinere maatregelen thuis, zoals isolatie. We stimuleren goede lokale participatie in duurzame energieprojecten, waarbij op lokaal niveau wordt gekeken naar wat nodig en wenselijk is.
  • Meer wind- en zonne-energie. Via de regionale energiestrategieën (RES) wordt ingezet op 35 TWh productie aan windenergie en zonne-energie op land. De Gedragscode zon op land helpt om zorgvuldig met zonneenergie projecten om te gaan. Voor het geval dat niet alle projecten worden gerealiseerd, is er een voldoende grote veiligheidsmarge, bijvoorbeeld door parallel grootschalige opwek op Rijksareaal voor te bereiden. Bij te weinig voortgang stuurt de Rijksoverheid bij met een concrete taakstelling.
  • Zeven jaar terugverdientijd. Zonnepanelen bij consumenten dragen bij aan draagvlak voor de transitie. We houden vast aan het uitgangspunt van zeven jaar terugverdientijd via terugleververgoedingen. Eventueel in combinatie met een financiële prikkel voor opslag achter de voordeur om zo bij te dragen aan lagere benodigde investeringen in netcapaciteit.
  • Wind op zee. Wind op zee is de afgelopen jaren flink goedkoper geworden. We blijven inzetten op wind op zee, in lijn met de 49 TWh doelstelling in het Klimaatakkoord, maar wel met als inzet dat de ruimte dubbel kan worden gebruikt, bijvoorbeeld door vissers en voor zeewierteelt. We onderzoeken hoe wind op zee een rol kan spelen in de energieopslag, bijvoorbeeld door conversie naar groene waterstof.
  • Investeren in warmtenetten. De ChristenUnie wil de potentie van geo- en aquathermie benutten. Lage en midden-temperatuur warmtenetten hebben meerwaarde voor de verwarming van woonwijken. De ontwikkeling van warmtenetten vraagt echter duidelijke afspraken over de rol van betrokken publieke en private partijen, over een (gelijk) speelveld voor warmteleveranciers en transparantie. We willen ruimte voor publieke investeringen in warmtenetten en zien een belangrijke rol voor de publieke netwerkbedrijven. Ook willen we ruimte voor participatie vanuit de buurt en voor coöperatieve modellen van warmtenetten. Consumentenbescherming en keuzevrijheid staan hierbij hoog in ons vaandel.
  • Elektriciteit en groene waterstof. We zetten in op industriële elektrificatie en groene waterstof voor hoge temperatuur warmte. Er komt een routekaart naar grootschalige elektrificatie van de Nederlandse industrie, waarbij we de balans zoeken tussen grootschalige opwek van duurzame elektriciteit en de energievraag van de grote industriële clusters.
  • Eerlijkere nergiebelasting. De energiebelasting is oneerlijk verdeeld over verschillende verbruikers en kent geen directe CO2-component. We zetten in op een structurele hervorming met een minder degressieve opzet en daarmee een hogere belasting voor grootverbruikers. Daarnaast wordt er een expliciete CO2-component geïntroduceerd. Dubbele belasting voor energieopslag moet worden voorkomen.
  • Nieuwe kerncentrales sluiten we niet uit. De kerncentrale in Borssele kan, mits veilig en verantwoord, langer openblijven om een bijdrage te leveren aan een stabiel elektriciteitssysteem tijdens de transitie. Kernenergie is één van de CO2-emissieloze energiebronnen en één van de weinige weersonafhankelijke bronnen, die bovendien weinig ruimte inneemt. Nieuwe kerncentrales sluiten we niet uit, maar gelet op de nadelen die aan de huidige generatie kerncentrales kleven – met name de afvalproblematiek – hebben duurzame vormen van energie onze voorkeur.
  • Gebruik gasinfrastructuur voor hernieuwbare gassen. We bouwen de winning van Gronings gas af. We onderzoeken hoe de nog goede bestaande infrastructuur gebruikt kan worden voor het transport van hernieuwbare gassen.
  • Nationale regie op energieopslag. Met een toenemend aandeel duurzame energie is regie nodig op de benodigde opslagcapaciteit in een stabiel elektriciteitssysteem. Onderdeel hiervan is de koppeling van grootschalige hernieuwbare opwek aan de grootschalige industriële energievraag. Daarnaast moeten vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd, bijvoorbeeld door de inzet van slimme apparaten en het elektrische wagenpark.
  • Duurzame energie op rijksgronden. De overheid geeft het voorbeeld door vol in te zetten op de opwek van duurzame energie op rijksgronden. Naast wind en zon denken we ook aan warmte, bijvoorbeeld aquathermie. De projecten op rijksgronden worden waar mogelijk toegewezen aan lokale energiecoöperaties. De Rijksoverheid kan onder voorwaarden ook energie leveren aan derden, als gronden niet, zoals de voorkeur heeft, in gebruik door derden gegeven kunnen worden.
Recht doen aan Groningen vanwege gas

Het kabinet heeft in 2019 het historische besluit genomen om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk af te bouwen naar nul. Daar zijn we blij mee. Maar dit betekent niet dat de aardbevingen en de gevolgen daarvan meteen verdwenen zijn. De bestaande regelingen mogen daarom niet worden versoberd. Het Staatstoezicht op de Mijnen spreekt van maatschappelijke ontwrichting in Groningen vanwege de gaswinning. Veel Groningers ervaren dat er een verschil is tussen het beleid en de praktijk. De tijd die verstrijkt tussen inspectie en versterking duurt soms vele jaren en gedane beloftes en gewekte verwachtingen worden niet altijd nagekomen. Dit is onacceptabel en moet beter. Het recente bestuursakkoord (2020) met een pakket van € 1,5 miljard aan maatregelen kan niet alle leed wegnemen, maar geeft goede hoop op nieuw perspectief zodat Groningers weer kunnen bouwen aan hun toekomst. Inzet van het Rijk is blijvend nodig tot alle woningen veilig zijn.

  • Leren van Groningen: veiligheid eerst. Veiligheid moet altijd voorop staan bij het toestaan van mijnbouw. Dit vraagt meer onderzoek naar de gevolgen van zoutwinning en andere vormen van (gestapelde) mijnbouw, voordat er vergunningen kunnen worden verleend voor het gebruik van leeggekomen cavernes/holtes voor opslag van waterstof, perslucht of CO2.
  • Ruimhartige compensatie en adequate schadeafhandeling. Mijnbouwschade wordt in heel Nederland na een onafhankelijke schadebeoordeling adequaat vergoed, dus ook in Drenthe, Fryslân, Overijssel en Limburg. De schadeafhandeling verdient verdere verbetering en vraagt goede naleving van de afspraken. Het wettelijk bewijsvermoeden (het vermoeden dat een schade is veroorzaakt door aanleg of exploitatie van mijnbouw) wordt gehandhaafd en wordt ook van toepassing voor bewoners in gebieden met gestapelde mijnbouw (meerdere mijnbouwactiviteiten). Bewoners krijgen duidelijkheid over de termijn en de waarden van de Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR-waarden) op basis waarvan de versterking van woningen wordt uitgevoerd.
  • Ongewenste ongelijkheid. Door verschillende regelingen en procedures bestaat er onwenselijke ongelijkheid tussen bewoners en tussen wijken, gebieden en gemeenten in het aardbevingsgebied, die in een vergelijkbare situatie zitten. Er moeten eensluidende regelingen en procedures komen.
  • Oog voor gevolgen onzekerheid. Inwoners van het Groningse aardbevingsgebied verkeren vanwege lange procedures en steeds veranderende regelgeving in grote onzekerheid. Daar moet oog voor zijn. Steeds meer mensen kampen met gezondheidsproblemen en psychische klachten. Daar komt de huidige onzekerheid vanwege corona nog overheen. Er komt daarom structureel geld beschikbaar voor geestelijke verzorging in het aardbevingsgebied.
  • Behoud van erfgoed. Voor woningeigenaren is het vaak aantrekkelijk om te kiezen voor sloop en nieuwbouw in plaats van verbouw. Erfgoed moet behouden blijven voor de toekomst. Dat geldt ook eeuwenoude kerken en borgen die schade hebben geleden onder de gaswinning. In het hele aardbevingsgebied komen gelden beschikbaar om monumenten en oude dorpsaanzichten te behouden.

4.3 Duurzaam onderweg

Mobiliteit brengt mensen bij elkaar en is van belang voor onze economie. Veel vormen van mobiliteit gaan echter ook ten koste van de kwaliteit van onze leefomgeving, onze gezondheid, het klimaat en de verkeersveiligheid. Om Nederland mobiel te houden, moeten we mobiliteit schoner en slimmer maken, duurzame en efficiënte mobiliteit stimuleren en onnodige mobiliteit voorkomen. In de afgelopen periode hebben we noodgedwongen veel meer thuisgewerkt en meer gespreid gereisd. Daaruit blijkt dat het kan. Als we dit na de coronacrisis deels vasthouden, kunnen we met relatief kleine verschuivingen de piekbelastingen op onze infrastructuur verkleinen.

Duurzame mobiliteit

Wij willen meer duurzame mobiliteit. Voor elke reisafstand moet het duurzaamste alternatief ook het aantrekkelijkst zijn. Voor korte afstanden: meer lopen en (elektrisch) fietsen. Voor langere afstanden: openbaar vervoer. We beprijzen het gebruik in plaats van het bezit van een auto en stimuleren duurzame deelmobiliteit. Vrachtvervoer gaat zoveel mogelijk over water of spoor. Vliegverkeer richt zich op internationale reizen die niet over spoor gemaakt kunnen worden.

  • Het nieuwe werken na corona. Er komen nieuwe afspraken met scholen, bedrijven, leasemaatschappijen, provincies en gemeenten over het stimuleren van het gebruik van OV en fiets, over thuiswerken en ‘spitsmijden’, voortbouwend op de ervaringen in coronatijd.
  • Meer wandel- en fietspaden. Een fijnmazig netwerk van (onverharde) wandel- en fietspaden dichtbij draagt bij aan een groene en gezonde leefomgeving die uitnodigt tot beweging. De Rijksoverheid ondersteunt provincies en gemeenten door kennis en goede voorbeelden te verspreiden.
  • Nederland Fietsland. In 2030 willen wij een toename van het fietsgebruik met ten minste 25% ten opzichte van 2020. Het aandeel van de fiets in ritten tot 7,5 km groeit van 35% naar ten minste 45%. Wij investeren in stoplichtvrije fietssnelwegen en het wegwerken van het tekort aan fietsenstallingen bij OV-knooppunten en in binnensteden. Op elk station komen deelfietsen beschikbaar.
  • Deelmobiliteit. We stimuleren het gebruik van zero-emissie deelauto’s. Daarmee verkleinen we de behoefte aan parkeerruimte en versnellen we de verduurzaming van het wagenpark. Het Rijk maakt afspraken met gemeenten over lagere parkeernormen en over mobiliteitshubs in de wijk bij nieuwe woningbouwopgaven.
  • Makkelijk overstappen. We investeren in uitbreiding van P&R-terreinen, waar automobilisten makkelijk kunnen overstappen op OV of fiets. Bij stations investeren we samen met gemeenten in een soepele overstap en in korte loop- en fietsroutes. Op grote stations zoals Leiden Centraal, Eindhoven Centraal en Utrecht Centraal komen hiervoor extra passages en entrees.
  • Schoon en stil op de weg. We maken serieus werk van de doelstelling om vanaf 2030 alleen zero-emissie personenvoertuigen in de showroom toe te staan. Vanaf 2025 mogen alleen elektrische bromfietsen worden verkocht. Er komen meer milieu en zero-emissie zones. Zuinige autobanden (Label A van het bandenlabel) worden vanaf 2023 verplicht. Autobanden (personenauto’s) mogen vanaf deze datum niet meer geluid produceren dan 68 dB(A). Er komen strengere regels voor het recyclen van accu’s.
  • Slimme laadpalen. Om het energienetwerk minder te belasten en zonne- en windenergie optimaal te benutten, wordt het mogelijk dat laadpalen de snelheid van het laden op slimme wijze beïnvloeden. Auto-accu’s kunnen via slimme laadpalen bij een piekvraag ook energie terug leveren. In 2022 worden standaarden hiervoor wettelijk vastgelegd.
  • Kilometerprijs voor personenauto’s. We moeten onze wegen beter benutten. Er komt een kilometerprijs voor personenauto’s met een lage basisprijs per kilometer (om regio’s met beperkte OV-beschikbaarheid te ontzien), aangevuld met een congestieheffing en in de toekomst wellicht een heffing voor vervuilende voertuigen. Bij de invoering worden privacyoverwegingen, fraudegevoeligheid en uitvoerbaarheid meegewogen. Bestaande en geplande tolheffing, zoals bij de Westerscheldetunnel, de Kiltunnel, de Blankenburgverbinding en de verlengde A15, wordt met de invoering van de kilometerprijs geschrapt. We verbeteren de doorstroming door slimme technologie in de auto en in de infrastructuur, waarin we via het Infrafonds investeren. Zo kan de file- en milieudruk in Nederland fors omlaag.
  • Maximumsnelheid = 100. De reductie van de maximumsnelheid naar 100 kilometer per uur is een no-regretmaatregel, die bijdraagt aan een groot aantal beleidsdoelstellingen rond verkeersveiligheid, doorstroming, klimaat, luchtkwaliteit en stikstof. De maximumsnelheid van 100 kilometer per uur gaat daarom ook tussen 19:00 en 07:00 op autosnelwegen gelden. Binnen de bebouwde kom gaat de maximumsnelheid waar passend naar 30 kilometer per uur.
  • Reductie van stikstof in wegverkeer. Het wegvervoer moet ook bijdragen aan de nationale stikstofdoelstellingen. Met maatregelen uit het Klimaatakkoord, gericht op zero-emissies opties, wordt richting 2030 een significante reductie van stikstof-emissies gerealiseerd.
Veel beter openbaar vervoer

In het OV zetten we in op kortere reistijden, meer directe verbindingen en hogere frequenties tegen aantrekkelijke prijzen. De schop moet snel de grond in om te voorkomen dat het openbaar vervoer rond 2030 op meerdere trajecten vastloopt. Het OV wordt ook aantrekkelijker gemaakt voor internationaal reizen.

  • Continuïteit op hoofdrailnet. Vanuit het oogpunt van continuïteit en gezien de focus die nodig is op het oplossen van de grote capaciteitsknelpunten op het spoor steunen we de onderhandse gunning van de nieuwe hoofdrailnetconcessie aan de NS voor de periode 2025-2035. In de nieuwe hoofdrailnetconcessie komen strikte eisen over afstemming van dienstregeling, tariefsysteem en informatieverstrekking tussen het hoofdrailnet en het overige openbaar vervoer. We zijn kritisch tegen verdere decentralisering van verbindingen omdat dit ten koste kan gaan van de samenhang van het hoofdrailnet. Verbindingen kunnen daarom alleen worden gedecentraliseerd als dit aantoonbaar in het belang is van de reiziger (kortere reistijden, hogere frequenties en/of minder overstappen).
  • Noodconcessies. Aanbesteden van nieuwe OV-concessies is door de coronacrisis en de onzekere reizigersprognoses op de korte termijn risicovol en voor vervoerders minder aantrekkelijk. Zo nodig worden mogelijkheden tot uitstel van aanbestedingen van OV-concessies verruimd. Voor de tussenliggende periode wordt gewerkt met noodconcessies.
  • Capaciteitsuitbreiding spoor. De rek is eruit op het spoorwegnet. Op veel plaatsen zijn extra, langere en bredere perrons, extra keersporen, extra opstelterreinen en ongelijkvloerse kruisingen noodzakelijk. Om te zorgen dat intercity’s en sprinters elkaar niet in de weg zitten en de frequentie kan worden verhoogd, wordt 500 kilometer spoor voor 2040 verdubbeld. Ofwel van 1 naar 2 sporen, waaronder de Sallandlijn ZwolleWierden, IJssellijn Deventer-Olst en brug Ravenstein, Leiden-Woerden en Leeuwarden-Feanwâlden, ofwel van 2 naar 4 sporen, waaronder Utrecht-Driebergen, Delft-Schiedam, Breda-Tilburg, Almere Poort-Almere Oostvaarders, Haarlem-Amsterdam en Arnhem-Nijmegen.
  • Innovatie op het spoor. De invoering van het nieuwe beveiligingssysteem ERTMS en de verhoging van de bovenleidingspanning naar 3 kilovolt worden versneld om hogere frequenties en kortere reistijden mogelijk te maken en om klaar te zijn voor een uitbreidend Europees spoornetwerk. Op ten minste 5 trajecten wordt voor 2030 automatisch rijden ingevoerd.
  • Kortere reistijden. Het landelijk gebied biedt de ruimte die de Randstad zoekt. Goede verbindingen en kortere reistijden tussen de Randstad en Noord-, Oost- en Zuid-Nederland zijn dan ook van nationaal belang. Het spoor wordt waar mogelijk stapsgewijs geschikt gemaakt voor hogere snelheden. Ook wordt geïnvesteerd in nieuwe spoorlijnen, zoals de trajecten Breda-Utrecht-Almere, Lelystad-HeerenveenGroningen (Lelylijn), Uden-Boxtel, Groningen-Zernike, Emmen-Veendam (Nedersaksenlijn). De spoorknooppunten Zwolle en Eindhoven worden verbeterd zodat treinen niet onnodig op elkaar hoeven wachten. Er komt een directe treindienst tussen Barneveld en Apeldoorn.
  • Directe verbindingen. Bij een hoge vervoersvraag worden directe verbindingen de norm. De sneltrein keert terug om middelgrote steden beter te ontsluiten en reistijden met intercity’s korter te maken.
  • Sneller reizen over de grens. De verbindingen Groningen-Bremen-Hamburg, Eindhoven-Düsseldorf, Heerlen-Aken en Roosendaal-Antwerpen worden versneld. De Intercity Amsterdam-Brussel wordt versneld door Breda over te slaan, en gaat twee keer zo vaak rijden. Daarnaast komt er een intercitytraject Antwerpen-Breda-Eindhoven-Düsseldorf. Ook wordt Nederland weer aangesloten op het Europese nachttreinennetwerk, zowel in oostelijke als zuidelijke richting.
  • Meer stations. Nieuwe stations worden onder meer geopend in Berkel-Enschot, Staphorst, Veenendaal Zuid, Apeldoorn West, Haarlem West, Zwolle Zuid, Deventer Noord, Hoogkerk, Hattem en Bathmen.
  • Zero-emissie locomotieven. Diesellocomotieven worden uiterlijk in 2030 vervangen door waterstof- of elektrische locomotieven.
  • Investeren in lightrail en busvervoer. Het Rijk gaat bijdragen aan grote regionale OV-projecten met een nationaal belang, zoals het doortrekken van de Noord/Zuidmetrolijn naar Schiphol en Hoofddorp en het afmaken van de metroring Amsterdam voor de ontsluiting van Havenstad. Hiermee komt er op het spoor meer ruimte voor Intercity’s. Nieuwe regionale (light)rail verbindingen, “Bus Rapid Transit”- systemen en snelwegbussen maken de noodzakelijke schaalsprong mogelijk in het OV rond de steden. Wij ondersteunen daarom rijksbijdragen aan projecten zoals de corridors Leiden-Den Haag-Dordrecht, Utrecht-Zeist/Amersfoort, Gouda-Zoetermeer-Scheveningen, Schiedam-Rotterdam Zuid-Kralingse Zoom, HaarlemAmstelveen-Amsterdam Bijlmer en rond Zwolle, Eindhoven, Arnhem, Nijmegen en Maastricht. Vrije busbanen en het gebruik van vluchtstroken zullen, waar nodig, de snelheid en betrouwbaarheid van busvervoer ondersteunen.
  • Auto-afhankelijkheid tegengaan. Wij willen een goed basisvoorzieningenniveau in het OV vanuit een oogpunt van participatiemogelijkheden voor autolozen en tegengaan van auto-afhankelijkheid in het algemeen. Wij streven naar een goede bereikbaarheid van dorpen en wijken per openbaar vervoer. Als een gewone lijnbus niet mogelijk is dan streven wij naar goede alternatieven met behulp van buurtbussen of laagdrempelige vraaggestuurde diensten met gelijk tariefniveau.
  • Transparant over prestaties. Vervoerders worden verplicht cijfers over aantal reizigers, reistijd, punctualiteit, uitval en klanttevredenheid per verbinding te publiceren als open data.
  • Aantrekkelijke prijzen. Het OV wordt in heel Nederland gratis voor meereizende kinderen. Er komen goedkopere abonnementen voor scholieren. De HSL-Zuid toeslag vervalt. In elke regio komen abonnementen die zowel geldig zijn in de trein als in tram/bus/metro. De minimumprijs van NS wordt gelijk aan die van het overig openbaar vervoer. Het dubbel opstaptarief verdwijnt zodat korte reizen goedkoper worden en een overstap tussen verschillende vervoerders de prijs niet meer opdrijft.
  • Reiziger centraal bij betaalmethoden. Reizigers hoeven bij het reizen met de trein alleen aan het begin van de reis in te checken en aan het eind van de reis uit te checken. Dit kan zowel met bankpas, OV-chipkaart als via een app. De reizigersonvriendelijke overstapzuilen verdwijnen uiterlijk in 2022.
  • Lage btw op OV. De ChristenUnie wil een zo veel mogelijk uniform btw-tarief. Eén van de uitzonderingen hierop is het OV. Nederland volgt het voorbeeld van Duitsland en hanteert het lage btw-tarief op binnenlands OV.
Weginfrastructuur beter benutten en goed onderhouden, niet uitbreiden

Een groot deel van onze weginfrastructuur is in de naoorlogse periode aangelegd en nadert het einde van haar (technische) levensduur. Het komende decennium moet daarom in het teken staan van het intensiveren van beheer en onderhoud en het aanpakken van de vervangings- en renovatie-opgave. Dit biedt tegelijkertijd de kans om onze infrastructuur klaar te maken voor slimme toepassingen. Door de weginfrastructuur beter te benutten, hoeft deze niet te worden uitgebreid. We leggen daarom geen nieuwe snelweginfrastructuur meer aan.

  • Veilig verkeer. De ChristenUnie streeft ernaar het aantal verkeersdoden verder te verminderen na de stabilisatie van de afgelopen jaren. De inzet richt zich vooral op het tegengaan van ongelukken met kwetsbare verkeersdeelnemers. Overtredingen binnen de bebouwde kom worden harder aangepakt, stelselmatige overtreders worden strenger gestraft, met name bij zwaardere overtredingen. Er wordt geïnvesteerd in het ontwikkelen van apps, die het mogelijk maken routes met veel scholieren en wegen rond scholen te omzeilen. Naast de snelste of de kortste kan dan ook de veiligste route worden geselecteerd.
  • Geen nieuwe of bredere snelwegen. In steden is er beperkt ruimte voor nog meer auto’s. Daarnaast vragen de stikstofproblematiek en de noodzakelijke verschuiving naar duurzame mobiliteitsvormen om minder autoverkeer. Nu de maximumsnelheid is verlaagd en de coronacrisis heeft laten zien dat meer thuiswerken en meer gespreid reizen echt kan, stoppen we met het aanleggen dan wel verbreden van snelwegen. Projecten in voorbereiding worden heroverwogen, waarbij wel rekening wordt gehouden met al gemaakte bestuurlijke afspraken en aangegane juridische verplichtingen.
  • Investeren in onderhoud, vervanging en renovatie. Grote delen van ons (vaar) wegennet zijn al meer dan vijftig jaar in gebruik. Door veroudering en intensiever gebruik komt het steeds vaker voor dat bruggen, viaducten en sluizen het einde van hun technische levensduur bereiken. Dit maakt onze infrastructuur onbetrouwbaar door toename van storingen en zorgt voor onveilige situaties. De komende jaren wordt daarom flink geïnvesteerd in het wegwerken en voorkomen van achterstallig onderhoud en het vervangen en renoveren van de infrastructuur die aan het einde van haar levensduur komt. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan slim onderhoud met behulp van sensoren. De begroting voor het onderhoud van de rijksinfrastructuur moet structureel sluitend zijn.
  • Infraprojecten zonder emissies. Als bijdrage aan de nationale stikstof- en klimaatdoelstellingen wordt in de uitvoering van infraprojecten ingezet op lagere emissies. Het doel is uiteindelijk zero-emissie. Dit wordt deels door emissienormen en deels door slim aanbesteden (Rijkswaterstaat, ProRail, gemeentes en provincies) bereikt. Voor de verschillende aanbestedende diensten worden hiervoor middelen vrijgemaakt.
Duurzame scheepvaart en goederenvervoer

Ook voor het goederentransport zetten we vol in op verduurzaming door te investeren in vervoer over water en spoor. We streven ernaar dat halverwege deze eeuw alle vormen van goederenvervoer klimaatneutraal en zeroemissie zijn.

  • Vaarwegen bevaarbaar houden. De bevaarbaarheid van de vaarwegen wordt bedreigd, doordat de waterstand te vaak te laag is. Er komt een plan om de vaarwegen in de toekomst bevaarbaar te houden.
  • Investeren in hoge bruggen, brede sluizen, diepe kanalen. Er wordt geïnvesteerd in sluiskolken om de wachttijden te reduceren en het vaarwegennet robuuster te maken. Bij vervanging worden bruggen verhoogd om de vierlaagscontainervaart te faciliteren op de Twentekanalen, de Maas en het Amsterdam-Rijnkanaal. De zeesluis bij Delfzijl wordt verbreed en verlengd zodat dit geen flessenhals meer is in de binnenvaartroute Lemmer-Delfzijl.
  • Verduurzaming scheepvaart. De binnenvaart en andere scheepvaart moeten ook schoner en zuiniger worden. De overheid zorgt voor heldere normen en ondersteunt de sector. Er is hierbij oog voor de positie van zelfstandige binnenvaartondernemers. Samen met gemeentes onderzoekt het Rijk of kortingen op havengelden, fiscale prikkels en het goedkoop aanbieden van walstroom helpen de zee-, cruise- en pleziervaart sneller te vergroenen.
  • Goede ligplaatsen voor de binnenvaart. Het Rijk neemt het initiatief om samen met decentrale overheden en de sector een goed landelijk ligplaatsbeleid te ontwikkelen voor zowel overnachters als schepen die langer (moeten) blijven liggen.
  • Goederenroute spoor Oost-Nederland. Wij zijn voor de realisatie van de Noordtak van de Betuweroute via de Twentekanaallijn (Zutphen-Hengelo) of over een nieuw tracé tussen Zevenaar en Oldenzaal. Zo worden steden en dorpen ontlast, ontstaat rond Rotterdam, Amsterdam en Amersfoort ruimte voor extra reizigerstreinen en kan een snelle intercity gaan rijden tussen Arnhem/Nijmegen en Twente.
  • Kilometerheffing voor vrachtverkeer op alle wegen. De kilometerheffing voor vrachtwagens gaat vanaf 2023 niet alleen gelden op snelwegen en provinciale wegen, maar op alle wegen.
  • Zero-emissie vrachtvervoer over de weg stimuleren. We stimuleren de productie van groene waterstof (eventueel gekoppeld aan wind op zee), met het oog op vrachtververvoer, inclusief zwaar wegtransport. Voor 2025 worden afspraken gemaakt over de aanleg van 35 ‘heavy duty’ waterstoftankstations langs snelwegen die de haven van Rotterdam verbinden met Duitsland en België. Deze afspraken worden onderdeel van een brede transitie-agenda naar zero-emissie goederentransport, waarin ook elektrisch goederentransport aandacht krijgt.
Schonere luchtvaart

Groei van de luchtvaart is geen vanzelfsprekendheid. De overheid moet actief sturen op de omvang van deze meest milieubelastende vorm van transport. De CO2-emissies en de hinder van de luchtvaart moeten naar beneden. De coronacrisis heeft laten zien dat minder vliegen kan. Een mid-week dicht bij huis is echt veel minder milieubelastend dan een korte stedentrip met het vliegtuig. Na de coronacrisis kan worden ingezet op een gecontroleerd herstel van de luchtvaarsector, maar ruim binnen de kwaliteitsgrenzen rond hinder en milieubelasting. De tijd van ongebreidelde groei is definitief voorbij. Het uitgangspunt wordt: zo mogelijk niet reizen, waar dat kan anders reizen (trein) en alleen vliegen als het echt moet.

  • CO2-beprijzing, kerosineaccijns en vliegbelasting. Negatieve externe effecten als overlast en milieuschade moeten in de prijs van vliegtickets worden verdisconteerd. In Europees en internationaal verband maken we meer ambitieuze afspraken over een CO2-prijs voor de luchtvaart, invoering van een kerosineaccijns en btw op vliegtickets. De vliegbelasting wordt enerzijds meer gebaseerd op de daadwerkelijke CO2-belasting, anderzijds komt er een significante opslag voor vluchten tot 1250 km om duurzamer vervoer per trein te stimuleren.
  • Europa met de trein. Wat betreft bereikbaarheid en betaalbaarheid moet het reizen per trein binnen Europa een concurrerend alternatief worden voor het vliegreizen tot minstens 1000 kilometer. Om dit te bereiken moeten Europese fondsen zoals het TEN-T programma gebruikt worden voor het verbeteren van grensoverschrijdende treinverbindingen.
  • Bijmengverplichting alternatieve brandstoffen. Door het grote aandeel van de kerosinekosten in de totale kosten van vliegen, is er al een stevige stimulans voor energiebesparing in de luchtvaart. De stimulans voor vergroening is er nog onvoldoende: de Europese plannen voor CO2-beprijzing van de luchtvaart geven voorlopig onvoldoende prijsprikkels. De geplande bijmengverplichting van bio- en synthetische kerosine wordt per 2023 nationaal ingevoerd als dit Europees niet lukt, om daarmee de productie aan te jagen en bij te dragen aan de vergroening van de luchtvaart.
  • Beperken nachtvluchten. De ruimte voor nachtvluchten op Schiphol wordt beperkt. Regionale luchthavens gaan ’s nachts dicht. We stimuleren de komst van nachttreinen zodat de trein ook voor langere reisafstanden aantrekkelijk wordt.
  • Geen Lelystad Airport. Er gaat definitief een streep door de opening van het nieuwe Lelystad Airport. Het openen van een extra luchthaven voor vakantievluchten past niet bij de noodzaak om minder te vliegen. Eerdere publieke en private investeringen worden gecompenseerd. Er komt een gericht programma om de sociaaleconomische positie van Flevoland en de gemeente Lelystad te verbeteren en een ruimhartige compensatie die tenminste dezelfde economische waarde en hetzelfde arbeidsmarktpotentieel vertegenwoordigt, bijvoorbeeld gericht op betere toegankelijkheid zorg, innovatieve landbouw, spooraftakking Lelylijn naar de haven van Lelystad voor goederenvervoer naar Duitsland, aanleg spoorwegemplacement en de bouw van tenminste 10.000 woningen.
  • Beroepsmogelijkheid voor burgers. Burgers krijgen de gelegenheid om besluiten op luchtvaartgebied aan te vechten bij de bestuursrechter, vergelijkbaar met het beroep tegen een bestemmingsplan. De bestuursrechter moet deze besluiten en de onderliggende stukken (waaronder milieueffectrapportages) volledig kunnen toetsen.
  • Innovatie stimuleren. Technologische ontwikkelingen in de luchtvaart, zoals elektrisch taxiën, elektrisch vliegen en synthetische kerosine, worden gestimuleerd. De milieu- en overlastbesparingen van dergelijke onzekere, toekomstige ontwikkelingen mogen niet nu al ingeboekt worden om groei van het vliegverkeer mogelijk te maken. Wel kunnen opbrengsten van (inter)nationale milieuheffingen deels worden gebruikt voor het stimuleren van de noodzakelijke verduurzaming van de sector.
  • Beperken aantal vliegslots. De coronacrisis heeft laten zien dat de wereld met minder vliegen toe kan. Daarom pleiten we voor het op Europees niveau reduceren van het aantal vliegslots en meer nationale soevereiniteit in het toewijzen ervan. Zo kan op nationaal niveau worden besloten hoe vaak welk vliegverkeer naar welke landen wordt toegestaan.
  • Geen luchthaven op zee. De ChristenUnie is tegen een luchthaven op zee . Een dergelijke luchthaven gaat ten koste van de visserij, scheepvaart en windmolens en neemt de overlast niet weg. De tientallen miljarden die een dergelijke investering vraagt, kunnen beter worden geïnvesteerd in duurzame mobiliteit.

4.4 Naar een kringlooplandbouw

Boeren, tuinders en vissers leveren producten die we dagelijks op ons bord vinden. Vaak zijn het familiebedrijven die, met inzet van veel tijd en veelal tegen te lage prijzen, ons van voedsel voorzien en voor onze omgeving zorgen. Ze dragen bij aan ons prachtige Nederlandse landschap en geven als rentmeesters invulling aan Gods opdracht om de schepping te bewerken en te bewaren. De agrarische sector is een sector op trots op te zijn. En dat zijn wij ook. Tegelijkertijd stellen we vast dat door het landbouwbeleid van de afgelopen decennia het evenwicht tussen intensieve agrarische productie en de draagkracht van de bodem en de natuur ernstig is verstoord. Een teveel aan kunstmest en grotendeels geïmporteerd veevoer resulteert in een niet-grondgebonden landbouw en veehouderij, die in veel regio’s op gespannen voet is komen te staan met het behoud van biodiversiteit en een gezonde bodemkwaliteit. De ChristenUnie vindt dat dit structureel anders moet. We streven naar een meer extensieve landbouwsector, met een kleinere veestapel en minder veevoer van ver. We willen een kringloop van voedingsstoffen en mineralen die op lokaal en regionaal niveau in balans is en niet resulteert in structurele overbemesting van landbouwgrond en depositie van de voedingsstoffen in de natuur. We willen werken aan een sector die duurzaam verbonden is met het landschap en de natuur en oog heeft voor dierenwelzijn. We streven naar een voedingspatroon met meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. We willen dat consumenten zich bewust zijn van wat ze eten, wie dit heeft geproduceerd en op basis daarvan keuzes te maken.

De ChristenUnie beseft daarbij dat deze verandering moet plaatsvinden binnen wet- en regelgeving die grotendeels op Europees niveau wordt bepaald en die volgt op een landbouwbeleid dat decennialang was gericht op schaalvergroting en een hogere ‘opbrengst’ per dier en per hectare. Beleid op basis waarvan grote investeringen zijn gedaan die zich in de sector nog niet altijd hebben terugverdiend. Daarom moeten we voor deze verandering de tijd nemen. De omslag naar een kringlooplandbouw is alleen mogelijk als agrarische ondernemers duurzaam een goede boterham kunnen verdienen. Noodzakelijke randvoorwaarde is een eerlijke prijs voor de producten van het land en het delen van winst in de hele agrarische keten. Het heeft geen zin om de tegenstellingen, bijvoorbeeld tussen de Randstad en het landelijk gebied, uit te vergroten of door intimidatie het gelijk af te dwingen. In plaats daarvan willen we samen met de sector de stippen op de horizon bepalen en afspraken maken over het tijdpad en de stappen daar naartoe.

Een agrarische sector in balans met de omgeving

De ChristenUnie wil verder werken aan een toonaangevende agrarische sector, in balans met zijn omgeving. We hebben aan de ene kant te maken met intensieve veehouderij, die gevoed wordt met grotendeels geïmporteerd krachtvoer, en aan de andere kant met een akkerbouw die gevoed wordt met grote hoeveelheden kunstmest. Dit wordt mede in de hand gewerkt door een tekortschietende Europese mestwetgeving, die het gebruik van kunstmest in plaats van dierlijke mest bevordert. Het structurele overschot aan mest moet kleiner. We maken hierbij onderscheid per regio. In ons beeld zal met name de niet-grondgebonden veehouderij extensiveren, kleiner worden en een kringloop inzetten waarbij geen emissies plaatsvinden en overtollige mest elders wordt gebruikt. We zien boeren steeds vaker de natuurbeheerders worden van waardevol cultuurlandschap; vaak zijn dit de bufferzones rond kwetsbare natuurgebieden. Ze pakken hun rol in het recreatief gebruik van hun land en krijgen hier een passende beloning voor. Door een meer extensief gebruik van landbouwgronden dragen we bij aan het herstel van de bodemkwaliteit, de biodiversiteit in kwetsbare natuur en voorkomen we infecties die van dieren op mensen worden overgedragen (zoönose).

  • Grondgebondenheid als uitgangspunt. We werken de komende 10 tot 15 jaar toe naar een volledig grondgebonden melkveehouderij, die het benodigde ruwvoer op eigen grond of in de directe omgeving produceert. Dit kan op verschillende manieren worden ingevuld, bijvoorbeeld met een combinatie van een maximaal aantal koeien en maximale melkproductie per hectare.
  • Sluit de voedingsstoffenkringloop zo lokaal mogelijk. We streven ernaar dat de akkerbouw, tuinbouw en veehouderij de grondstoffen en reststromen van de voedingsmiddelenindustrie en elkaars voedingsketens gebruiken. Daarbij is het van belang dat de omvang van de verschillende vormen van landbouw goed op elkaar is afgestemd.
  • Mestverwerking voor niet-grondgebonden veehouderij. De intensieve niet-grondgebonden veehouderij, bijvoorbeeld met varkens en pluimvee, heeft een structureel mestoverschot en zal op termijn kleiner worden. Deze bedrijven hebben over het algemeen niet voldoende eigen grond om de kringloop, inclusief alle geproduceerde mest, te sluiten.
  • Verbeter bodemvruchtbaarheid. Een boer die goed voor zijn grond zorgt, is een goede boer. De bodemvruchtbaarheid staat op veel plekken onder druk. De productie en het gebruik van kunstmest dragen bij aan de stikstof-disbalans in de agrarische sector. Het produceren van kunstmest kost ook nog eens veel energie. Daarom streven we ernaar het gebruik van kunstmest in de akkerbouw te vervangen door groenbemesters, dierlijke mest en reststromen als maaisel. Hiermee bevorderen we de samenwerking tussen veehouders en akkerbouwers rond mest. Daarnaast werken we aan aanpassingen van nationale en Europese mestregels, zodat deze dienstbaar worden aan de kringlooplandbouw en betere zorg voor de bodem mogelijk maken.
  • Europese kringlooplandbouw. De komende jaren wordt het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) uitgewerkt in de Green Deal. De ChristenUnie wil daarbij een omslag naar echte kringlooplandbouw op Europees niveau. Het moet aantrekkelijk en lonend worden voor boeren om maatregelen te nemen op het gebied van klimaat, milieu en biodiversiteit. Dat kan bijvoorbeeld door inkomensondersteuning te koppelen aan vergroening, in plaats van het aantal hectares. En ook door hogere Europese importtarieven te heffen op soja, mais en granen, waardoor het gebruik van gras, voedergewassen en gewasresten uit de voedingsindustrie wordt gestimuleerd.
  • Regionale grondbanken. Als boeren besluiten hun bedrijf te stoppen, kan de grond opnieuw met aantrekkelijke pachtvoorwaarden worden uitgegeven via grondbanken. Hierdoor blijft landbouwgrond zoveel mogelijk beschikbaar voor de landbouw, zodat de omslag naar kringlooplandbouw kan worden gemaakt.
  • Circulaire kas. De Nederlandse glastuinbouw wordt gestimuleerd zoveel mogelijk om te schakelen naar een circulair systeem. Een duurzame energievoorziening is daarbij onmisbaar, bijvoorbeeld door gebruik te maken van aardwarmte en restwarmte uit andere sectoren. Ook worden zo efficiënt mogelijk voedselgewassen en sierproducten geteeld zonder emissies naar bodem, water en lucht. CO₂ wordt uit de lucht gehaald of afgevangen door industrie en hergebruikt in de kas.
  • Eiwittransitie. Er is betere samenwerking nodig rond de eiwittransitie van minder dierlijke naar meer plantaardige eiwitten. Dat betekent dat samen met de verwerkende industrie naar mogelijkheden wordt gezocht om de eiwittransitie tot stand te brengen. Initiatieven van de grote verwerkers worden ondersteund, maar ook de vele nieuwe initiatieven van het mkb en startende ondernemers.
  • Verhoging biodiversiteit. Een hoge biodiversiteit is van levensbelang voor de bestuiving van allerlei gewassen, voor een rijk bodemleven, goede bodemvruchtbaarheid en weerbaarheid tegen ziekten en plagen. Afwisseling van grasland, akkerbouwgewassen en landschapselementen is hierbij essentieel. Boeren krijgen een passende beloning als ze biodiversiteitsmaatregelen nemen. We geven verder uitvoering aan het Deltaplan biodiversiteit.
  • Kruiden- en faunarijk grasland. We bevorderen kruiden- en faunarijk grasland en meer ‘plas-dras’ weilanden. Dit komt ook ten goede aan de weidevogelpopulatie.
  • Meer weidegang. We nemen belemmeringen voor weidegang weg. Via kavelruil wordt de verkaveling waar mogelijk verbeterd, zodat beter met spaarzame grond wordt omgegaan.
  • Maximaal aantal geiten en kalveren. We voeren dierrechten in voor geiten en kalveren, zodat het mogelijk wordt een plafond in te stellen voor het houden van deze dieren. Dat voorkomt een verschuiving van de ene (begrensde) sector naar de andere (onbegrensde) sector.
  • Boer als beheerder groene ruimte. In veenweidegebieden en andere specifieke agrarische cultuurlandschappen hebben we boeren nodig als beheerder van de groene ruimte. Deze gronden vormen vaak een bufferzone rond kwetsbare natuurgebieden. De overheid draagt via een beheervergoeding bij aan een redelijk inkomen voor deze ondernemers. Een gediversifieerde bedrijfsvoering, die ook ruimte biedt voor recreatie en andere dubbelfuncties, kan bijdragen aan een gezond businessmodel. De mogelijkheid voor een sociale functie zoals een zorgboerderij, kinderopvang of een dagbesteding wordt gestimuleerd door de overheid door cursussen voor het starten van een extra tak op het agrarisch bedrijf te vergoeden.
  • Alternatieve gewassen en meer rotatie. Monoculturen zijn kwetsbaarder voor ziekten en plagen. We stimuleren boeren om in te zetten op alternatieve gewassen, strokenteelt en rotatie, zodat minder pesticides nodig zijn.
  • Minder gewasbeschermingsmiddelen. Om de chemische gewasbeschermingsmiddelen in ons oppervlaktewater en grondwater te verminderen, worden verplichtende afspraken gemaakt, bij voorkeur in Europa, zodat op dit gebied een gelijk speelveld ontstaat.
  • Klimaatvriendelijke en energiezuinige landbouw. De agrarische sector kan een grote bijdrage leveren aan de klimaat- en energiedoelen, door energiezuinig en klimaatvriendelijk te opereren. Zonne- en windenergie krijgen een plek in het businessmodel op het boerenerf. Ook komt er ruimte om te experimenteren met emissie-reducerende technieken. Veehouders krijgen de ruimte voor innovatieve bronmaatregelen en schone productietechnieken.
  • Opslag van CO2 in bodem. Opslag van CO2 in de bodem wordt financieel beloond, zoals het project ‘Valuta voor veen’ van de Natuur en Milieufederaties, waarbij boeren worden gestimuleerd om door grondwaterpeilverhoging CO2 vast te houden. Dergelijke initiatieven worden door de overheid gesteund en uitgebreid naar heel Nederland.
Een eerlijke boterham voor de agrarische sector

De meeste agrariërs zouden liever een boterham verdienen met 100 melkkoeien en een melkprijs van 40 cent per liter, dan met 400 koeien en een melkprijs van 30 cent. Of met 100 hectare en een aardappelprijs van 25 cent per kilo in plaats van 400 hectare en een aardappelprijs van 10 cent. Voor veel boeren is het het belangrijkste om een stabiel inkomen te hebben, waardering te krijgen, hun beroep vrij uit te kunnen oefenen en hun bedrijf gezond te kunnen overdragen aan de volgende generatie. Continue schaalvergroting en sturen op lage kosten hebben een zeer efficiënte bedrijfstak opgeleverd, maar die niet meer in balans is met de natuurlijke omgeving. De enige manier om deze balans te herstellen, is dat de kosten die daarvoor worden gemaakt, in de prijs van producten worden verdisconteerd en dat de winst eerlijker over de hele keten wordt verdeeld. De ChristenUnie vindt daarbij dat er oog moet zijn voor de vaak grote investeringen die boerenbedrijven, vanwege het gevoerde overheidsbeleid, de afgelopen jaren hebben gedaan en die nog niet (volledig) zijn terugverdiend. Hier past ruimhartige compensatie en ondersteuning op weg naar nieuwe verdienmodellen. De ChristenUnie wil dat er zeker ruimte blijft voor de boeren en tuinders die binnen de maatschappelijke context willen en kunnen ondernemen. We willen dat jonge boeren een familiebedrijf kunnen overnemen dat al generaties lang in de familie is. Daarnaast moet het gemakkelijker worden voor bedrijfsopvolgers van buiten de familie om een bedrijf over te nemen of om een nieuw bedrijf te starten.

  • Faire prijs voor boeren, betere verdeling van winst in de keten. Er komt een fonds, gevoed door supermarkten, dat boeren beloont voor de extra prestaties die zij leveren op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Zoals bij duurzame energie de onrendabele top wordt bekostigd met een heffing en een subsidie, zo wordt een boer beloond met subsidie beloond voor de bovenwettelijke prestaties die hij levert, maar die nu onvoldoende betaald worden, terwijl in de winkel door de heffing zo veel mogelijk de echte prijs van een product wordt betaald.
  • Steun bij omschakeling naar kringlooplandbouw. Agrariërs die willen omschakelen naar kringlooplandbouw maken de eerste jaren vaak veel kosten, die ze niet terugzien in de prijs. Wij willen dat de overheid boeren stimuleert en ondersteunt bij het omschakelen naar een bedrijf met een zo veel mogelijk gesloten kringloop.
  • Afspraken met supermarkten. Supermarkten en andere afzetkanalen hebben een essentiële rol bij de verkoop van streek- en seizoensproducten, het stimuleren van korte ketens en het betalen van een eerlijke prijs. De consument wordt gestimuleerd om lokaal en seizoensgebonden producten te kopen. Dit vraagt een ketenaanpak waarbij bedrijven worden gestimuleerd werk te maken van verduurzaming. Dit wordt vastgelegd via algemeenverbindendverklaringen (AVV’s) of in convenanten.
  • Coöperaties voor nieuwe marktmacht. We stimuleren de oprichting van nieuwe coöperaties waarin boeren en tuinders zich verenigen om samen sterk te staan tegenover machtige inkooporganisaties en supermarkten. Er zijn niet alleen succesvolle voorbeelden uit het verleden, er zijn ook voorbeelden uit deze tijd, zoals gebiedscoöperatie Westerkwartier.
  • Afspraken met banken. Banken zijn als financiers van de agrarische bedrijven van cruciaal belang voor de transitie van de landbouw. Met banken worden afspraken gemaakt over voorwaarden voor (nieuwe) leningen en het omgaan met oude leningen voor investeringen die niet bij de transitie naar een kringlooplandbouw horen.
  • Aandacht voor psychosociale nood. Steeds meer boeren kampen door langdurige onzekerheid en financiële problematiek met psychosociale problemen. We bouwen aan een landelijk netwerk met lokale inbedding waar boeren terecht kunnen met hun verhaal en nood.
  • Laag btw-tarief op gezonde voeding. De ChristenUnie wil een zo veel mogelijk uniform btw-tarief. Eén van de uitzonderingen zijn groente en fruit. Hiervoor geldt het lage btw-tarief. Producten als vlees en zuivel vallen onder het (vernieuwde) reguliere btw-tarief.
  • Werkelijke prijzen in het schap. De werkelijke prijzen worden getoond bij het schap in de supermarkt. Dit draagt bij aan de bewustwording dat de maatschappelijke kosten van dierlijke productie veel hoger zijn dan de prijs, die de consument betaalt. Er komt een landelijke campagne, gericht op alle consumenten, waarin het kopen van lokaal voedsel en korte ketens wordt gepromoot.
  • Meer aandacht voor de jonge boer. In de omslag naar kringlooplandbouw komt de jonge agrarische ondernemer voor veel nieuwe uitdagingen te staan. De overheid ondersteunt jonge boeren door zowel praktische als mentale begeleiding bij bedrijfsovername te vergoeden. Dit geldt ook voor coaching bij verandertrajecten op bedrijf, zoals het starten van een nieuwe bedrijfstak of omschakelen naar biologische productie. Daarnaast blijven goede financiële arrangementen voor jonge boeren die een bedrijf overnemen hard nodig. Boeren die een bedrijf willen overnemen krijgen een tegemoetkoming in de kosten als ze vergroeningsmaatregelen nemen, in de vorm van een startpremie (percentage van de overnamekosten) en een garantieregeling voor een voordelige lening.
  • Grond- en pachtregelingen. We zetten ons in voor grond- en pachtregelingen die de prijzen van agrarische gronden op een aanvaardbaar niveau houden.
  • Import van buiten de Europese Unie. Voedsel dat van buiten de Europese Unie wordt geïmporteerd, moet voldoen aan de eisen van dierenwelzijn, emissies, biodiversiteit en mensenrechten. Dit vereist wetgevende maatregelen op het terrein van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO).
Oog voor dierenwelzijn

Dieren hebben een intrinsieke waarde en horen hun natuurlijk gedrag te kunnen vertonen. Mensen hebben de verantwoordelijkheid en de plicht om op een goede manier met dieren om te gaan, hen te beschermen en de juiste verzorging te geven. Een rechtvaardige zorgt goed voor zijn vee (Spreuken 12:10).

  • Goed toezicht door NVWA. Om de regelgeving rond het slachtproces eenduidiger en transparanter te maken, worden de taken toezicht en keuring van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) gescheiden.
  • Meer bevoegdheden gemeenten. Lokale overheden krijgen meer bevoegdheden op het terrein van dierenwelzijn, zoals de bevoegdheid om evenementen met dieren al dan niet te staan en de bevoegdheid om sneller en effectiever op te treden bij signalen van dierenleed.
  • Houdverbod voor dierenbeulen. Daders van dierenmishandeling krijgen een houdverbod om te voorkomen dat ze opnieuw de fout ingaan.
  • Tegengaan van malafide handel. De handel in dieren moet zorgvuldig verlopen. Malafide handel in dieren op online platforms wordt aangepakt.
  • Herkomst huisdieren. Kopers moeten weten waar hun huisdier vandaan komt. De registratie van de herkomst van dieren wordt verbeterd en identificatie wordt verplicht.
  • Minder transport met kalveren. De import van kalveren wordt beperkt. We maken een einde aan langeafstandstransporten. De maximale duur van transport wordt 8 uur. Dit komt ten goede aan het dierenwelzijn.
  • Minder antibiotica. Het gebruik van antibiotica in de veehouderij wordt in overleg met de verschillende sectoren stapsgewijs verder teruggebracht.
Waardering voor voedsel en eerlijkheid over herkomst en milieu-impact

We hebben voedsel nodig om gezond te zijn en energie te hebben. Juist omdat voedsel zo’n belangrijke bouwsteen is, zou het veel meer moeten gaan over de waardering, gezondheid en duurzaamheid van voedsel. En over de impact die de voedselproductie op onze leefomgeving leeft. In de praktijk kiezen de meeste consumenten voor het goedkoopste product uit het schap. Tegelijkertijd stellen mensen steeds hogere eisen aan hun leefomgeving en aan de wijze waarop boeren werken. Daarom verdient voedsel een andere plaats in het bewustzijn en gedrag van de consument. De overheid kan een nieuwe eetcultuur bevorderen door bij te dragen aan meer lokale, biologische en gezondere producten in de supermarkt, horeca en catering.

  • Naar een nieuwe eetcultuur. Deze tijd vraagt een nieuwe eetcultuur, waarin de waardering voor producten van boeren uit de omgeving en het vakmanschap van de telers centraal staat. De overheid sluit een partnerschap met voedselproducenten, restaurants en lokale gemeenschappen om de nieuwe eetcultuur op de kaart te zetten.
  • Eet lokaal. De overheid ondersteunt regionale strategische plannen waarbij boeren, inwoners, gemeenten en provincies samenwerken om de voedselvoorziening meer regionaal in korte ketens te organiseren. Het doel is dat mensen 30% van hun voedsel uit hun eigen leefomgeving halen.
  • Voedselverspilling tegengaan. Het verspillen van voedsel wordt drastisch teruggedrongen. Goede kwaliteitsproducten worden niet meer weggegooid als ze wat te klein zijn, een afwijkende vorm of een andere kleur hebben. Ook worden er stappen gezet om verspilling door consumenten en horeca tegen te gaan. Voedselverliezen in het productieproces worden tot het minimum beperkt, reststromen worden hergebruikt als veevoer.
  • Regionale voedselmarkten. We stimuleren het oprichten van regionale voedselmarkten, met gebiedscoöperaties die het voedsel rechtstreeks van boeren naar inwoners brengen.
  • Vermelding herkomst voedsel. Op alle voedsel wordt vermeld waar het vandaan komt, zodat de consument kan kiezen voor lokaal voedsel en de boer een eerlijke prijs ontvangt.
  • Van brood tot borrel, duurzaam die hap. Maaltijden in kantines bij publieke organisaties worden 100% duurzaam en zo lokaal mogelijk.
  • Biologisch keurmerk op de kaart. Er komt een campagne om het biologisch keurmerk bekender en herkenbaarder te maken. Hierdoor worden consumenten zich meer bewust van wat biologische productie inhoudt en dat zij voor biologisch kunnen kiezen.
  • Verbinding tussen school, voedsel en natuur. Elke basisschoolklas krijgt de gelegenheid om een (circulaire) boerderij te bezoeken, een schooltuin aan te leggen of een excursie naar een natuurgebied te maken. Zo kunnen leren kinderen wat gezond voedsel is, hoe dat duurzaam kan worden geproduceerd en wat voor impact voedsel heeft. Bovendien kan dit behulpzaam zijn bij het onderwijs over duurzaamheid en klimaatverandering in het algemeen en specifieke onderwerpen als vegetarisme en recycling. Een mooi voorbeeld van deze vorm van onderwijs is de natuur- en duurzaamheidseducatie in Groningen, en in tal van andere gemeenten.
Duurzame toekomst voor Nederlandse visserij

De visserij in Nederland kent een lange economische en culturele traditie die voor veel regio’s en gemeenschappen van levensbelang is. Vissers staan dicht bij de natuur, zijn onderdeel van het ecosysteem op zee en hebben passie voor hun werk. De visserijsector staat voor grote uitdagingen door knellende Europese regels, het sluiten van visgronden voor natuurgebieden of de bouw van windmolenparken en de dreiging dat hen de toegang wordt ontzegd tot de Britse wateren. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden knokt de Nederlandse overheid voor een langetermijnperspectief voor vissers. Daarbij is een goede balans nodig tussen natuur en visserij. De visserij is van groot belang voor het leveren van gezond voedsel en is zeer innovatief, juist ook op het gebied van duurzaam vissen. Dit wil de ChristenUnie blijven stimuleren. Visserijbedrijven moeten genoeg kunnen verdienen om te blijven investeren in hun bedrijf en in ecologische doelen.

  • Duurzaam Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Nederland streeft naar een duurzaam Gemeenschappelijk Visserijbeleid, met aandacht voor innovatie, verduurzaming, gezonde visstanden en een eerlijke boterham.
  • Consumptie uit eigen wateren. We willen consumptie van gezonde (bijvangst) visproducten uit eigen wateren stimuleren. De overheid helpt bij het opzetten van een duurzaam en bekend viskeurmerk.
  • Duurzame pulskorvisserij. De ChristenUnie blijft groot voorstander van de pulskorvisserij. Hierbij wordt vis met kleine stroompjes opgeschrikt van de bodem. Deze Nederlandse innovatie draagt bij aan verduurzaming door een lager energieverbruik, minder verstoring van de zeebodem en selectiever vissen.
  • CO2-neutrale vloot. De doelstellingen van de Nederlandse vloot om CO2-neutraal te produceren en circulair te ondernemen is een voorbeeld voor de visserij in heel Europa. Nieuwbouwsubsidies moeten helpen om tot een CO2-neutrale vloot te komen.
  • Aanlandplicht. De aanlandplicht waarbij alle gevangen vis van gequoteerde soorten aan land moet worden gebracht, moet flexibel blijven. Dit houdt in dat soorten met een grote overlevingskans of soorten waarop selectief vissen bijna onmogelijk is, worden teruggegooid.
  • Maritiem onderwijs. Nederland is koploper in visserij-innovatie en ook koploper in maritiem onderwijs. Dit willen we zo houden. Daarom is het noodzakelijk om te investeren in educatie over de werking van het ecosysteem, veiligheidsaspecten en innovatieve visserijtechnieken.
  • Visserij bij bouwen op zee. Bij de planning van windmolenparken en andere activiteiten op zee wordt rekening gehouden met de belangen van de visserij. Meervoudig ruimtegebruik heeft de voorkeur, waar mogelijk worden rijke visgronden ontzien, waar het niet anders kan is compensatie (vanuit ontwikkelaars en Rijk) de regel.
  • Eerlijke stoppersregeling. Voor visserijbedrijven die willen stoppen, komt er een stoppersregeling.

5. Internationale vrede en gerechtigheid

Onze wereld is kwetsbaar. En onder die kwetsbaarheid hebben veel mensen wereldwijd te lijden. De wereldbevolking groeit door, terwijl natuurlijke hulpbronnen uitgeput raken. Overal ter wereld worden landen en mensen direct of indirect geraakt door dezelfde problemen: klimaatverandering, honger en armoede, ongelijkheid, regionale conflicthaarden, vluchtelingenstromen. Dat vraagt om meer samenwerking over grenzen heen. Dankzij de globalisering en het internet zijn mensen wereldwijd economisch, technologisch en cultureel met elkaar verbonden. Toch leidt dit niet tot meer vrede en solidariteit. Integendeel, leiders van machtige landen als China, Rusland en de VS stellen het eigen belang voorop en schuiven internationale verdragen en instituties opzij. Ook grote bedrijven komen niet verder dan goede voornemens en wachten op politiek leiderschap. Geloofsvervolging neemt helaas nog steeds toe in de wereld. Het doet pijn om mensen te zien lijden om hun geloof. We weten ons diep verbonden met hen.

We leven in een gebroken wereld, met veel onrecht. Daar willen we onze ogen niet voor sluiten. Met de voordelen die Nederland heeft van de internationale handel, hebben we ook de verantwoordelijkheid gekregen om mensen in nood te helpen, om duurzame en inclusieve economische ontwikkeling in de wereld te stimuleren, om de internationale rechtsorde te bevorderen en om internationale verdragen na te leven. Zo maken we onze (economische) macht en invloed dienstbaar aan internationale gerechtigheid. De ChristenUnie maakt zich er sterk voor dat Nederland de waarden van gerechtigheid, menselijke waardigheid en geloofsvrijheid wereldwijd uitdraagt. We willen dat Nederland inzet op goede samenwerking binnen de internationale rechtsorde en binnen een duurzaam multilateraal stelsel. We willen dat ons land bijdraagt aan krachtige Europese samenwerking, zodat we samen met andere Europese landen een sterke morele stem in de wereld kunnen laten klinken.

5.1 Internationaal werken aan vrede, gerechtigheid en menselijke waardigheid

Er is meer samenhang nodig in het buitenlandbeleid. Belangrijk is dat doelstellingen, maatregelen en instrumenten elkaar niet beconcurreren of afzwakken, maar op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Dus: investeren in zowel defensie als ontwikkelingssamenwerking. Investeren in humane opvang van migranten én in het wegnemen van de oorzaken van migratie. Geen handel- of migratiedeals die een loopje nemen met de mensenrechten. Geen belastingdeals die ontwikkelingslanden inkomsten kosten waar geen ontwikkelingssamenwerking ooit tegenop kan. Het buitenlandbeleid draagt bij aan het behalen van de Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

Bevorderen van mensenrechten en de internationale rechtsorde

Nederland moet zich blijven inzetten voor het versterken, verbeteren en beschermen van de internationale rechtsorde en multilaterale fora zoals de EU, de Raad van Europa, de OVSE en VN. In ons buitenlandbeleid blijven we het naleven van mensenrechten, onder meer vastgelegd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, benadrukken en straffeloosheid bestrijden – ook in deze internationale instellingen. Zowel de burgerlijke en politieke mensenrechten als de sociale, economische, culturele en collectieve mensenrechten zijn belangrijk. Want de bescherming van mensenrechten is voorwaarde voor een goed functionerende democratische rechtsstaat.

  • Stoplichtsysteem voor mensenrechten. Het is scheef wanneer de overheid deelneemt aan handelsmissies en investeringen faciliteert in landen waar mensenrechten en godsdienstvrijheid ernstig worden geschonden. Wij willen een stoplichtsysteem, zodat de mensenrechtensituatie altijd wordt betrokken bij missies of handelsdeals. Bijvoorbeeld door een ontmoeting met lokale ngo’s tijdens een missie, een mensenrechtenparagraaf in de overeenkomst, het afschalen van de regeringsvertegenwoordiging of het heroverwegen van afspraken.
  • Gezant godsdienstvrijheid. Geloofsvrijheid is een van de pijlers van onze vrije samenleving, maar die vrijheid staat wereldwijd steeds meer onder druk. Het bevorderen van geloofsvrijheid moet een hoofdthema in ons buitenlandbeleid zijn. Er komt een permanent mandaat voor de speciaal gezant voor godsdienstvrijheid, in Nederland en de EU.
  • Diplomatieke afvaardiging. Nederland stuurt geen afvaardiging op hoog diplomatiek niveau naar grote sportevenementen in landen waar grove mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Ook sportbonden worden opgeroepen om een rol van betekenis te vervullen, bijvoorbeeld door sporters af te laten zien van deelname.
  • Den Haag internationale hoofdstad van vrede en recht. De positie van Den Haag als internationale hoofdstad van vrede, recht en veiligheid wordt versterkt. Nederland is een goed gastland voor het Internationaal Gerechtshof en bouwt aan coalities om deze steun te vergroten.
  • Orde op zaken in de Raad van Europa. Nederland zet zich in voor herstel van het gezag van de Raad van Europa. De Raad, waarvan 47 landen deel uitmaken, is in potentie een belangrijk forum voor samenwerking op het terrein van mensenrechten en de rechtsstaat. Bij goed functioneren is het een plaats waar Nederland met landen als Turkije kan spreken over de naleving van mensenrechten. Het is zaak dat binnen de Raad orde op zaken wordt gesteld en wordt afgerekend met politieke spelletjes, schandalen en corruptie.
  • Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Nederland ziet binnen de Raad van Europa toe op de versterking van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het naleven van zijn uitspraken. Nederland is daar zelf ook op aanspreekbaar.
  • Massavernietigingswapens. In bondgenootschappelijk verband wordt gestreefd naar de beperking van kernwapens wereldwijd, ook binnen Europa. Doel is om tot afspraken te komen over wederzijdse ontwapening door de kernwapenmachten. Nederland ondertekent het nieuwe Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons en voldoet aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen.
  • Gerechtigheid aanslag MH17. Allen die verantwoordelijk zijn voor het neerhalen van de MH17 moeten worden berecht. De ChristenUnie steunt de procedure tot staatsaansprakelijkheid van Rusland.
  • Erkenning Armeense genocide. De ChristenUnie wil dat het nieuwe kabinet de Armeense genocide erkent en dringt er, in EU-verband, ook bij Turkije op aan om de Armeense genocide te erkennen, als begin van de verzoening tussen de Armeense en Turkse volken. Bij erkenning van de Armeens genocide gaat het ook over de Assyriërs/Arameeërs en de Pontische Grieken die het slachtoffer zijn geworden van deze genocide. Turkije dient zich te onthouden van inmenging in Nagorno-Karabach. Nederland steunt Armeense hulpprojecten ten behoeve van oorlogsslachtoffers en -nabestaanden, waarbij die van de Armeense diaspora in Nederland in het bijzonder.
  • Opkomen voor Oeigoeren. In China worden Oeigoeren systematisch opgesloten in ‘heropvoedingskampen’. Er komen berichten naar buiten over martelingen, sterilisaties en andere gruwelijkheden. Nederland blijft aandacht vragen voor het hartverscheurende lot van minderheden in China. Dat geldt ook voor de discriminatie en onderdrukking in andere Chinese regio’s waar veel etnische minderheden wonen, zoals Tibet.
  • Het lot van de Rohingya. De situatie van de Rohingya-minderheid in Myanmar vraagt eveneens blijvende aandacht. Nederland draagt bij aan pogingen om de verantwoordelijke militaire gezaghebbers wegens misdrijven te berechten onder internationaal recht.
  • Verbonden met Suriname. Nederland zet zich in om de relatie met Suriname te verbeteren. De betrekkingen met Suriname staan in het teken van het goed functioneren van de parlementaire democratie, de eerbiediging van de internationale samenwerking en de mensenrechten en het wederzijds benutten van economische kansen.
  • Molukkers en Papoea’s. Als voormalige koloniale macht rust op Nederland een bijzondere verplichting jegens het lot van de Molukkers in eigen land. Dat geldt ook voor de bescherming van de rechten van de bevolking van Papoea.
  • Steun aan de oppositie in Wit-Rusland. Nederland steunt de oppositie in Wit-Rusland, die een einde probeert te maken aan de laatste dictatuur van Europa. Europese sancties worden voortgezet zolang er geen verandering in de situatie komt.
  • Aandacht voor Zuid-Azië. De ChristenUnie wil dat het volgende kabinet zich uitspreekt over, en inzet tegen, het onrecht dat minderheden in Zuid-Azië wordt aangedaan. Bovendien is deze regio het hartland van arbeidsuitbuiting en moderne slavernij in brede zin.
Rechtvaardige vrede in het Midden-Oosten

Christenen weten zich op bijbelse gronden met het Joodse volk verbonden. De staat Israël, één van de weinige democratieën in het Midden-Oosten, is voor Joden de laatste hoop op een veilige plek in een wereld waarin het giftige antisemitisme onuitroeibaar blijkt. Gelet hierop en op de instabiliteit van Israëls buurlanden, staat de ChristenUnie voor politieke steun aan de staat Israël, met inachtneming van internationale rechtsbeginselen. De Nederlandse ambassade wordt gevestigd in Jeruzalem, de ongedeelde hoofdstad van de staat Israël. We houden hoop op verzoening tussen Israël en de Palestijnen. Kleinschalige verzoeningsprojecten laten op een prachtige manier zien hoe Israëliërs en Palestijnen elkaar écht kunnen ontmoeten en samenleven. Hoopvol zijn ook de verbeterde betrekkingen tussen Israël en enkele Arabische landen in de regio. Ondanks deze lichtpuntjes doet het pijn om te zien dat het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen op een dood spoor is geraakt. Een vredesregeling kan pas standhouden met veilige en erkende grenzen voor Israël en de erkenning van de Palestijnse aspiraties om tot een eigen staat te komen. Vrede komt alleen in zicht als Israël in het nederzettingenbeleid oog heeft voor de belangen van de Palestijnen en als de Palestijnen de staat Israël zonder voorwaarden vooraf accepteren en erkennen. Inwoners van de Palestijnse gebieden hebben recht op een menswaardig bestaan. Israël moet de bewegingsvrijheid voor de inwoners van de Palestijnse gebieden en het economische verkeer bevorderen. De Palestijnse Autoriteit dient de democratische waarden en mensenrechten te bevorderen, waaronder godsdienstvrijheid voor christenen. Ook dient zij corruptie en terrorisme te bestrijden.

  • Verzoening en samenwerking van onderop. Om vrede ‘van onderop’ te bevorderen, investeren we in verzoeningsprojecten, economische en humanitaire samenwerking en een duurzame water- en energievoorziening. Processen van vrede, verzoening en samenwerking worden gestimuleerd en niet met boycots gefrustreerd. Er gaat geen Nederlands belastinggeld naar organisaties die een (economische) boycot van Israël nastreven. Er kan geen sprake zijn van eenzijdige labeling van Israëlische producten. • Toezicht op hulpgelden. Hulpgelden aan de Palestijnse Autoriteit moeten ten goede komen aan de Palestijnse burgers. Directe financiële hulp aan de Palestijnse Autoriteit wordt gestopt als deze wordt aangewend voor zaken die het vredesproces belemmeren, zoals het belonen van veroordeelde Palestijnse terroristen en het verheerlijken van terreurdaden.
  • Economische en academische samenwerking. We bevorderen economisch en academische samenwerking tussen Nederland en Israël.
Dienstbaar in Europa

De Europese Unie zorgt al decennialang voor vrede in ons continent. De interne markt heeft een grote welvaartsstijging opgeleverd. We zijn gewend geraakt aan de praktische voordelen: voor hetzelfde tarief bellen vanaf ons vakantieadres en overal betrouwbaar voedsel en producten in de winkels. Daarom heeft Nederland veel belang bij goede samenwerking binnen de EU. Die samenwerking is allereerst van belang om grensoverschrijdende problemen aan te pakken zoals klimaat, biodiversiteit, grensoverschrijdende criminaliteit en migratie. Europese samenwerking is ook van belang om de invloed van belangrijke gedeelde waarden wereldwijd te versterken. De ChristenUnie wil dat Nederland en Europa opkomen voor menselijke waardigheid, solidariteit en de democratische rechtsstaat in de wereld, en bijvoorbeeld heel concreet voor de privacy van burgers in een digitale revolutie die vooral wordt gedreven door niet-Europese techbedrijven. Er is echter wel werk aan de Europese winkel. De ChristenUnie is kritisch op de houding van sommige EU-lidstaten ten aanzien van de naleving van Europese afspraken, zowel wat betreft de onafhankelijke rechtspraak en de persvrijheid als wat betreft de begrotingsdiscipline en economische hervormingen. Het uitblijven van acties op die gebieden zet de Europese solidariteit onder druk. Ook zijn we kritisch op de Europese Unie op onderdelen waar het een neoliberaal project blijkt dat vooral grote bedrijven en de hogere middenklassen ten goede komt. Als de interne markt leidt tot uitbuiting van arbeidsmigranten tegen zo laag mogelijke kosten is dat niet in lijn met sociale gerechtigheid. Kritisch zijn wij ten slotte ook omdat de EU voor veel burgers een ver-van-mijn-bed-show blijft. De transparantie en democratische legitimatie van de Europese Unie moeten beter. De ChristenUnie wil een einde maken aan besluitvorming waarbij zowel het Europees Parlement als nationale parlementen het nakijken hebben.

  • Meer Europese samenwerking. De ChristenUnie wil meer Europese samenwerking op de grote, grensoverschrijdende uitdagingen van onze tijd: klimaatverandering, migratiebeleid, een eerlijke (digitale) economie en geopolitiek beleid. Er komt een verdragswijziging om deze samenwerking vast te leggen en daarbinnen een heldere competentieverdeling af te spreken.
  • Sterker Europees leiderschap. Europa staat voor complexe vraagstukken: de geostrategische assertiviteit van Rusland en China, de fragiliteit van staten aan de oost- en zuidgrenzen van Europa en oude bondgenootschappen die steeds minder vanzelfsprekend worden. Europa lijkt aan de zijlijn te staan en moet zijn morele stem hervinden. De ChristenUnie is voorstander van het invoeren van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid betreffende het Europese buitenlands beleid, bijvoorbeeld als het gaat om mensenrechten, sancties en civiele missies. Dan kan Europa met meer snelheid en daadkracht reageren op gebeurtenissen in de wereld. Ook kan één land niet langer Europese sancties blokkeren, zoals recent gebeurde bij de besluitvorming over sancties tegen Wit-Rusland. Over militaire missies blijven lidstaten altijd zelf besluiten.
  • Heldere uitgangspunten bij verdragswijziging. Als verdragswijzigingen worden voorgesteld dan moeten deze 1) de legitimiteit van EU-besluitvorming versterken, en 2) bijdragen aan de concrete aanpak van grensoverschrijdende uitdagingen.
  • Tweederde meerderheid bij wijzigingen in de verdeling van bevoegdheden. Bij wijziging van het verdrag betreffende de Europese Unie besluit ons nationale parlement met twee derde meerderheid.
  • Betere nationale controle. Ons parlementaire stelsel is onvoldoende afgesteld op de intensieve Europese samenwerking die is ontstaan. De nationale parlementaire controle op Europese besluitvormingsprocessen schiet daardoor tekort. De bevoegdheden en afspraken over de controle van Europese besluitvorming worden vastgelegd in een Europawet. Er komt een gezamenlijke Europacommissie, samengesteld uit leden van de Eerste en Tweede Kamer, die tot taak heeft de regering in Europa intensiever te controleren.
  • Versterking democratische legitimatie, Europees en nationaal. De democratische legitimatie van Europese besluitvorming moet beter. Dit is voorwaarde voor voldoende draagvlak voor de Europese Unie. De ChristenUnie wil daarom een versterking van de democratische legitimatie van Europese regelgeving, zowel decentraal, nationaal als Europees. Het uitgangspunt is dat Europa een samenwerking is van nationale lidstaten. Hierbij geldt het subsidiariteitsbeginsel: overheidstaken worden op het laagste niveau uitgevoerd waar dit goed en efficiënt mogelijk is. Deze vorm van subsidiariteit vereist dat democratische vertegenwoordiging op alle niveaus afdoende geborgd moet zijn.
  • Stoppen met Straatsburg. Het Europees Parlement vergadert alleen nog in Brussel.
  • Hervorming van fondsen. Europese structuurfondsen en onderzoeksprogramma’s moeten zoveel mogelijk als investeringsbudget worden gezien. Ze financieren grensoverschrijdende investeringen of investeringen met een duidelijke Europese meerwaarde, zoals transportcorridors, onderzoek en energienetwerken.
  • Bescherming van de rechtsstaat. Het is goed dat de EU over politieke, juridische en financiële instrumenten beschikt om de rechtsstaat te beschermen. Nederland trekt hierin op met gelijkgestemde landen en steunt voorwaardelijkheid van financiële fondsen om de rechtsstaat te beschermen. Onafhankelijke rechtsspraak is geen interne aangelegenheid van een staat, maar een algemeen basisprincipe in het recht. Het is de centrale pijler onder de strijd tegen corruptie.
  • Sancties bij bedreiging rechtsstaat. De ChristenUnie wil dat de Europese Raad met een vier vijfde meerderheid kan beslissen tot het sanctiemechanisme van artikel 7. Er komt een versnelde procedure voor inbreukprocedures die betrekking hebben op de rechtsstaat.
  • Samenwerken voor strategische autonomie. De coronacrisis laat zien hoe afhankelijk we zijn van een land als China als het gaat om de productie van essentiële producten, zoals medische hulpmiddelen, en hoe kwetsbaar ons dat maakt. Er is een Europese strategie nodig om als lidstaten samen onafhankelijker te worden. Bijvoorbeeld door cruciale productieketens beter te spreiden over verschillende landen of productieketens deels terug te halen naar Europa. Ook als het gaat om energie moet de EU haar afhankelijkheid van externe leveranciers verminderen. Hierbij zijn de verduurzaming en vergroening van de Europese Energie Unie van groot belang. Wat ons betreft stoppen we met de aanleg van Nordstream 2 (Duits-Russische gaspijpleiding).
  • Investeren in belangrijke buren. De EU werkt toe naar een goede relatie met het Verenigd Koninkrijk, die tevens recht doet aan de verhoudingen met Noorwegen en Zwitserland. Als het Verenigd Koninkrijk toegang tot de interne markt wil blijven houden, zal het land moeten blijven voldoen aan de hoge standaarden die ook gelden voor de lidstaten van de EU.
  • Geen lidmaatschap Turkije. De toetredingsonderhandelingen met Turkije worden gestaakt. In plaats daarvan onderhandelt de EU met Turkije over een geprivilegieerd partnerschap. Deze onderhandelingen zijn aan voorwaarden verbonden, zoals een functionerende rechtsstaat en democratie.
Hoe verder met de euro?

Naar Italië op vakantie en dan met euro’s kunnen betalen, lekker makkelijk. Exporteren naar Spanje en importeren uit Frankrijk zonder koerswisselrisico’s, heel prettig. Geïntegreerde kapitaalmarkten en de euro als wereldwijde sleutelmunt, van strategische waarde. Zo maar een paar voordelen die de euro ons heeft gebracht. En toch heeft de ChristenUnie de introductie van de Europese gemeenschappelijke munt en vooral de toetreding van enkele Zuid-Europese landen tot deze muntunie altijd gezien als ongelukkige besluiten in de geschiedenis van de Europese samenwerking. Ongelukkige besluiten die tot de dag van vandaag - en zeker straks na de coronacrisis - tot grote spanningen leiden tussen lidstaten en tot divergentie van economieën, alle beloftes en doelstellingen ten aanzien van economische convergentie ten spijt. Het laatste decennium is er heel veel tijd en energie gaan zitten in het met kunst en vliegwerk overeind houden van de euro en de eurozone, terwijl die tijd en energie had moeten worden gestoken in hechtere en intensievere samenwerking op terreinen als klimaat, migratie en de aanpak van belastingontwijking. Tegelijkertijd geldt: gedane zaken nemen geen keer. We kunnen de eurozone niet zonder grote schade ongedaan maken. Zo lang Duitsland in de eurozone zit, zit Nederland er ook in. Punt.

Dat neemt niet weg dat de ChristenUnie zich grote zorgen maakt over de houdbaarheid van de huidige eurozone op lange termijn. Ten eerste, omdat de economieën van Noord en Zuid eerder verder uit elkaar groeien dan naar elkaar toe, enerzijds doordat de euro voor Noord-Europa te goedkoop is en voor Zuid-Europa te duur en anderzijds doordat hiermee samenhangend exportoverschotten uit landen als Nederland en Duitsland structureel te groot dreigen te blijven. Ten tweede, omdat er verschillende visies zullen blijven op wat verstandig begrotingsbeleid is - hoewel er in de coronacrisis veel sneller overeenstemming was dan tijdens de kredietcrisis.

Deze verschillende visies zullen de euro(zone) politiek onder spanning blijven zetten. Ten derde, als er al politieke overeenstemming is over sociaaleconomische hervormingen tussen en in lidstaten, dan moeten de bevolkingen van die lidstaten ook nog mee willen. Getuige de protesten in Zuid-Europese landen, denk aan de Franse gele hesjes, is dat geen sinecure. Het is natuurlijk het goed recht van een volk om bijvoorbeeld zijn eigen pensioenleeftijd te bepalen, maar dit democratische recht verhoudt zich slecht met een economische en monetaire unie met één munt. Waarom zou de Nederlandse belastingbetalers akkoord moeten gaan met het gireren van geld naar EU-lidstaten met bijvoorbeeld een veel lagere pensioenleeftijd? De ChristenUnie hecht zeer aan Europese solidariteit. Dat kan in een economische en monetaire unie echter nooit zonder wederkerigheid. Het kan zo zijn dat een lidstaat als Italië op den duur de eurozone verlaat. Er kan zelfs een moment komen dat de vraag op tafel ligt of de gemeenschappelijke munt opgegeven moet worden om de Europese Unie te behouden. Dat zullen wij nooit eenzijdig bepleiten of beslissen. Maar wel geldt dat de samenwerking in de Europese Unie ons te lief is om die op het spel te laten zetten door de euro(zone).

  • Geen koppeling tussen EU en EMU. De ChristenUnie wil dat de automatische koppeling tussen de Europese Monetaire Unie en de EU, die nu in de Verdragen is opgenomen, wordt losgelaten.
  • Gedwongen exit-optie én schuldkwijtschelding. Wij zijn er voorstander van dat een land dat stelselmatig niet voldoet aan de criteria voor de gemeenschappelijke munt uit de eurozone kan worden gezet. Daarbij blijven we een helpende hand reiken, in de vorm van een economisch herstelprogramma, inclusief schuldverlichting én blijvend lidmaatschap van de EU. Ook krijgt het land desgewenst uitzicht op hernieuwde toetreding tot de eurozone in de toekomst, mits duurzaam aan de criteria kan worden voldaan. Institutioneel moet dit alles goed worden ingebed om domino-effecten bij uittreding te beperken.
  • Begrotingsregels moderniseren en handhaven. We bepleiten de instelling van een onafhankelijke Europese handhavingsautoriteit mét (sanctie-)bevoegdheden, die daadwerkelijk worden uitgevoerd.
  • Solidair, maar geen eurobonds. In tijden van nood willen we bij uitstek solidair zijn binnen de Europese Unie. Dit betekent dat de ChristenUnie door corona zwaar getroffen regio’s ruimhartig wil bijstaan. Toch mag dit geen aanleiding zijn om de door sommigen lang gekoesterde wens voor eurobonds te vervullen en daarmee een volgende stap richting federalisering te zetten. Solidair zijn en gul geven is iets anders dan het belonen van slechte begrotingsdiscipline.
  • Van bankenunie naar kapitaalmarktunie. De komst van het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM) en toezicht op Europees niveau helpen voorkomen dat banken en nationale overheden elkaar meetrekken in een neerwaartse spiraal, zoals tijdens de kredietcrisis gebeurde. Het resolutiemechanisme helpt daarnaast te voorkomen dat banken, als het mis gaat, moeten worden gered met belastinggeld. Het is nu zaak de bankenunie af te ronden en werk te maken van de kapitaalmarktunie, die overheden bijvoorbeeld kan helpen om geld op te halen voor de transitie naar een duurzame economie, met green bonds.
  • Stoppen met opkopen van schulden en negatieve rentes. Het opkopen van schulden door de Europese Centrale Bank (ECB) is van een crisisinstrument verworden tot een regulier monetair instrument. Logisch wanneer wordt beseft dat het ECB-beleid wordt gedomineerd door ‘schuldenlanden’. Wij willen dat de ECB daarmee stopt en zich richt op zijn kerntaak: het bewaken van de prijsstabiliteit. Daarbij moet niet koste wat kost de inflatie ‘net onder, maar dichtbij’ de 2% worden gehouden. Dat heeft geleid tot onverantwoorde kunstgrepen als negatieve rentes. Dit is onverantwoord voor bijvoorbeeld pensioenen en de woningmarkt. Al jaren is de inflatie in de eurozone duidelijk lager dan 2%. Dat is geen enkel probleem. Beter is om voortaan met een bandbreedte te werken van bijvoorbeeld 1 à 2% op middellange termijn.
Eerlijke buitenlandse handel

De handel met het buitenland is belangrijk voor Nederland. Hiervoor zijn duidelijke en eerlijke handelsregels nodig. Gelet op de handelsoorlog tussen de VS en China is het belangrijk dat de EU zich blijft inzetten voor eerlijke handelsverdragen: inclusieve handelsverdragen die leiden tot duurzame groei, ook in ontwikkelingslanden. Zonder goede afspraken zorgt vrijhandel voor verliezers, door concurrentie op het gebied van milieu, dierenwelzijn, voedselveiligheid, privacy en arbeidsrechten. Op die manier kunnen lokale economische sectoren in ontwikkelingslanden weg worden geconcurreerd door goedkope import vanuit de EU. En binnen de EU kunnen bedrijven met een duurzaam bedrijfsmodel de dupe worden van meer vrije handel zonder goede afspraken.

  • Europese standaarden als norm. Standaarden die binnen de EU gelden op het gebied van volksgezondheid, dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieu, privacy en de positie van werknemers moeten ook gelden voor producten die door de EU worden geïmporteerd. Het gaat hierbij zowel om product- als productiestandaarden.
  • Geen speciale arbitrage voor multinationals. Multinationals mogen geen exclusieve juridische rechten krijgen ten opzichte van burgers en mkb-bedrijven. Dus geen afzonderlijke juridische arbitrage voor multinationals.
  • Geen handelsverdrag met Mercosur. Er komt geen vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Mercosur (Brazilië, Argentinië, Uruguay en Paraguay).
  • Monitoring effect vrijhandelsakkoorden. Monitoring van de effecten van vrijhandelsakkoorden voor ontwikkelingslanden is cruciaal om te waarborgen dat vrijhandel duurzame en inclusieve ontwikkeling stimuleert. Hiertoe dient een robuust monitoringsmechanisme te worden opgebouwd, dat directe belanghebbenden de mogelijkheid tot inspraak biedt.
  • Eerlijke belastingen. Belastingontwijking leidt tot sociale onrechtvaardigheid. Belasting hoort te worden betaald waar winst en inkomen worden verkregen. De ChristenUnie wil dat Nederland meer doet om belastingontwijking tegen te gaan, ook in eigen land. Bedrijven moeten openbaar maken waar zij belasting betalen. Dit geldt ook voor buitenlandse bedrijven die in Europa opereren, met de nadruk op multinationals.
  • Transparant over belastingverdragen. Belastingverdragen dienen eerlijk en transparant gesloten te worden.
  • Maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er dient wetgeving te komen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) om uitbuiting, slavernij en milieuschade tegen te gaan in de productieketens. Verplichtende gepaste zorgvuldigheid (mandatory human rights and environmental due diligence) is hierbij het uitgangspunt, waarbij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights leidend zijn. Deze verplichtende wetgeving komt er op nationaal en op EU niveau.
  • Geen exportkredietverzekering fossiele industrie. Bedrijven die een exportkredietverzekering willen afsluiten, moeten voldoen aan IMVO-normen. De beschikbaarheid van exportkredietverzekeringen voor de fossiele energie worden beperkt.
  • Wapens zijn geen exportproduct. Nederland beperkt zijn wapenexport tot bondgenoten en zet zich in voor het beperken van de internationale wapenhandel, te beginnen door EU-lidstaten.
Investeren in noodhulp en ontwikkelingssamenwerking

Wereldwijd leven er veel mensen in extreme armoede. Ontwikkelingssamenwerking moet bijdragen aan meer gelijke kansen en perspectief, vooral voor mensen met een beperking, vrouwen, jongeren en etnische of religieuze minderheden. Het is belangrijk dat gemeenschappen weerbaar zijn tegen schokken, zoals natuurrampen, conflicten of pandemieën. Hiervoor moeten de basisvoorwaarden op orde zijn, zoals een sterke (democratische) rechtsstaat, goede voedselvoorziening, schoon drinkwater, medische zorg, een sociaal vangnet en voldoende en goed werk. De Nederlandse inzet houdt niet op bij voldoende investeren in een budget voor ontwikkelingssamenwerking, belangrijk is ook dat onze belastingregels en handelssystemen niet nadelig zijn voor de positie van ontwikkelingslanden.

  • Meer geld voor ontwikkelingssamenwerking. Nederland geeft 0,7% van het bruto nationaal inkomen (BNI) uit aan ontwikkelingssamenwerking, in navolging van internationale afspraken. Dit percentage omvat geen uitgaven die bedoeld zijn voor het stimuleren van Nederlandse export en de opvang van asielzoekers in Nederland. In Europees verband is de ChristenUnie alert op dat ontwikkelingsfondsen niet worden aangewend voor militaire uitgaven.
  • Prioriteit voor de armste landen. De ChristenUnie wil dat 50% van het ontwikkelingsbudget wordt besteed aan verbetering van de leefomstandigheden in landen met de meeste armoede en achterstanden, met speciale aandacht voor de meest gemarginaliseerde groepen, zoals mensen met een beperking. De ChristenUnie wil een duurzaam commitment van tien jaar voor deze landen.
  • Noodhulp en wederopbouw. Noodhulp wordt waar mogelijk gekoppeld aan duurzame wederopbouw. De ChristenUnie pleit daarom voor een langdurig commitment nadat de eerste nood is gelenigd, door het voortzetten van de structurele meerjarenfinanciering van de Dutch Relief Alliance (DRA).
  • Maatschappelijk middenveld. Minstens een derde van het ontwikkelingsbudget wordt besteed via maatschappelijke organisaties, met de nadruk op het versterken van maatschappelijk middenveld in de ontwikkelingslanden. Om Nederlandse organisaties niet te afhankelijk te maken van de overheid en om het draagvlak in de Nederlandse maatschappij te versterken, geldt het uitgangspunt dat organisaties 50% particuliere, anders dan door een overheid verkregen, middelen inzetten.
  • Investeren in gezondheid en weerbaarheid. In veel arme landen staat de ontwikkeling van de gezondheidszorg nog in de kinderschoenen en is de toegang tot de meer geavanceerde zorg alleen weggelegd voor hen die daar het geld voor hebben. De ChristenUnie wil meer investeringen in gezondheidssystemen, bijvoorbeeld via de WHO of Global Finance Facility (GFF) en Global Vaccine Alliance (GAVI).
  • Verbetering gezondheidszorg. Nederland zet in op de verbetering van de gezondheidszorg, in het bijzonder voor vrouwen, jongeren en kinderen. Bij kennisoverdracht en voorlichting, preventie van ongewenste zwangerschappen, seksueel overdraagbare aandoeningen en goede, toegankelijke moeder-kind zorg wordt rekening gehouden met de sociale, culturele en religieuze perspectieven en de context van de lokale gemeenschap.
  • Klimaatverandering en adaptatie. Er komt een eerlijke verdeling van internationale klimaatfinanciering. Er is naast focus op de mitigatie van klimaatverandering ook aandacht voor adaptatie, de weerbaarheid van mensen en land om met veranderende klimaatomstandigheden om te gaan. Ontbossing, milieuvervuiling en mensenrechtenschendingen van bijvoorbeeld milieuactivisten en natuurbeschermers worden tegengegaan. Milieuactivisten en natuurbeschermers moeten veilig hun werk kunnen doen. Daarom zet Nederland zich speciaal in voor conservation en behoud van natuur en de inheemse en lokale bevolking.
  • Geweld tegen vrouwen en kinderen. Wereldwijd vindt er veel (seksueel) geweld tegen vrouwen en kinderen plaats. Nederland moet zich blijven inspannen om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld tegen te gaan – in het bijzonder vrouwenbesnijdenis, kindhuwelijken en (online) seksuele uitbuiting. Nederland ondersteunt hiertoe maatschappelijke organisaties en initiatieven zoals ‘Girls not Brides’.
  • Perspectief voor jongeren. Veel jongeren groeien op zonder perspectief op een menswaardig bestaan en toekomst. Daarom blijft de ChristenUnie zich inzetten voor onderwijs en werkgelegenheid, met name voor meisjes, in die landen waar de toekomst voor jongeren onzeker is. Naast een hernieuwde focus op basisonderwijs zetten we in op verdere uitbreiding van het Skills & Jobs programma, met speciale aandacht voor praktijkonderwijs.
  • Tegen kinderarbeid. Kinderrechten worden versterkt door de bestrijding van kinderarbeid/ slavernij. Nederland investeert in child labour free zones en sociale vangnetten voor weeskinderen.
  • Investeren in lokale ondernemers. Lokaal ondernemerschap en werkgelegenheid worden versterkt door een omvorming van het Dutch Good Growth Fund: minder nadruk op export, meer nadruk op inclusieve en duurzame economische ontwikkeling (circulaire economie), ondersteuning van mkb-ondernemers en ondersteuning door maatschappelijke organisaties.
  • Meer expertise over ontwikkelingssamenwerking. Er komt naast de diplomatieke opleiding van ambtenaren een speciaal opleidingstraject om specifieke expertise te verwerven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Dit zorgt voor een evenwichtig personeelsbestand en expertise op de juiste dossiers. In de opleidingen moet aandacht zijn voor de rol van religie in de samenlevingen.
  • Sterke rechtsstaat en democratie. Nederland zet zich, met gelijkgezinde landen, wereldwijd in voor het bevorderen van democratie en rechtsstaat. Nederland blijft zich inzetten voor de ruimte voor het maatschappelijk middenveld, het tegengaan van wet- en regelgeving die deze ruimte inperkt, het ondersteunen van onafhankelijke media en pers, en het beschermen van mensenrechtenverdedigers.
Defensie

Leven in vrijheid is een groot goed, maar geen vanzelfsprekendheid. Zeker niet in een turbulente, globaliserende wereld waarin we worden geconfronteerd met nieuwe dreigingen en veranderende geopolitieke krachtsverhoudingen. De mannen en vrouwen van defensie staan klaar voor onze veiligheid en zijn bereid daarvoor hun leven te geven. Zij verdienen ons grote respect, en ook hun thuisfront. Dat respect moet zich mede vertalen in betere zorg voor militairen, een betere beloning, het tegengaan van uitstroom en goede geestelijke zorg. De Nederlandse krijgsmacht is door bezuinigingen én veelvuldige inzet in bondgenootschappelijk verband, op dit moment onvoldoende in staat zijn grondwettelijke taken naar behoren te vervullen: bescherming van het grondgebied en bevordering van de internationale rechtsorde. Om de krijgsmacht op orde te krijgen, zijn forse investeringen nodig. Tegelijkertijd dient de krijgsmacht zo te worden ingericht dat hij nieuwe en toekomstige dreigingen, zoals cyber- en hybride oorlogsvoering, het hoofd kan bieden. De ChristenUnie staat voor een krijgsmacht die Nederland in bondgenootschappelijk verband kan verdedigen en een bijdrage levert aan vrede en veiligheid elders. Kortom, een krijgsmacht die kan beschermen, stabiliseren en interveniëren. Tegen de achtergrond van de toenemende en complexe dreigingen, is samenwerking in NAVO- en EU-verband cruciaal voor onze veiligheid. Ook bij forse investeringen is de Nederlandse krijgsmacht zonder bondgenoten niet in staat zijn grondwettelijke taken uit te voeren. Gelet op de verschuivende geopolitieke verhoudingen en de heroriëntatie van de VS wordt het belang van militaire samenwerking in EU-verband steeds groter. Dat geldt des te meer vanwege de dreiging die uitgaat van de gordel van instabiliteit aan de zuidflank van Europa, het MiddenOosten en Rusland. We staan dus open voor verdere Europese defensiesamenwerking, zowel binnen de EU, als bilateraal. Daarbij moet zoveel mogelijk synergie worden gezocht tussen de defensie-inspanningen in EU- en NAVO-verband.

  • Meer defensie-uitgaven. De ChristenUnie wil dat de defensie-uitgaven de komende jaren toegroeien naar het Europese gemiddelde van 1,5% van het bruto binnenlands product (BBP). Om op termijn te voldoen aan de 2% norm van de NAVO wordt een meerjarenplan opgesteld.
  • Beter loon voor militairen. De investering die de ChristenUnie doet in defensie komt ook ten goede aan de verbetering van het salarisgebouw van militairen.
  • Goede veteranenzorg. Militairen en hun omgeving brengen persoonlijke offers. De samenleving heeft de plicht om te zorgen voor goede ondersteuning van militairen, hun thuisfront en veteranen. Dit komt tot uiting in een goed personeelsbeleid en goede veteranenzorg/ -beleid. De nazorg voor uitgezonden militairen valt niet onder het budget van Defensie, maar van VWS: de zorg voor hen gaat ons allen aan en is van groot belang.
  • Geestelijke verzorging. De ChristenUnie spant zich in voor het behoud van goede geestelijke verzorging voor militairen, omdat zij belast zijn met het hanteren van dodelijke wapens en keuzes over gebruik van geweld. Geestelijke verzorging is niet alleen van belang vanuit het oogpunt van (na)zorg voor militairen, maar ook onderdeel van de ethische en morele vorming voor militairen.
  • Investeren in basisgereedheid en unieke taken. De afgelopen kabinetsperiode is er eindelijk weer geïnvesteerd in Defensie. Maar er is nog steeds werk aan de winkel om de basisgereedheid van onze krijgsmacht weer op orde te krijgen. Daarnaast zet Nederland bij verdere investeringen in op schaarse en hoogtechnologische capaciteiten, om op te kunnen treden tegen dreigingen vanuit het cyberdomein en hybride dreigingen. Daarmee beschikt de krijgsmacht over unieke schaarse capaciteiten die het verschil maken bij bondgenootschappelijk optreden. Deze specialisatie mag niet ten koste gaan van de grondwettelijke hoofdtaken en van het vermogen tot nationale bijstand, om op te treden bij crises, aanslagen en calamiteiten.
  • Investeren in cyberveiligheid. Cyberveiligheid is essentieel om Nederland te beschermen tegen diefstal van militaire technologie, spionage en het hacken van vitale infrastructuur (zoals waterkering) en wapensystemen. Nederland is goed in cyberveiligheid. Om dit zo te houden, is een forse investering vereist in het Cyber Defensie Commando en in nauwe samenwerking met de private sector om de technologische ontwikkelingen op de voet te volgen.
  • Heldere uitgangspunten bij missies. Aan de inzet van de krijgsmacht ten behoeve van missies ligt een adequaat volkenrechtelijk mandaat ten grondslag. Voor de ChristenUnie is een kernvraag in de besluitvorming over deelname aan internationale missies hoe deze kan bijdragen aan vrede, veiligheid en herstel van de rechtsorde. De principes van de rechtvaardige oorlog moeten worden hooggehouden – ook bij mogelijk gebruik van autonome wapens.
  • Voorkom militarisering van veiligheid. Veiligheid wordt niet slechts bereikt met militaire middelen. Internationale inzet van de krijgsmacht gebeurt binnen een doordachte geïntegreerde benadering, in nauwe samenwerking met Buitenlandse Zaken, Justitie en Ontwikkelingssamenwerking. Uitgangspunt is een lange termijn commitment met specifieke aandacht voor (weder)opbouw en conflictpreventie en civiel-militaire samenwerking.
  • Geen private defensie. De ChristenUnie is beducht voor commerciële belangen in het veiligheidsdomein. Er zijn steeds meer private actoren actief in het veiligheidsdomein, bijvoorbeeld bij de beveiliging van koopvaardijschepen. Wij vinden het belangrijk dat overheden aanspreekbaar blijven en het alleenrecht houden op de inzet van het geweldsinstrument.
  • Europees hoofdkwartier. De kracht van de Europese Unie ligt in civiele missies. Nederland moet deelname aan civiele EU-missies voor politie en justitie aantrekkelijker maken. Voor het uitvoeren van gezamenlijke militaire operaties moet het EU-militair hoofdkwartier verder worden versterkt, in nauwe samenhang met zijn civiele tegenhanger. Nederland draagt bij aan voldoende bemensing van zowel het civiele als militaire hoofdkwartier.
  • Europees Defensiefonds. In Europees verband investeren in materiaal is kostenefficiënt en bevordert de interoperabiliteit. (Nationale) industriële defensiebelangen mogen niet leidend zijn in de prioritering van defensie-uitgaven. Het politiek toezicht op het Europees Defensiefonds moet worden verbeterd.
  • Solidaire financiering EU-operaties. EU-militaire operaties en missies vragen een meer doelmatige en solidaire financiering. We steunen het voorstel voor een apart intergouvernementeel Europees budget voor gezamenlijke EU-militaire operaties en support voor missies van de VN en Afrikaanse Unie. Parlementaire controle op dit fonds moet worden gewaarborgd.
  • VN-Vredesmissies. De ChristenUnie ziet meerwaarde in VN-vredesmissies. Het bewaken van vredesprocessen draagt bij aan vrede en veiligheid wereldwijd. Te vaak wordt dit werk echter belemmerd door onvoldoende training en gebrekkig materieel voor de deelnemende militairen. Nederland zet zich daarom in VN-verband in voor het vergroten van de effectiviteit van VN-vredesmissies.

5.2 Caribisch deel van het Koninkrijk

Aruba, Curaçao en Sint Maarten

Het zijn heftige jaren voor het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Na de verwoestende orkaan Irma en de crisis in Venezuela, volgde de coronacrisis. In de prachtige landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn de problemen helaas groot. De al bestaande problemen van armoede, hoge werkloosheid, financiële tekorten en criminaliteit zijn nog meer voelbaar en zichtbaar geworden. Toerisme is de belangrijkste bron van inkomsten en economische activiteit, en juist dat is grotendeels weggevallen. Wederzijdse verbondenheid in het Koninkrijk betekent dat landen elkaar bijstaan, met respect voor de eigen taal, cultuur en tradities, en blijven investeren in wederzijds vertrouwen en invoelingsvermogen. De koloniale band en het slavernijverleden laten tot op de dag van vandaag hun pijnlijke sporen na. Dat moet erkend worden en een plek houden in het onderlinge gesprek. Het waken over de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur blijven zaken die het Koninkrijk aangaan.

  • Ruimhartige ondersteuning landen. Aruba, Curaçao en Sint Maarten krijgen tijdens de coronacrisis onvoorwaardelijke voedselhulp en medische ondersteuning. Daarnaast wordt met een lange termijn agenda gewerkt aan herstel van de werkgelegenheid, de economie en een duurzame financiële overheidshuishouding. Daarnaast wordt er extra aandacht besteed en expertise gedeeld met betrekking tot kwetsbare gezinssituaties, waarbij mogelijk sprake is van huiselijk geweld, (seksueel) misbruik en andere bedreigingen voor de ontwikkeling van kinderen.
  • Strijd tegen zware criminaliteit en ondermijning. De versterking van de rechtshandhaving wordt voortgezet, het Europees deel en het Caribisch deel van het Koninkrijk werken hierbij nauw samen. Zware criminaliteit en drugs-, mensenhandel- en gokmaffiapraktijken worden aangepakt. Daarbij wordt de continuïteit van ervaring en kennis in de landen gewaarborgd. Dus niet te snelle personele wisselingen van uitgezonden functionarissen uit Nederland.
  • Stimuleren ondernemerschap lokale bevolking. We willen minder lokale belemmeringen om een eigen bedrijf te starten. Hiervoor wordt de expertise van internationale organisaties binnen de regio benut.
Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn bijzondere gemeenten: ‘openbare lichamen’. Zij heten Caribisch Nederland. Samen met Aruba, Curaçao en Sint Maarten vormen zij het Caribisch deel van het Koninkrijk. De omstandigheden van de bevolking op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn verschillend, maar de leefomstandigheden, het vertrouwen en de perspectieven van de bevolking zijn nog niet overal en voor iedereen voldoende verbeterd. De kosten van levensonderhoud zijn hoog en het sociaal minimum is nog steeds niet passend. De ChristenUnie zet zich in voor een warme band met Caribisch Nederland: vanuit verbondenheid en met een dienende houding. De ChristenUnie wil duurzame verbetering met oog voor de eigenheid en cultuur van de BES-eilanden. De basis is gelijkwaardigheid en respect voor elkaar.

  • Bestrijding armoede. Sociale voorzieningen op de BES-eilanden worden op peil gebracht. De focus ligt op verbetering van de situatie voor kinderen en voor ouderen.
  • Sociaal minimum. De minimumnormen voor sociale zekerheid worden vastgesteld en aangehouden als sociaal minimum, zodat de eerste levensbehoeften kunnen worden betaald.
  • Ondersteuning alleenstaande moeders. Veel kinderen groeien op in armoede en worden geconfronteerd met huiselijk geweld. De zorg is gebrekkig en voor gehandicapte kinderen bestaan geen voorzieningen. De ondersteuning van alleenstaande moeders en de uitkeringen worden op het juiste niveau gebracht.
  • Inzet op leefstijlpreventie en sport. Op de eilanden is het niet altijd eenvoudig gezond te eten of te bewegen. De afgelopen jaren is extra geïnvesteerd in een gezonde leefstijl zoals gezonde schoollunches en sportfaciliteiten, deze activiteiten gaan de komende jaren door.
  • Investeren in onderwijs. Investeren in onderwijs is onverminderd nodig om kinderen een toekomstperspectief te bieden en de vicieuze cirkel van armoede te doorbreken. Het onderwijs moet zo worden ingericht dat de jongeren zijn toegerust om de overstap te maken naar universiteiten in de omliggende landen, zoals de VS of Nederland.
  • Investeren in coöperaties en vrijwilligerswerk. We stimuleren de mogelijkheden rond coöperaties en gaan extra inzetten op ondersteuning van inwoners die zich willen inzetten op het gebied van duurzaamheid, het opzetten van vrijwilligerswerk organisaties en ondersteunen van mantelzorgers.
  • Aanmoedigen terugkeer goed opgeleide jongeren. Om een duurzame toekomst voor de eilanden te realiseren, is een nieuwe generatie nodig van goed opgeleide eilanders die het eiland besturen. Veel jonge eilanders vertrekken naar het buitenland voor vervolgopleidingen en keren niet terug, een ‘brain drain’ voor de eilanden. Genoeg banen, groeimogelijkheid en de afschaffing van het leenstelsel maken terugkeer meer aantrekkelijk.